Vervoeging van het Duitse werkwoord vertreiben ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord vertreiben (verdrijven, verjagen) is onregelmatig. De basisvormen zijn ... vertreibt, ... vertrieb en ... vertrieben hat. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ei - ie - ie. Het hulpwerkwoord van vertreiben is "haben". Het voorvoegsel ver- van vertreiben is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord vertreiben beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor vertreiben. Je kunt niet alleen vertreiben vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen ☆

Video

B2 · onregelmatig · haben · onlosmakelijk

vertreiben

... vertreibt · ... vertrieb · ... vertrieben hat

Verandering van de stamklinker ei - ie - ie

expel, dislodge, displace, drive away, market, sell, banish, cast out, chase, clear out, deport, dispel, disperse, dispossess, distribute, distribute goods, drive off, eject, exile, expel (from), fend off, fray, frighten away, oust, put off, repulse, see off, shoo, turn out, unhorse, drive out, offer, run off

[Fachsprache] jemanden, etwas dazu zwingen, einen Ort zu verlassen; etwas zum Verkauf anbieten; verjagen, verkaufen, verbannen, zum Teufel jagen

(acc., dat., aus+D, von+D)

» Er vertreibt Betten. He sells beds.

Werbung ausblenden

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van vertreiben

Tegenwoordige tijd

...	ich	vertreib(e)⁵
...	du	vertreibst
...	er	vertreibt
...	wir	vertreiben
...	ihr	vertreibt
...	sie	vertreiben

Onvoltooid verleden tijd

...	ich	vertrieb
...	du	vertriebst
...	er	vertrieb
...	wir	vertrieben
...	ihr	vertriebt
...	sie	vertrieben

Imperatief

-
vertreib(e)⁵	(du)
-
vertreiben	wir
vertreibt	(ihr)
vertreiben	Sie

Konjunktief I

...	ich	vertreibe
...	du	vertreibest
...	er	vertreibe
...	wir	vertreiben
...	ihr	vertreibet
...	sie	vertreiben

Konjunktief II

...	ich	vertriebe
...	du	vertriebest
...	er	vertriebe
...	wir	vertrieben
...	ihr	vertriebet
...	sie	vertrieben

Infinitief

vertreiben

zu vertreiben

Deelwoord

vertreibend

vertrieben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

indicatief

Het werkwoord vertreiben vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd

Tegenwoordige tijd

...	ich	vertreib(e)⁵
...	du	vertreibst
...	er	vertreibt
...	wir	vertreiben
...	ihr	vertreibt
...	sie	vertreiben

Onvoltooid verleden tijd

...	ich	vertrieb
...	du	vertriebst
...	er	vertrieb
...	wir	vertrieben
...	ihr	vertriebt
...	sie	vertrieben

Perfectum

...	ich	vertrieben	habe
...	du	vertrieben	hast
...	er	vertrieben	hat
...	wir	vertrieben	haben
...	ihr	vertrieben	habt
...	sie	vertrieben	haben

Volt. verl. tijd

...	ich	vertrieben	hatte
...	du	vertrieben	hattest
...	er	vertrieben	hatte
...	wir	vertrieben	hatten
...	ihr	vertrieben	hattet
...	sie	vertrieben	hatten

Toekomende tijd I

...	ich	vertreiben	werde
...	du	vertreiben	wirst
...	er	vertreiben	wird
...	wir	vertreiben	werden
...	ihr	vertreiben	werdet
...	sie	vertreiben	werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

...	ich	vertrieben	haben	werde
...	du	vertrieben	haben	wirst
...	er	vertrieben	haben	wird
...	wir	vertrieben	haben	werden
...	ihr	vertrieben	haben	werdet
...	sie	vertrieben	haben	werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Er vertreibt Betten.
Man vertrieb mich.
Krieg vertreibt viele Menschen.

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord vertreiben in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.

Konjunktief I

...	ich	vertreibe
...	du	vertreibest
...	er	vertreibe
...	wir	vertreiben
...	ihr	vertreibet
...	sie	vertreiben

Konjunktief II

...	ich	vertriebe
...	du	vertriebest
...	er	vertriebe
...	wir	vertrieben
...	ihr	vertriebet
...	sie	vertrieben

Voltooid Konj.

...	ich	vertrieben	habe
...	du	vertrieben	habest
...	er	vertrieben	habe
...	wir	vertrieben	haben
...	ihr	vertrieben	habet
...	sie	vertrieben	haben

Konj. volt. verl. t.

...	ich	vertrieben	hätte
...	du	vertrieben	hättest
...	er	vertrieben	hätte
...	wir	vertrieben	hätten
...	ihr	vertrieben	hättet
...	sie	vertrieben	hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

...	ich	vertreiben	werde
...	du	vertreiben	werdest
...	er	vertreiben	werde
...	wir	vertreiben	werden
...	ihr	vertreiben	werdet
...	sie	vertreiben	werden

Toek. volt. aanw.

...	ich	vertrieben	haben	werde
...	du	vertrieben	haben	werdest
...	er	vertrieben	haben	werde
...	wir	vertrieben	haben	werden
...	ihr	vertrieben	haben	werdet
...	sie	vertrieben	haben	werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.

Conjunctief II

...	ich	vertreiben	würde
...	du	vertreiben	würdest
...	er	vertreiben	würde
...	wir	vertreiben	würden
...	ihr	vertreiben	würdet
...	sie	vertreiben	würden

Verleden cond.

...	ich	vertrieben	haben	würde
...	du	vertrieben	haben	würdest
...	er	vertrieben	haben	würde
...	wir	vertrieben	haben	würden
...	ihr	vertrieben	haben	würdet
...	sie	vertrieben	haben	würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord vertreiben

Tegenwoordige tijd

vertreib(e)⁵	(du)
vertreiben	wir
vertreibt	(ihr)
vertreiben	Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor vertreiben

Infinitief I

vertreiben

zu vertreiben

Infinitief II

vertrieben haben

vertrieben zu haben

Tegenwoordig deelwoord

vertreibend

Participle II

vertrieben

Ich bin vertrieben worden.
Gefahr wird nicht ohne Gefahr vertrieben .
Hat sie etwas, um Kopfschmerzen zu vertreiben ?

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor vertreiben

Er vertreibt Betten.
He sells beds.
Man vertrieb mich.
They drove me away.
Ich bin vertrieben worden.
I've been evicted.
Krieg vertreibt viele Menschen.
War drives away many people.
Eine Freude vertreibt hundert Sorgen.
One joy drives away a hundred worries.
Gefahr wird nicht ohne Gefahr vertrieben .
Danger is not driven away without danger.
Wer singt, der vertreibt seine Schmerzen.
Whoever sings drives away their pain.

Voorbeelden

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse vertreiben

vertreiben

expel, dislodge, displace, drive away, market, sell, banish, cast out

выгонять, изгнать, изгонять, прогонять, продавать, выгнать, гнать, отгонять

expulsar, vender, ahuyentar, comercializar, desalojar, desterrar, distribuir, echar

chasser, expulser, distribuer, commercialiser, déloger, déplacer, effaroucher, endormir

kovmak, sürmek, satmak, atmak, defetmek, püskürtmek

expelir, expulsar, vender, afugentar, desalojar, enxotar, escorraçar, espantar

espellere, scacciare, vendere, bandire, cacciare, commercializzare, dissipare, dissolvere

alunga, distribui, evacua, izgoni, vinde

elűz, kiűz, árusít, elhajt, elkerget, elmulaszt, eloszt, elzavar

rozprowadzać, sprzedawać, rozprowadzić, wyganiać, wygnać, wypędzać, wypędzić, wysiedlać

διώχνω, περνώ, πουλώ, απομάκρυνση, εκδίωξη, προώθηση

verdrijven, verjagen, distribueren, handelen in, verkopen, wegdrijven, aanbieden, verkoop

vyhnat, prodávat, prodávatdat, vyhánět, vyháněthnat, vypuzovat, vypuzovatpudit, nabízet

fördriva, sälja, distribuera, jaga bort, driva bort

sælge, afsætte, fordrive, forjage, forvise, udvise

追い出す, 追放する, 吹き飛ばす, 売る, 販売する

expulsar, forçar a marxar, vendre

häätää, karkottaa, karkoittaa, myydä, poistaa

fordrive, forvise, jage bort, selge, tilby, utvise

kanporatu, salmenta

proterati, otjerati, prodavati

истерување, продажба, протерување

izgnati, odgnati, ponuditi

predať, vyhnať, vytlačiť

nuditi, otjerati, prodavati, progoniti

izgnati, prodavati, protjerati

вигнати, виселити, продавати

изгонвам, предлагам, прогонвам, продавам

выгнаць, прадаваць

לגרש، להגר، למכור

طرد، أمضى، شرد، صرف، وزع، بيع

تعبید کردن، فراری دادن، اخراج، رانده شدن، فروش

فروخت کرنا، نکالنا، باہر کرنا

vertreiben in dict.cc

Vertalingen

Doe mee

Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.

Inloggen

Alle helden

Definities

Betekenissen en synoniemen van vertreiben

[Fachsprache] jemanden, etwas dazu zwingen, einen Ort zu verlassen, etwas zum Verkauf anbieten, verjagen, verkaufen, verbannen, zum Teufel jagen
[Fachsprache] jemanden, etwas dazu zwingen, einen Ort zu verlassen, etwas zum Verkauf anbieten, verjagen, verkaufen, verbannen, zum Teufel jagen
[Fachsprache] jemanden, etwas dazu zwingen, einen Ort zu verlassen, etwas zum Verkauf anbieten, verjagen, verkaufen, verbannen, zum Teufel jagen

vertreiben in openthesaurus.de

Betekenissen Synoniemen

Voorzetsels

Voorzetsels voor vertreiben

jemand/etwas vertreibt aus etwas
jemand/etwas vertreibt jemanden aus etwas
jemand/etwas vertreibt jemanden von etwas
jemand/etwas vertreibt jemanden/etwas aus etwas

Toepassingen Voorzetsels

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Duitse werkwoord vertreiben vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord vertreiben

De vervoeging van het werkwoord vertreiben wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord vertreiben is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... vertreibt - ... vertrieb - ... vertrieben hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary vertreiben en op vertreiben in de Duden.

vertreiben vervoeging

	Tegenwoordige tijd	Onvoltooid verleden tijd	Conjunctief I	Conjunctief II	Imperatief
ich	... vertreib(e)	... vertrieb	... vertreibe	... vertriebe	-
du	... vertreibst	... vertriebst	... vertreibest	... vertriebest	vertreib(e)
er	... vertreibt	... vertrieb	... vertreibe	... vertriebe	-
wir	... vertreiben	... vertrieben	... vertreiben	... vertrieben	vertreiben
ihr	... vertreibt	... vertriebt	... vertreibet	... vertriebet	vertreibt
sie	... vertreiben	... vertrieben	... vertreiben	... vertrieben	vertreiben

indicatief Actief

Tegenwoordige tijd: ... ich vertreib(e), ... du vertreibst, ... er vertreibt, ... wir vertreiben, ... ihr vertreibt, ... sie vertreiben
Onvoltooid verleden tijd: ... ich vertrieb, ... du vertriebst, ... er vertrieb, ... wir vertrieben, ... ihr vertriebt, ... sie vertrieben
Perfectum: ... ich vertrieben habe, ... du vertrieben hast, ... er vertrieben hat, ... wir vertrieben haben, ... ihr vertrieben habt, ... sie vertrieben haben
Voltooid verleden tijd: ... ich vertrieben hatte, ... du vertrieben hattest, ... er vertrieben hatte, ... wir vertrieben hatten, ... ihr vertrieben hattet, ... sie vertrieben hatten
Toekomende tijd I: ... ich vertreiben werde, ... du vertreiben wirst, ... er vertreiben wird, ... wir vertreiben werden, ... ihr vertreiben werdet, ... sie vertreiben werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich vertrieben haben werde, ... du vertrieben haben wirst, ... er vertrieben haben wird, ... wir vertrieben haben werden, ... ihr vertrieben haben werdet, ... sie vertrieben haben werden

Conjunctief Actief

Tegenwoordige tijd: ... ich vertreibe, ... du vertreibest, ... er vertreibe, ... wir vertreiben, ... ihr vertreibet, ... sie vertreiben
Onvoltooid verleden tijd: ... ich vertriebe, ... du vertriebest, ... er vertriebe, ... wir vertrieben, ... ihr vertriebet, ... sie vertrieben
Perfectum: ... ich vertrieben habe, ... du vertrieben habest, ... er vertrieben habe, ... wir vertrieben haben, ... ihr vertrieben habet, ... sie vertrieben haben
Voltooid verleden tijd: ... ich vertrieben hätte, ... du vertrieben hättest, ... er vertrieben hätte, ... wir vertrieben hätten, ... ihr vertrieben hättet, ... sie vertrieben hätten
Toekomende tijd I: ... ich vertreiben werde, ... du vertreiben werdest, ... er vertreiben werde, ... wir vertreiben werden, ... ihr vertreiben werdet, ... sie vertreiben werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich vertrieben haben werde, ... du vertrieben haben werdest, ... er vertrieben haben werde, ... wir vertrieben haben werden, ... ihr vertrieben haben werdet, ... sie vertrieben haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

Onvoltooid verleden tijd: ... ich vertreiben würde, ... du vertreiben würdest, ... er vertreiben würde, ... wir vertreiben würden, ... ihr vertreiben würdet, ... sie vertreiben würden
Voltooid verleden tijd: ... ich vertrieben haben würde, ... du vertrieben haben würdest, ... er vertrieben haben würde, ... wir vertrieben haben würden, ... ihr vertrieben haben würdet, ... sie vertrieben haben würden

Imperatief Actief

Tegenwoordige tijd: vertreib(e) (du), vertreiben wir, vertreibt (ihr), vertreiben Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

Infinitief I: vertreiben, zu vertreiben
Infinitief II: vertrieben haben, vertrieben zu haben
Tegenwoordig deelwoord: vertreibend
Participle II: vertrieben