Vervoeging van het Duitse werkwoord reiben ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord reiben (wrijven, raspen) is onregelmatig. De basisvormen zijn ... reibt, ... rieb en ... gerieben hat. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ei - ie - ie. Het hulpwerkwoord van reiben is "haben". Het werkwoord reiben kan reflexief gebruikt worden. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord reiben beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor reiben. Je kunt niet alleen reiben vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen

C2 · onregelmatig · haben

reiben

... reibt · ... rieb · ... gerieben hat

 Verandering van de stamklinker  ei - ie - ie 

Engels grate, rub, chafe, rub against, rasp, scrub, chafe at, ream, scrape, shred

[Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren; mit einer Reibe zerkleinern; scheuern, raspeln, schubbern, frottieren

(sich+A, sich+D, acc., an+A, über+A, an+D)

» Ich rieb meine Füße. Engels I rubbed my feet.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van reiben

Tegenwoordige tijd

... ich reib(e)⁵
... du reibst
... er reibt
... wir reiben
... ihr reibt
... sie reiben

Onvoltooid verleden tijd

... ich rieb
... du riebst
... er rieb
... wir rieben
... ihr riebt
... sie rieben

Imperatief

-
reib(e)⁵ (du)
-
reiben wir
reibt (ihr)
reiben Sie

Konjunktief I

... ich reibe
... du reibest
... er reibe
... wir reiben
... ihr reibet
... sie reiben

Konjunktief II

... ich riebe
... du riebest
... er riebe
... wir rieben
... ihr riebet
... sie rieben

Infinitief

reiben
zu reiben

Deelwoord

reibend
gerieben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord reiben vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich reib(e)⁵
... du reibst
... er reibt
... wir reiben
... ihr reibt
... sie reiben

Onvoltooid verleden tijd

... ich rieb
... du riebst
... er rieb
... wir rieben
... ihr riebt
... sie rieben

Perfectum

... ich gerieben habe
... du gerieben hast
... er gerieben hat
... wir gerieben haben
... ihr gerieben habt
... sie gerieben haben

Volt. verl. tijd

... ich gerieben hatte
... du gerieben hattest
... er gerieben hatte
... wir gerieben hatten
... ihr gerieben hattet
... sie gerieben hatten

Toekomende tijd I

... ich reiben werde
... du reiben wirst
... er reiben wird
... wir reiben werden
... ihr reiben werdet
... sie reiben werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich gerieben haben werde
... du gerieben haben wirst
... er gerieben haben wird
... wir gerieben haben werden
... ihr gerieben haben werdet
... sie gerieben haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Ich rieb meine Füße. 
  • Sie rieb sich die Augen. 
  • Tom rieb sich den Schlaf aus den Augen. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord reiben in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich reibe
... du reibest
... er reibe
... wir reiben
... ihr reibet
... sie reiben

Konjunktief II

... ich riebe
... du riebest
... er riebe
... wir rieben
... ihr riebet
... sie rieben

Voltooid Konj.

... ich gerieben habe
... du gerieben habest
... er gerieben habe
... wir gerieben haben
... ihr gerieben habet
... sie gerieben haben

Konj. volt. verl. t.

... ich gerieben hätte
... du gerieben hättest
... er gerieben hätte
... wir gerieben hätten
... ihr gerieben hättet
... sie gerieben hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich reiben werde
... du reiben werdest
... er reiben werde
... wir reiben werden
... ihr reiben werdet
... sie reiben werden

Toek. volt. aanw.

... ich gerieben haben werde
... du gerieben haben werdest
... er gerieben haben werde
... wir gerieben haben werden
... ihr gerieben haben werdet
... sie gerieben haben werden

  • Reibe dir nie die Augen, wenn du schmutzige Hände hast. 

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich reiben würde
... du reiben würdest
... er reiben würde
... wir reiben würden
... ihr reiben würdet
... sie reiben würden

Verleden cond.

... ich gerieben haben würde
... du gerieben haben würdest
... er gerieben haben würde
... wir gerieben haben würden
... ihr gerieben haben würdet
... sie gerieben haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord reiben


Tegenwoordige tijd

reib(e)⁵ (du)
reiben wir
reibt (ihr)
reiben Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor reiben


Infinitief I


reiben
zu reiben

Infinitief II


gerieben haben
gerieben zu haben

Tegenwoordig deelwoord


reibend

Participle II


gerieben

  • Der Parmesan sollte klein gerieben sein. 
  • Die Muskatnuss wird gerieben als Gewürz verwendet. 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor reiben


  • Ich rieb meine Füße. 
    Engels I rubbed my feet.
  • Sie rieb sich die Augen. 
    Engels She rubbed her eyes.
  • Der Parmesan sollte klein gerieben sein. 
    Engels The parmesan should be grated finely.
  • Tom rieb sich den Schlaf aus den Augen. 
    Engels Tom rubbed sleep from his eyes.
  • Reibe dir nie die Augen, wenn du schmutzige Hände hast. 
    Engels Never rub your eyes when you have dirty hands.
  • Adam sitzt wieder in seinem Buggy und reibt sich die Augen mit seinen kleinen Fäusten. 
    Engels Adam is sitting again in his buggy and rubbing his eyes with his small fists.
  • Er rieb seine schmerzende Wange. 
    Engels He rubbed his aching cheek.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse reiben


Duits reiben
Engels grate, rub, chafe, rub against, rasp, scrub, chafe at, ream
Russisch тереть, натирать, натереть, вытереть, потереть, потирать, протереть, развёртывать
Spaans frotar, rallar, raspar, restregar, arañarse, estregar, friccionar, frotarse contra
Frans râper, frotter, frotter contre, gripper, se bouchonner
Turks ovalamak, rendelemek, ovmak, rendelenmek, sürtmek
Portugees esfregar, ralar, encoxar, esfregar-se, friccionar, raspar
Italiaans grattugiare, sfregare, fregare, strofinare, alesare, frizionare, grattare, macinare
Roemeens freca, răzui, râșni, frecare, zdrobi
Hongaars dörzsöl, reszel, súrol, reszelni
Pools trzeć, drapać się, obcierać, obetrzeć, podrapać się, ucierać, utrzeć, wytrzeć
Grieks τρίβω, τσακώνομαι, τρίψιμο, τριμμένο
Nederlands wrijven, raspen, schuren
Tsjechisch třít, strouhat, nastrouhat, otřít, otírat
Zweeds gnida, riva, gnugga, skrapa, skrubba
Deens gnide, rive, frottere, gnave, male, raspe, skrubbe
Japans 擦る, こする, もむ, すりおろす
Catalaans fregar, ratllar, tocar lleugerament, esmicolar, raspar
Fins raastaa, hangata, hieroa, hankaaminen, hienontaa, hierominen
Noors gni, rive, gnisse, raspe, skrape
Baskisch iraun, txikitu, zurrutatu
Servisch ribati, rendati, trljati
Macedonisch ситнење, стругање, триење, тријам
Sloveens drgniti, ribe, trgati
Slowaaks nasekať, strúhať, trieť, šúchať
Bosnisch ribati, rendati, trljati
Kroatisch ribati, gristi, trljati
Oekraïens натирати, терти
Bulgaars настъргвам, стържа, триене, търкам
Wit-Russisch церці, натерці, шліфаваць
Hebreeuwsלְגַרֵד، לְשַׁחֵק، לגרר
Arabischفرك، بشر، حك، حكَ، دلَك، مسح، دعك
Perzischرنده کردن، مالش دادن، خرد کردن، ساییدن، مالیدن
Urduرگڑنا، چکنا، کدوکش کرنا

reiben in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van reiben

  • [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
  • [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
  • [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren

reiben in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor reiben


  • jemand/etwas reibt an etwas
  • jemand/etwas reibt an jemandem/etwas
  • jemand/etwas reibt etwas an etwas
  • jemand/etwas reibt sich an etwas
  • jemand/etwas reibt sich an jemandem
  • jemand/etwas reibt sich an jemandem/etwas
  • jemand/etwas reibt sich über etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord reiben vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord reiben


De vervoeging van het werkwoord reiben wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord reiben is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... reibt - ... rieb - ... gerieben hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary reiben en op reiben in de Duden.

reiben vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... reib(e)... rieb... reibe... riebe-
du ... reibst... riebst... reibest... riebestreib(e)
er ... reibt... rieb... reibe... riebe-
wir ... reiben... rieben... reiben... riebenreiben
ihr ... reibt... riebt... reibet... riebetreibt
sie ... reiben... rieben... reiben... riebenreiben

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich reib(e), ... du reibst, ... er reibt, ... wir reiben, ... ihr reibt, ... sie reiben
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich rieb, ... du riebst, ... er rieb, ... wir rieben, ... ihr riebt, ... sie rieben
  • Perfectum: ... ich gerieben habe, ... du gerieben hast, ... er gerieben hat, ... wir gerieben haben, ... ihr gerieben habt, ... sie gerieben haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gerieben hatte, ... du gerieben hattest, ... er gerieben hatte, ... wir gerieben hatten, ... ihr gerieben hattet, ... sie gerieben hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich reiben werde, ... du reiben wirst, ... er reiben wird, ... wir reiben werden, ... ihr reiben werdet, ... sie reiben werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich gerieben haben werde, ... du gerieben haben wirst, ... er gerieben haben wird, ... wir gerieben haben werden, ... ihr gerieben haben werdet, ... sie gerieben haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich reibe, ... du reibest, ... er reibe, ... wir reiben, ... ihr reibet, ... sie reiben
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich riebe, ... du riebest, ... er riebe, ... wir rieben, ... ihr riebet, ... sie rieben
  • Perfectum: ... ich gerieben habe, ... du gerieben habest, ... er gerieben habe, ... wir gerieben haben, ... ihr gerieben habet, ... sie gerieben haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gerieben hätte, ... du gerieben hättest, ... er gerieben hätte, ... wir gerieben hätten, ... ihr gerieben hättet, ... sie gerieben hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich reiben werde, ... du reiben werdest, ... er reiben werde, ... wir reiben werden, ... ihr reiben werdet, ... sie reiben werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich gerieben haben werde, ... du gerieben haben werdest, ... er gerieben haben werde, ... wir gerieben haben werden, ... ihr gerieben haben werdet, ... sie gerieben haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich reiben würde, ... du reiben würdest, ... er reiben würde, ... wir reiben würden, ... ihr reiben würdet, ... sie reiben würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gerieben haben würde, ... du gerieben haben würdest, ... er gerieben haben würde, ... wir gerieben haben würden, ... ihr gerieben haben würdet, ... sie gerieben haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: reib(e) (du), reiben wir, reibt (ihr), reiben Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: reiben, zu reiben
  • Infinitief II: gerieben haben, gerieben zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: reibend
  • Participle II: gerieben

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 2405480, 341604, 7808712, 860349

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 126854, 161351, 75742, 18467

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 18467, 18467

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: reiben