Vervoeging van het Duitse werkwoord reiben 〈Vragende zin〉
De vervoeging van het werkwoord reiben (wrijven, raspen) is onregelmatig. De basisvormen zijn reibt?, rieb? en hat gerieben?. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ei - ie - ie. Het hulpwerkwoord van reiben is "haben". Het werkwoord reiben kan reflexief gebruikt worden. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Vragende zin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord reiben beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor reiben. Je kunt niet alleen reiben vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen ☆
C2 · onregelmatig · haben
reibt? · rieb? · hat gerieben?
Verandering van de stamklinker ei - ie - ie
grate, rub, chafe, rub against, rasp, scrub, chafe at, ream, scrape, shred
[Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren; mit einer Reibe zerkleinern; scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
(sich+A, sich+D, acc., an+D, über+A, an+A)
» Ich rieb
meine Füße. I rubbed my feet.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van reiben
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord reiben vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
habe | ich | gerieben? |
hast | du | gerieben? |
hat | er | gerieben? |
haben | wir | gerieben? |
habt | ihr | gerieben? |
haben | sie | gerieben? |
Volt. verl. tijd
hatte | ich | gerieben? |
hattest | du | gerieben? |
hatte | er | gerieben? |
hatten | wir | gerieben? |
hattet | ihr | gerieben? |
hatten | sie | gerieben? |
Toekomende tijd I
werde | ich | reiben? |
wirst | du | reiben? |
wird | er | reiben? |
werden | wir | reiben? |
werdet | ihr | reiben? |
werden | sie | reiben? |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
werde | ich | gerieben | haben? |
wirst | du | gerieben | haben? |
wird | er | gerieben | haben? |
werden | wir | gerieben | haben? |
werdet | ihr | gerieben | haben? |
werden | sie | gerieben | haben? |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord reiben in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
habe | ich | gerieben? |
habest | du | gerieben? |
habe | er | gerieben? |
haben | wir | gerieben? |
habet | ihr | gerieben? |
haben | sie | gerieben? |
Konj. volt. verl. t.
hätte | ich | gerieben? |
hättest | du | gerieben? |
hätte | er | gerieben? |
hätten | wir | gerieben? |
hättet | ihr | gerieben? |
hätten | sie | gerieben? |
Toekomende aanvoegende wijs I
werde | ich | reiben? |
werdest | du | reiben? |
werde | er | reiben? |
werden | wir | reiben? |
werdet | ihr | reiben? |
werden | sie | reiben? |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord reiben
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor reiben
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor reiben
-
Ich
rieb
meine Füße.
I rubbed my feet.
-
Sie
rieb
sich die Augen.
She rubbed her eyes.
-
Der Parmesan sollte klein
gerieben
sein.
The parmesan should be grated finely.
-
Tom
rieb
sich den Schlaf aus den Augen.
Tom rubbed sleep from his eyes.
-
Reibe
dir nie die Augen, wenn du schmutzige Hände hast.
Never rub your eyes when you have dirty hands.
-
Adam sitzt wieder in seinem Buggy und
reibt
sich die Augen mit seinen kleinen Fäusten.
Adam is sitting again in his buggy and rubbing his eyes with his small fists.
-
Er
rieb
seine schmerzende Wange.
He rubbed his aching cheek.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse reiben
-
reiben
grate, rub, chafe, rub against, rasp, scrub, chafe at, ream
тереть, натирать, натереть, вытереть, потереть, потирать, протереть, развёртывать
frotar, rallar, raspar, restregar, arañarse, estregar, friccionar, frotarse contra
râper, frotter, frotter contre, gripper, se bouchonner
ovalamak, rendelemek, ovmak, rendelenmek, sürtmek
esfregar, ralar, encoxar, esfregar-se, friccionar, raspar
grattugiare, sfregare, fregare, strofinare, alesare, frizionare, grattare, macinare
freca, răzui, râșni, frecare, zdrobi
dörzsöl, reszel, súrol, reszelni
trzeć, drapać się, obcierać, obetrzeć, podrapać się, ucierać, utrzeć, wytrzeć
τρίβω, τσακώνομαι, τρίψιμο, τριμμένο
wrijven, raspen, schuren
třít, strouhat, nastrouhat, otřít, otírat
gnida, riva, gnugga, skrapa, skrubba
gnide, rive, frottere, gnave, male, raspe, skrubbe
擦る, こする, もむ, すりおろす
fregar, ratllar, tocar lleugerament, esmicolar, raspar
raastaa, hangata, hieroa, hankaaminen, hienontaa, hierominen
gni, rive, gnisse, raspe, skrape
iraun, txikitu, zurrutatu
ribati, rendati, trljati
ситнење, стругање, триење, тријам
drgniti, ribe, trgati
nasekať, strúhať, trieť, šúchať
ribati, rendati, trljati
ribati, gristi, trljati
натирати, терти
настъргвам, стържа, триене, търкам
церці, натерці, шліфаваць
לְגַרֵד، לְשַׁחֵק، לגרר
فرك، بشر، حك، حكَ، دلَك، مسح، دعك
رنده کردن، مالش دادن، خرد کردن، ساییدن، مالیدن
رگڑنا، چکنا، کدوکش کرنا
reiben in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van reiben- [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
- [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
- [Technik] mit einem Gegenstand oder Körperteil unter Druck an einem anderen entlangfahren, mit einer Reibe zerkleinern, scheuern, raspeln, schubbern, frottieren
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor reiben
jemand/etwas
anreibt
etwas jemand/etwas
anreibt
jemandem/etwas jemand/etwas reibt
etwas anetwas jemand/etwas
sich anreibt
etwas jemand/etwas
sich anreibt
jemandem jemand/etwas
sich anreibt
jemandem/etwas jemand/etwas
sich überreibt
etwas
Toepassingen Voorzetsels
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van reiben
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van reiben
- Vorming van Imperatief van reiben
- Vorming van Konjunktiv I van reiben
- Vorming van Konjunktiv II van reiben
- Vorming van Infinitief van reiben
- Vorming van Deelwoord van reiben
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van reiben
≡ verreiben
≡ adoptieren
≡ aasen
≡ achteln
≡ abreiben
≡ zerreiben
≡ durchreiben
≡ addizieren
≡ adorieren
≡ anreiben
≡ wundreiben
≡ aalen
≡ abortieren
≡ ackern
≡ addieren
≡ hinreiben
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord reiben vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord reiben
De vervoeging van het werkwoord reiben wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord reiben is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (reibt? - rieb? - hat gerieben?) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary reiben en op reiben in de Duden.
reiben vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | reib(e)? | rieb? | reibe? | riebe? | - |
du | reibst? | riebst? | reibest? | riebest? | reib(e) |
er | reibt? | rieb? | reibe? | riebe? | - |
wir | reiben? | rieben? | reiben? | rieben? | reiben |
ihr | reibt? | riebt? | reibet? | riebet? | reibt |
sie | reiben? | rieben? | reiben? | rieben? | reiben |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: reib(e) ich?, reibst du?, reibt er?, reiben wir?, reibt ihr?, reiben sie?
- Onvoltooid verleden tijd: rieb ich?, riebst du?, rieb er?, rieben wir?, riebt ihr?, rieben sie?
- Perfectum: habe ich gerieben?, hast du gerieben?, hat er gerieben?, haben wir gerieben?, habt ihr gerieben?, haben sie gerieben?
- Voltooid verleden tijd: hatte ich gerieben?, hattest du gerieben?, hatte er gerieben?, hatten wir gerieben?, hattet ihr gerieben?, hatten sie gerieben?
- Toekomende tijd I: werde ich reiben?, wirst du reiben?, wird er reiben?, werden wir reiben?, werdet ihr reiben?, werden sie reiben?
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich gerieben haben?, wirst du gerieben haben?, wird er gerieben haben?, werden wir gerieben haben?, werdet ihr gerieben haben?, werden sie gerieben haben?
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: reibe ich?, reibest du?, reibe er?, reiben wir?, reibet ihr?, reiben sie?
- Onvoltooid verleden tijd: riebe ich?, riebest du?, riebe er?, rieben wir?, riebet ihr?, rieben sie?
- Perfectum: habe ich gerieben?, habest du gerieben?, habe er gerieben?, haben wir gerieben?, habet ihr gerieben?, haben sie gerieben?
- Voltooid verleden tijd: hätte ich gerieben?, hättest du gerieben?, hätte er gerieben?, hätten wir gerieben?, hättet ihr gerieben?, hätten sie gerieben?
- Toekomende tijd I: werde ich reiben?, werdest du reiben?, werde er reiben?, werden wir reiben?, werdet ihr reiben?, werden sie reiben?
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich gerieben haben?, werdest du gerieben haben?, werde er gerieben haben?, werden wir gerieben haben?, werdet ihr gerieben haben?, werden sie gerieben haben?
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: würde ich reiben?, würdest du reiben?, würde er reiben?, würden wir reiben?, würdet ihr reiben?, würden sie reiben?
- Voltooid verleden tijd: würde ich gerieben haben?, würdest du gerieben haben?, würde er gerieben haben?, würden wir gerieben haben?, würdet ihr gerieben haben?, würden sie gerieben haben?
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: reib(e) (du), reiben wir, reibt (ihr), reiben Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: reiben, zu reiben
- Infinitief II: gerieben haben, gerieben zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: reibend
- Participle II: gerieben