Vervoeging van het Duitse werkwoord abmachen ⟨Procespassief⟩

De vervoeging van het werkwoord abmachen (afspreken, afdoen) is regelmatig. De basisvormen zijn wird abgemacht, wurde abgemacht en ist abgemacht worden. Het hulpwerkwoord van abmachen is "haben". De eerste lettergreep ab- van abmachen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Procespassief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord abmachen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor abmachen. Je kunt niet alleen abmachen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B1. Opmerkingen ☆

Video

B1 · regelmatig · haben · scheidbaar

ab·gemacht werden

wird abgemacht · wurde abgemacht · ist abgemacht worden

agree, remove, arrange, detach, concert, settle, stipulate, untack

etwas loslösen und entfernen; etwas vereinbaren; aushandeln, abtrennen, übereinkommen (dass), ablösen

acc., (mit+D, von+D)

» Sie müssen noch den Austausch abmachen . You still need to arrange the exchange.

Werbung ausblenden

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van abmachen

Tegenwoordige tijd

ich	werde	abgemacht
du	wirst	abgemacht
er	wird	abgemacht
wir	werden	abgemacht
ihr	werdet	abgemacht
sie	werden	abgemacht

Onvoltooid verleden tijd

ich	wurde	abgemacht
du	wurdest	abgemacht
er	wurde	abgemacht
wir	wurden	abgemacht
ihr	wurdet	abgemacht
sie	wurden	abgemacht

Imperatief

Konjunktief I

ich	werde	abgemacht
du	werdest	abgemacht
er	werde	abgemacht
wir	werden	abgemacht
ihr	werdet	abgemacht
sie	werden	abgemacht

Konjunktief II

ich	würde	abgemacht
du	würdest	abgemacht
er	würde	abgemacht
wir	würden	abgemacht
ihr	würdet	abgemacht
sie	würden	abgemacht

Infinitief

abgemacht werden

abgemacht zu werden

Deelwoord

abgemacht werdend

abgemacht worden

indicatief

Het werkwoord abmachen vervoegd in de aantonende wijs Procespassief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd

Tegenwoordige tijd

ich	werde	abgemacht
du	wirst	abgemacht
er	wird	abgemacht
wir	werden	abgemacht
ihr	werdet	abgemacht
sie	werden	abgemacht

Onvoltooid verleden tijd

ich	wurde	abgemacht
du	wurdest	abgemacht
er	wurde	abgemacht
wir	wurden	abgemacht
ihr	wurdet	abgemacht
sie	wurden	abgemacht

Perfectum

ich	bin	abgemacht	worden
du	bist	abgemacht	worden
er	ist	abgemacht	worden
wir	sind	abgemacht	worden
ihr	seid	abgemacht	worden
sie	sind	abgemacht	worden

Volt. verl. tijd

ich	war	abgemacht	worden
du	warst	abgemacht	worden
er	war	abgemacht	worden
wir	waren	abgemacht	worden
ihr	wart	abgemacht	worden
sie	waren	abgemacht	worden

Toekomende tijd I

ich	werde	abgemacht	werden
du	wirst	abgemacht	werden
er	wird	abgemacht	werden
wir	werden	abgemacht	werden
ihr	werdet	abgemacht	werden
sie	werden	abgemacht	werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich	werde	abgemacht	worden	sein
du	wirst	abgemacht	worden	sein
er	wird	abgemacht	worden	sein
wir	werden	abgemacht	worden	sein
ihr	werdet	abgemacht	worden	sein
sie	werden	abgemacht	worden	sein

Ich mache das mit mir selber ab .

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord abmachen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.

Konjunktief I

ich	werde	abgemacht
du	werdest	abgemacht
er	werde	abgemacht
wir	werden	abgemacht
ihr	werdet	abgemacht
sie	werden	abgemacht

Konjunktief II

ich	würde	abgemacht
du	würdest	abgemacht
er	würde	abgemacht
wir	würden	abgemacht
ihr	würdet	abgemacht
sie	würden	abgemacht

Voltooid Konj.

ich	sei	abgemacht	worden
du	seiest	abgemacht	worden
er	sei	abgemacht	worden
wir	seien	abgemacht	worden
ihr	seiet	abgemacht	worden
sie	seien	abgemacht	worden

Konj. volt. verl. t.

ich	wäre	abgemacht	worden
du	wärest	abgemacht	worden
er	wäre	abgemacht	worden
wir	wären	abgemacht	worden
ihr	wäret	abgemacht	worden
sie	wären	abgemacht	worden

Toekomende aanvoegende wijs I

ich	werde	abgemacht	werden
du	werdest	abgemacht	werden
er	werde	abgemacht	werden
wir	werden	abgemacht	werden
ihr	werdet	abgemacht	werden
sie	werden	abgemacht	werden

Toek. volt. aanw.

ich	werde	abgemacht	worden	sein
du	werdest	abgemacht	worden	sein
er	werde	abgemacht	worden	sein
wir	werden	abgemacht	worden	sein
ihr	werdet	abgemacht	worden	sein
sie	werden	abgemacht	worden	sein

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.

Conjunctief II

ich	würde	abgemacht	werden
du	würdest	abgemacht	werden
er	würde	abgemacht	werden
wir	würden	abgemacht	werden
ihr	würdet	abgemacht	werden
sie	würden	abgemacht	werden

Verleden cond.

ich	würde	abgemacht	worden	sein
du	würdest	abgemacht	worden	sein
er	würde	abgemacht	worden	sein
wir	würden	abgemacht	worden	sein
ihr	würdet	abgemacht	worden	sein
sie	würden	abgemacht	worden	sein

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Procespassief tegenwoordige tijd voor het werkwoord abmachen

Tegenwoordige tijd

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Procespassief voor abmachen

Infinitief I

abgemacht werden

abgemacht zu werden

Infinitief II

abgemacht worden sein

abgemacht worden zu sein

Tegenwoordig deelwoord

abgemacht werdend

Participle II

abgemacht worden

Sie müssen noch den Austausch abmachen .
Sie haben absichtlich schlecht gespielt, damit das Ergebnis von dem Spiel ausfällt wie vorher abgemacht .
Du musst versprechen, das Seil nicht abzumachen .

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor abmachen

Sie müssen noch den Austausch abmachen .
You still need to arrange the exchange.
Sie haben absichtlich schlecht gespielt, damit das Ergebnis von dem Spiel ausfällt wie vorher abgemacht .
They intentionally played poorly so that the result of the game would turn out as previously agreed.
Du musst versprechen, das Seil nicht abzumachen .
You must promise not to take the rope off.
Tom ist derjenige, der den Verband von Marias Arm abmachte .
Tom is the one who took off the bandage from Maria's arm.
Ich mache das mit mir selber ab .
I deal with it myself.

Voorbeelden

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse abmachen

abmachen

agree, remove, arrange, detach, concert, settle, stipulate, untack

договориться, договариваться, Договариваться, снять, устроить, открепить

quitar, acordar, concertar, desprender, arreglar, contratar, convenir en, cumplir

convenir, enlever, convenir de, déclouer, défaire, détacher, régler, s'accorder sur

kararlaştırmak, çözmek, anlaşmak, çıkarmak, kaldırmak, sözleşmek

combinar, desprender, tirar, tirar de, acordar, remover

concordare con, convenire, pattuire, risolvere, togliere, accordare, concordare, rimuovere

conveni, stabili, desprinde, îndepărta

levesz, megállapodik, eltávolít, leszed, elrendez, kialkuszik vmit, lebont, letesz

odczepiać, uzgadniać, odczepić, uzgodnić, odbywać, odbyć, odbębniać, odbębnić

αφαιρώ, βγάζω, ξεκολλώ, ορίζω, συμφωνώ, αποσύνδεση, αφαίρεση, κανονίζω

afspreken, afdoen, afnemen, overeenkomen, regelen, schikken, uitdienen, verwijderen

odstranit, domluvit, odstraňovat, ujednávat, zařídit, odstraňovatnit, ujednávatnat, uvolnit

komma överens, ta bort, avgöra, avlägsna, avtala, lösas, överenskomma

aftale, løsne, tage af, aftage, fjerne

取り外す, 外す, 約束する, 取り決める, 合意する

acordar, convindre, deslligar, treure

irrottaa, poistaa, sopia, sopimus

avtale, avgjøre, gjøre løs, ta av, enighet, fjerne, løsne

adostu, askatu, hitzez adostu, kentu

договорити, dogovor, dogovoriti, odvojiti, ukloniti

договор, ослободување, отстранување

dogovoriti se, odstraniti, odviti

dohodnúť, odstrániť, uvolniť

dogovor, dogovoriti, odvojiti, ukloniti

домовлятися, відклеїти, зняти, розривати, узгоджувати

отделям, премахвам, споразумение, уговорка

адкручваць, адлучаць, дамовіцца

להסיר، להסכים، להתאגד، לפרק

فك، إزالة، اتفاق، توافق، توافقَ - اتفق، فصل، فكك

توافق کردن.جداکردن، قرارگذاشتن، قرارگذاشتن.توافق کردن.جداکردن، بازکردن، برداشتن، تنظیم کردن، توافق کردن، جدا کردن

طے کرنا، معاہدہ کرنا، الگ کرنا، ہٹانا

abmachen in dict.cc

Vertalingen

Doe mee

Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.

Inloggen

Alle helden

Definities

Betekenissen en synoniemen van abmachen

etwas loslösen und entfernen, etwas vereinbaren, aushandeln, abtrennen, übereinkommen (dass), ablösen
etwas loslösen und entfernen, etwas vereinbaren, aushandeln, abtrennen, übereinkommen (dass), ablösen
etwas loslösen und entfernen, etwas vereinbaren, aushandeln, abtrennen, übereinkommen (dass), ablösen

abmachen in openthesaurus.de

Betekenissen Synoniemen

Voorzetsels

Voorzetsels voor abmachen

jemand macht etwas mit jemandem ab
jemand/etwas macht etwas mit jemandem ab
jemand/etwas macht etwas von etwas ab
jemand/etwas macht mit jemandem ab
jemand/etwas macht von etwas ab

Toepassingen Voorzetsels

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Duitse werkwoord abmachen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord abmachen

De vervoeging van het werkwoord ab·gemacht werden wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord ab·gemacht werden is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (wird abgemacht - wurde abgemacht - ist abgemacht worden) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary abmachen en op abmachen in de Duden.

abmachen vervoeging

	Tegenwoordige tijd	Onvoltooid verleden tijd	Conjunctief I	Conjunctief II	Imperatief
ich	werde abgemacht	wurde abgemacht	werde abgemacht	würde abgemacht	-
du	wirst abgemacht	wurdest abgemacht	werdest abgemacht	würdest abgemacht	-
er	wird abgemacht	wurde abgemacht	werde abgemacht	würde abgemacht	-
wir	werden abgemacht	wurden abgemacht	werden abgemacht	würden abgemacht	-
ihr	werdet abgemacht	wurdet abgemacht	werdet abgemacht	würdet abgemacht	-
sie	werden abgemacht	wurden abgemacht	werden abgemacht	würden abgemacht	-

indicatief Procespassief

Tegenwoordige tijd: ich werde abgemacht, du wirst abgemacht, er wird abgemacht, wir werden abgemacht, ihr werdet abgemacht, sie werden abgemacht
Onvoltooid verleden tijd: ich wurde abgemacht, du wurdest abgemacht, er wurde abgemacht, wir wurden abgemacht, ihr wurdet abgemacht, sie wurden abgemacht
Perfectum: ich bin abgemacht worden, du bist abgemacht worden, er ist abgemacht worden, wir sind abgemacht worden, ihr seid abgemacht worden, sie sind abgemacht worden
Voltooid verleden tijd: ich war abgemacht worden, du warst abgemacht worden, er war abgemacht worden, wir waren abgemacht worden, ihr wart abgemacht worden, sie waren abgemacht worden
Toekomende tijd I: ich werde abgemacht werden, du wirst abgemacht werden, er wird abgemacht werden, wir werden abgemacht werden, ihr werdet abgemacht werden, sie werden abgemacht werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde abgemacht worden sein, du wirst abgemacht worden sein, er wird abgemacht worden sein, wir werden abgemacht worden sein, ihr werdet abgemacht worden sein, sie werden abgemacht worden sein

Conjunctief Procespassief

Tegenwoordige tijd: ich werde abgemacht, du werdest abgemacht, er werde abgemacht, wir werden abgemacht, ihr werdet abgemacht, sie werden abgemacht
Onvoltooid verleden tijd: ich würde abgemacht, du würdest abgemacht, er würde abgemacht, wir würden abgemacht, ihr würdet abgemacht, sie würden abgemacht
Perfectum: ich sei abgemacht worden, du seiest abgemacht worden, er sei abgemacht worden, wir seien abgemacht worden, ihr seiet abgemacht worden, sie seien abgemacht worden
Voltooid verleden tijd: ich wäre abgemacht worden, du wärest abgemacht worden, er wäre abgemacht worden, wir wären abgemacht worden, ihr wäret abgemacht worden, sie wären abgemacht worden
Toekomende tijd I: ich werde abgemacht werden, du werdest abgemacht werden, er werde abgemacht werden, wir werden abgemacht werden, ihr werdet abgemacht werden, sie werden abgemacht werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde abgemacht worden sein, du werdest abgemacht worden sein, er werde abgemacht worden sein, wir werden abgemacht worden sein, ihr werdet abgemacht worden sein, sie werden abgemacht worden sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) Procespassief

Onvoltooid verleden tijd: ich würde abgemacht werden, du würdest abgemacht werden, er würde abgemacht werden, wir würden abgemacht werden, ihr würdet abgemacht werden, sie würden abgemacht werden
Voltooid verleden tijd: ich würde abgemacht worden sein, du würdest abgemacht worden sein, er würde abgemacht worden sein, wir würden abgemacht worden sein, ihr würdet abgemacht worden sein, sie würden abgemacht worden sein

Vervoeging van het Duitse werkwoord abmachen ⟨Procespassief⟩

Tegenwoordige tijd

Onvoltooid verleden tijd

Imperatief

Konjunktief I

Konjunktief II

Infinitief

Deelwoord

Tegenwoordige tijd

Onvoltooid verleden tijd

Perfectum

Volt. verl. tijd

Toekomende tijd I

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

Konjunktief I

Konjunktief II

Voltooid Konj.

Konj. volt. verl. t.

Toekomende aanvoegende wijs I

Toek. volt. aanw.

Conjunctief II

Verleden cond.

Tegenwoordige tijd

Infinitief I

Infinitief II

Tegenwoordig deelwoord

Participle II

Doe mee

abmachen vervoeging

indicatief Procespassief

Conjunctief Procespassief

Voorwaardelijke wijs II (würde) Procespassief

Imperatief Procespassief

Infinitief/Deelwoord Procespassief