Vervoeging van het Duitse werkwoord malochen ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord malochen (zwoegen, ploeteren) is regelmatig. De basisvormen zijn ... malocht, ... malochte en ... malocht hat. Het hulpwerkwoord van malochen is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord malochen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor malochen. Je kunt niet alleen malochen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben

malochen

... malocht · ... malochte · ... malocht hat

Engels graft, toil, work hard, drudge, slog away, sweat away, labor

[Berufe] körperlich hart, schwer arbeiten; schuften, werken, acheln, ackern, barabern

» Tom mag nicht malochen gehen. Engels Tom does not like to go to work.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van malochen

Tegenwoordige tijd

... ich maloch(e)⁵
... du malochst
... er malocht
... wir malochen
... ihr malocht
... sie malochen

Onvoltooid verleden tijd

... ich malochte
... du malochtest
... er malochte
... wir malochten
... ihr malochtet
... sie malochten

Imperatief

-
maloch(e)⁵ (du)
-
malochen wir
malocht (ihr)
malochen Sie

Konjunktief I

... ich maloche
... du malochest
... er maloche
... wir malochen
... ihr malochet
... sie malochen

Konjunktief II

... ich malochte
... du malochtest
... er malochte
... wir malochten
... ihr malochtet
... sie malochten

Infinitief

malochen
zu malochen

Deelwoord

malochend
malocht

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord malochen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich maloch(e)⁵
... du malochst
... er malocht
... wir malochen
... ihr malocht
... sie malochen

Onvoltooid verleden tijd

... ich malochte
... du malochtest
... er malochte
... wir malochten
... ihr malochtet
... sie malochten

Perfectum

... ich malocht habe
... du malocht hast
... er malocht hat
... wir malocht haben
... ihr malocht habt
... sie malocht haben

Volt. verl. tijd

... ich malocht hatte
... du malocht hattest
... er malocht hatte
... wir malocht hatten
... ihr malocht hattet
... sie malocht hatten

Toekomende tijd I

... ich malochen werde
... du malochen wirst
... er malochen wird
... wir malochen werden
... ihr malochen werdet
... sie malochen werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich malocht haben werde
... du malocht haben wirst
... er malocht haben wird
... wir malocht haben werden
... ihr malocht haben werdet
... sie malocht haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Die Stifte malochen tagtäglich für die Alten. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord malochen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich maloche
... du malochest
... er maloche
... wir malochen
... ihr malochet
... sie malochen

Konjunktief II

... ich malochte
... du malochtest
... er malochte
... wir malochten
... ihr malochtet
... sie malochten

Voltooid Konj.

... ich malocht habe
... du malocht habest
... er malocht habe
... wir malocht haben
... ihr malocht habet
... sie malocht haben

Konj. volt. verl. t.

... ich malocht hätte
... du malocht hättest
... er malocht hätte
... wir malocht hätten
... ihr malocht hättet
... sie malocht hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich malochen werde
... du malochen werdest
... er malochen werde
... wir malochen werden
... ihr malochen werdet
... sie malochen werden

Toek. volt. aanw.

... ich malocht haben werde
... du malocht haben werdest
... er malocht haben werde
... wir malocht haben werden
... ihr malocht haben werdet
... sie malocht haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich malochen würde
... du malochen würdest
... er malochen würde
... wir malochen würden
... ihr malochen würdet
... sie malochen würden

Verleden cond.

... ich malocht haben würde
... du malocht haben würdest
... er malocht haben würde
... wir malocht haben würden
... ihr malocht haben würdet
... sie malocht haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord malochen


Tegenwoordige tijd

maloch(e)⁵ (du)
malochen wir
malocht (ihr)
malochen Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor malochen


Infinitief I


malochen
zu malochen

Infinitief II


malocht haben
malocht zu haben

Tegenwoordig deelwoord


malochend

Participle II


malocht

  • Tom mag nicht malochen gehen. 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor malochen


  • Tom mag nicht malochen gehen. 
    Engels Tom does not like to go to work.
  • Die Stifte malochen tagtäglich für die Alten. 
    Engels The pencils work daily for the elderly.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse malochen


Duits malochen
Engels graft, toil, work hard, drudge, slog away, sweat away, labor
Russisch вкалывать, работать тяжело, трудиться
Spaans bregar, currar, currelar, trabajar duro, trabajo físico
Frans besogner, bardasser, bosser, grafigner, peiner, trimer, boulot, travailler dur
Turks çalışmak, emek harcamak
Portugees trabalhar duro, labutar, lidar, trabalhar pesado
Italiaans lavorare duro, sfacchinare, faticare, lavorare duramente
Roemeens munci din greu, muncă grea
Hongaars gürcöl, gürizik, fizikai munka, keményen dolgozni
Pools harować, orać, tyrać, zachrzaniać, zapieprzać, zapierniczać, zasuwać, ciężka praca
Grieks δουλεύω σαν σκλάβος, δουλεύω σκληρά, κοπιαστική εργασία
Nederlands zwoegen, ploeteren, zwaar werk verrichten
Tsjechisch dřít, těžce pracovat
Zweeds slita, knoga, slava, arbeta hårt
Deens knokle, arbejde hårdt, slid
Japans 厳しい仕事, 肉体労働
Catalaans treballar, treballar dur
Fins ahkeroida, työskennellä kovasti
Noors arbeide hardt, slite
Baskisch lan gogorra
Servisch fizički rad, težak rad
Macedonisch тешко работа
Sloveens naporno delati, trdo delati
Slowaaks fyzicky pracovať, ťažko pracovať
Bosnisch fizički rad, težak rad
Kroatisch fizički rad, težak rad
Oekraïens важка праця, працювати важко
Bulgaars работя усилено, трудя се
Wit-Russisch працаваць цяжка, фізічна працаваць
Hebreeuwsלעבוד קשה، עבודה קשה
Arabischعمل بدني، عمل شاق
Perzischزحمت کشیدن، کار سخت
Urduمحنت کرنا، کٹھن کام

malochen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van malochen

  • [Berufe] körperlich hart, schwer arbeiten, schuften, werken, acheln, ackern, barabern

malochen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord malochen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord malochen


De vervoeging van het werkwoord malochen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord malochen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... malocht - ... malochte - ... malocht hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary malochen en op malochen in de Duden.

malochen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... maloch(e)... malochte... maloche... malochte-
du ... malochst... malochtest... malochest... malochtestmaloch(e)
er ... malocht... malochte... maloche... malochte-
wir ... malochen... malochten... malochen... malochtenmalochen
ihr ... malocht... malochtet... malochet... malochtetmalocht
sie ... malochen... malochten... malochen... malochtenmalochen

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich maloch(e), ... du malochst, ... er malocht, ... wir malochen, ... ihr malocht, ... sie malochen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich malochte, ... du malochtest, ... er malochte, ... wir malochten, ... ihr malochtet, ... sie malochten
  • Perfectum: ... ich malocht habe, ... du malocht hast, ... er malocht hat, ... wir malocht haben, ... ihr malocht habt, ... sie malocht haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich malocht hatte, ... du malocht hattest, ... er malocht hatte, ... wir malocht hatten, ... ihr malocht hattet, ... sie malocht hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich malochen werde, ... du malochen wirst, ... er malochen wird, ... wir malochen werden, ... ihr malochen werdet, ... sie malochen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich malocht haben werde, ... du malocht haben wirst, ... er malocht haben wird, ... wir malocht haben werden, ... ihr malocht haben werdet, ... sie malocht haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich maloche, ... du malochest, ... er maloche, ... wir malochen, ... ihr malochet, ... sie malochen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich malochte, ... du malochtest, ... er malochte, ... wir malochten, ... ihr malochtet, ... sie malochten
  • Perfectum: ... ich malocht habe, ... du malocht habest, ... er malocht habe, ... wir malocht haben, ... ihr malocht habet, ... sie malocht haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich malocht hätte, ... du malocht hättest, ... er malocht hätte, ... wir malocht hätten, ... ihr malocht hättet, ... sie malocht hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich malochen werde, ... du malochen werdest, ... er malochen werde, ... wir malochen werden, ... ihr malochen werdet, ... sie malochen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich malocht haben werde, ... du malocht haben werdest, ... er malocht haben werde, ... wir malocht haben werden, ... ihr malocht haben werdet, ... sie malocht haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich malochen würde, ... du malochen würdest, ... er malochen würde, ... wir malochen würden, ... ihr malochen würdet, ... sie malochen würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich malocht haben würde, ... du malocht haben würdest, ... er malocht haben würde, ... wir malocht haben würden, ... ihr malocht haben würdet, ... sie malocht haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: maloch(e) (du), malochen wir, malocht (ihr), malochen Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: malochen, zu malochen
  • Infinitief II: malocht haben, malocht zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: malochend
  • Participle II: malocht

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 11413

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 5954374

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 140327

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: malochen