Vervoeging van het Duitse werkwoord malochen
De vervoeging van het werkwoord malochen (zwoegen, ploeteren) is regelmatig. De basisvormen zijn malocht, malochte en hat malocht. Het hulpwerkwoord van malochen is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord malochen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor malochen. Je kunt niet alleen malochen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van malochen
Onvoltooid verleden tijd
ich | malochte |
du | malochtest |
er | malochte |
wir | malochten |
ihr | malochtet |
sie | malochten |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord malochen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Onvoltooid verleden tijd
ich | malochte |
du | malochtest |
er | malochte |
wir | malochten |
ihr | malochtet |
sie | malochten |
Perfectum
ich | habe | malocht |
du | hast | malocht |
er | hat | malocht |
wir | haben | malocht |
ihr | habt | malocht |
sie | haben | malocht |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | malocht |
du | hattest | malocht |
er | hatte | malocht |
wir | hatten | malocht |
ihr | hattet | malocht |
sie | hatten | malocht |
Toekomende tijd I
ich | werde | malochen |
du | wirst | malochen |
er | wird | malochen |
wir | werden | malochen |
ihr | werdet | malochen |
sie | werden | malochen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | malocht | haben |
du | wirst | malocht | haben |
er | wird | malocht | haben |
wir | werden | malocht | haben |
ihr | werdet | malocht | haben |
sie | werden | malocht | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord malochen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | malocht |
du | habest | malocht |
er | habe | malocht |
wir | haben | malocht |
ihr | habet | malocht |
sie | haben | malocht |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | malocht |
du | hättest | malocht |
er | hätte | malocht |
wir | hätten | malocht |
ihr | hättet | malocht |
sie | hätten | malocht |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord malochen
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor malochen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor malochen
-
Tom mag nicht
malochen
gehen.
Tom does not like to go to work.
-
Die Stifte
malochen
tagtäglich für die Alten.
The pencils work daily for the elderly.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse malochen
-
malochen
graft, toil, work hard, drudge, slog away, sweat away, labor
вкалывать, работать тяжело, трудиться
bregar, currar, currelar, trabajar duro, trabajo físico
besogner, bardasser, bosser, grafigner, peiner, trimer, boulot, travailler dur
çalışmak, emek harcamak
trabalhar duro, labutar, lidar, trabalhar pesado
lavorare duro, sfacchinare, faticare, lavorare duramente
munci din greu, muncă grea
gürcöl, gürizik, fizikai munka, keményen dolgozni
harować, orać, tyrać, zachrzaniać, zapieprzać, zapierniczać, zasuwać, ciężka praca
δουλεύω σαν σκλάβος, δουλεύω σκληρά, κοπιαστική εργασία
zwoegen, ploeteren, zwaar werk verrichten
dřít, těžce pracovat
slita, knoga, slava, arbeta hårt
knokle, arbejde hårdt, slid
厳しい仕事, 肉体労働
treballar, treballar dur
ahkeroida, työskennellä kovasti
arbeide hardt, slite
lan gogorra
fizički rad, težak rad
тешко работа
naporno delati, trdo delati
fyzicky pracovať, ťažko pracovať
fizički rad, težak rad
fizički rad, težak rad
важка праця, працювати важко
работя усилено, трудя се
працаваць цяжка, фізічна працаваць
לעבוד קשה، עבודה קשה
عمل بدني، عمل شاق
زحمت کشیدن، کار سخت
محنت کرنا، کٹھن کام
malochen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van malochen- [Berufe] körperlich hart, schwer arbeiten, schuften, werken, acheln, ackern, barabern
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van malochen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van malochen
- Vorming van Imperatief van malochen
- Vorming van Konjunktiv I van malochen
- Vorming van Konjunktiv II van malochen
- Vorming van Infinitief van malochen
- Vorming van Deelwoord van malochen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van malochen
≡ abonnieren
≡ abortieren
≡ adaptieren
≡ achten
≡ addieren
≡ adhärieren
≡ aalen
≡ aasen
≡ adorieren
≡ adeln
≡ adoptieren
≡ ackern
≡ addizieren
≡ achseln
≡ abdizieren
≡ achteln
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord malochen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord malochen
De vervoeging van het werkwoord malochen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord malochen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (malocht - malochte - hat malocht) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary malochen en op malochen in de Duden.
malochen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | maloch(e) | malochte | maloche | malochte | - |
du | malochst | malochtest | malochest | malochtest | maloch(e) |
er | malocht | malochte | maloche | malochte | - |
wir | malochen | malochten | malochen | malochten | malochen |
ihr | malocht | malochtet | malochet | malochtet | malocht |
sie | malochen | malochten | malochen | malochten | malochen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich maloch(e), du malochst, er malocht, wir malochen, ihr malocht, sie malochen
- Onvoltooid verleden tijd: ich malochte, du malochtest, er malochte, wir malochten, ihr malochtet, sie malochten
- Perfectum: ich habe malocht, du hast malocht, er hat malocht, wir haben malocht, ihr habt malocht, sie haben malocht
- Voltooid verleden tijd: ich hatte malocht, du hattest malocht, er hatte malocht, wir hatten malocht, ihr hattet malocht, sie hatten malocht
- Toekomende tijd I: ich werde malochen, du wirst malochen, er wird malochen, wir werden malochen, ihr werdet malochen, sie werden malochen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde malocht haben, du wirst malocht haben, er wird malocht haben, wir werden malocht haben, ihr werdet malocht haben, sie werden malocht haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich maloche, du malochest, er maloche, wir malochen, ihr malochet, sie malochen
- Onvoltooid verleden tijd: ich malochte, du malochtest, er malochte, wir malochten, ihr malochtet, sie malochten
- Perfectum: ich habe malocht, du habest malocht, er habe malocht, wir haben malocht, ihr habet malocht, sie haben malocht
- Voltooid verleden tijd: ich hätte malocht, du hättest malocht, er hätte malocht, wir hätten malocht, ihr hättet malocht, sie hätten malocht
- Toekomende tijd I: ich werde malochen, du werdest malochen, er werde malochen, wir werden malochen, ihr werdet malochen, sie werden malochen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde malocht haben, du werdest malocht haben, er werde malocht haben, wir werden malocht haben, ihr werdet malocht haben, sie werden malocht haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde malochen, du würdest malochen, er würde malochen, wir würden malochen, ihr würdet malochen, sie würden malochen
- Voltooid verleden tijd: ich würde malocht haben, du würdest malocht haben, er würde malocht haben, wir würden malocht haben, ihr würdet malocht haben, sie würden malocht haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: maloch(e) (du), malochen wir, malocht (ihr), malochen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: malochen, zu malochen
- Infinitief II: malocht haben, malocht zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: malochend
- Participle II: malocht