Vervoeging van het Duitse werkwoord zerfleddern ⟨statief passief⟩ ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord zerfleddern (verfomfaaien, slijten) is regelmatig. De basisvormen zijn ... zerfleddert ist, ... zerfleddert war en ... zerfleddert gewesen ist. Het hulpwerkwoord van zerfleddern is "haben". Het voorvoegsel zer- van zerfleddern is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het statief passief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord zerfleddern beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor zerfleddern. Je kunt niet alleen zerfleddern vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen

C2 · regelmatig · haben · onlosmakelijk

zerfleddert sein

... zerfleddert ist · ... zerfleddert war · ... zerfleddert gewesen ist

 Geen informele e-wegval mogelijk 

Engels get tatty, tatter, fray, wear out

zerreißen und abnützen durch häufigen oder sorglosen Gebrauch, meist in Verbindung mit Papier; zerfetzen, zerfledern, zerreißen, verhackstücken

acc.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van zerfleddern

Tegenwoordige tijd

... ich zerfleddert bin
... du zerfleddert bist
... er zerfleddert ist
... wir zerfleddert sind
... ihr zerfleddert seid
... sie zerfleddert sind

Onvoltooid verleden tijd

... ich zerfleddert war
... du zerfleddert warst
... er zerfleddert war
... wir zerfleddert waren
... ihr zerfleddert wart
... sie zerfleddert waren

Imperatief

-
sei (du) zerfleddert
-
seien wir zerfleddert
seid (ihr) zerfleddert
seien Sie zerfleddert

Konjunktief I

... ich zerfleddert sei
... du zerfleddert seiest
... er zerfleddert sei
... wir zerfleddert seien
... ihr zerfleddert seiet
... sie zerfleddert seien

Konjunktief II

... ich zerfleddert wäre
... du zerfleddert wärest
... er zerfleddert wäre
... wir zerfleddert wären
... ihr zerfleddert wäret
... sie zerfleddert wären

Infinitief

zerfleddert sein
zerfleddert zu sein

Deelwoord

zerfleddert seiend
zerfleddert gewesen

indicatief

Het werkwoord zerfleddern vervoegd in de aantonende wijs statief passief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich zerfleddert bin
... du zerfleddert bist
... er zerfleddert ist
... wir zerfleddert sind
... ihr zerfleddert seid
... sie zerfleddert sind

Onvoltooid verleden tijd

... ich zerfleddert war
... du zerfleddert warst
... er zerfleddert war
... wir zerfleddert waren
... ihr zerfleddert wart
... sie zerfleddert waren

Perfectum

... ich zerfleddert gewesen bin
... du zerfleddert gewesen bist
... er zerfleddert gewesen ist
... wir zerfleddert gewesen sind
... ihr zerfleddert gewesen seid
... sie zerfleddert gewesen sind

Volt. verl. tijd

... ich zerfleddert gewesen war
... du zerfleddert gewesen warst
... er zerfleddert gewesen war
... wir zerfleddert gewesen waren
... ihr zerfleddert gewesen wart
... sie zerfleddert gewesen waren

Toekomende tijd I

... ich zerfleddert sein werde
... du zerfleddert sein wirst
... er zerfleddert sein wird
... wir zerfleddert sein werden
... ihr zerfleddert sein werdet
... sie zerfleddert sein werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich zerfleddert gewesen sein werde
... du zerfleddert gewesen sein wirst
... er zerfleddert gewesen sein wird
... wir zerfleddert gewesen sein werden
... ihr zerfleddert gewesen sein werdet
... sie zerfleddert gewesen sein werden

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord zerfleddern in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich zerfleddert sei
... du zerfleddert seiest
... er zerfleddert sei
... wir zerfleddert seien
... ihr zerfleddert seiet
... sie zerfleddert seien

Konjunktief II

... ich zerfleddert wäre
... du zerfleddert wärest
... er zerfleddert wäre
... wir zerfleddert wären
... ihr zerfleddert wäret
... sie zerfleddert wären

Voltooid Konj.

... ich zerfleddert gewesen sei
... du zerfleddert gewesen seiest
... er zerfleddert gewesen sei
... wir zerfleddert gewesen seien
... ihr zerfleddert gewesen seiet
... sie zerfleddert gewesen seien

Konj. volt. verl. t.

... ich zerfleddert gewesen wäre
... du zerfleddert gewesen wärest
... er zerfleddert gewesen wäre
... wir zerfleddert gewesen wären
... ihr zerfleddert gewesen wäret
... sie zerfleddert gewesen wären

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich zerfleddert sein werde
... du zerfleddert sein werdest
... er zerfleddert sein werde
... wir zerfleddert sein werden
... ihr zerfleddert sein werdet
... sie zerfleddert sein werden

Toek. volt. aanw.

... ich zerfleddert gewesen sein werde
... du zerfleddert gewesen sein werdest
... er zerfleddert gewesen sein werde
... wir zerfleddert gewesen sein werden
... ihr zerfleddert gewesen sein werdet
... sie zerfleddert gewesen sein werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich zerfleddert sein würde
... du zerfleddert sein würdest
... er zerfleddert sein würde
... wir zerfleddert sein würden
... ihr zerfleddert sein würdet
... sie zerfleddert sein würden

Verleden cond.

... ich zerfleddert gewesen sein würde
... du zerfleddert gewesen sein würdest
... er zerfleddert gewesen sein würde
... wir zerfleddert gewesen sein würden
... ihr zerfleddert gewesen sein würdet
... sie zerfleddert gewesen sein würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs statief passief tegenwoordige tijd voor het werkwoord zerfleddern


Tegenwoordige tijd

sei (du) zerfleddert
seien wir zerfleddert
seid (ihr) zerfleddert
seien Sie zerfleddert

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in statief passief voor zerfleddern


Infinitief I


zerfleddert sein
zerfleddert zu sein

Infinitief II


zerfleddert gewesen sein
zerfleddert gewesen zu sein

Tegenwoordig deelwoord


zerfleddert seiend

Participle II


zerfleddert gewesen

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse zerfleddern


Duits zerfleddern
Engels get tatty, tatter, fray, wear out
Russisch затрепать, затрёпывать, износить, порвать
Spaans estropear, destrozar, hacer trizas, desgastar, deteriorar
Frans abîmer, esquinter, abimer, déchirer, usure
Turks pıyrım pıyrım etmek, yıpratmak, yırtmak
Portugees estragar, desgastar, rasgar
Italiaans sbrindellare, sciupare, scompaginare, logorare, strappare
Roemeens sfâșiere, uzură
Hongaars elhasználódni, széttépni
Pools rozdzierać, rozedrzeć, rozszarpać, rozszarpywać, zetrzeć, zniszczyć
Grieks σκίσιμο, φθορά
Nederlands verfomfaaien, slijten, verscheuren
Tsjechisch opotřebovat, roztrhnout
Zweeds förstöra, slita
Deens slide, ødelægge
Japans ぼろぼろになる, 擦り切れる
Catalaans desfer, esgarrapar
Fins kulua, repaleutua
Noors slite, ødelegge
Baskisch puskatu, zatikatu
Servisch istrgnuti, razderati
Macedonisch изгребан, износен
Sloveens obrabljati, raztrgati
Slowaaks opotrebovať, roztrhnúť
Bosnisch istrgnuti, izlizati
Kroatisch istrgnuti, izlizati
Oekraïens зношувати, порвати
Bulgaars износвам, разкъсвам
Wit-Russisch зношваць, разрываць
Indonesisch merobek
Vietnamees 
Oezbeeks yirtmoq
Hindi फाड़ना
Chinees 撕碎
Thais ฉีก
Koreaans 찢다
Azerbeidzjaans parçalamaq
Georgisch ტეხვა
Bengaals ছিঁড়ে ফেলা
Albanees copëtoj
Marathi फाडणे
Nepalees फाड्नु
Telugu చీల్చు
Lets izplēst
Tamil சிதைக்க
Ests rebima
Armeens ճեղքել
Koerdisch parçalamak
Hebreeuwsלקרוע، לשחוק
Arabischتمزق، تآكل
Perzischفرسودن، پاره کردن
Urduبکھرنا، پھٹنا

zerfleddern in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van zerfleddern

  • zerreißen und abnützen durch häufigen oder sorglosen Gebrauch, meist in Verbindung mit Papier, zerfetzen, zerfledern, zerreißen
  • zerfetzen, zerreißen, verhackstücken

zerfleddern in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord zerfleddern vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord zerfleddern


De vervoeging van het werkwoord zerfleddert sein wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord zerfleddert sein is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... zerfleddert ist - ... zerfleddert war - ... zerfleddert gewesen ist) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary zerfleddern en op zerfleddern in de Duden.

zerfleddern vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... zerfleddert bin... zerfleddert war... zerfleddert sei... zerfleddert wäre-
du ... zerfleddert bist... zerfleddert warst... zerfleddert seiest... zerfleddert wärestsei zerfleddert
er ... zerfleddert ist... zerfleddert war... zerfleddert sei... zerfleddert wäre-
wir ... zerfleddert sind... zerfleddert waren... zerfleddert seien... zerfleddert wärenseien zerfleddert
ihr ... zerfleddert seid... zerfleddert wart... zerfleddert seiet... zerfleddert wäretseid zerfleddert
sie ... zerfleddert sind... zerfleddert waren... zerfleddert seien... zerfleddert wärenseien zerfleddert

indicatief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich zerfleddert bin, ... du zerfleddert bist, ... er zerfleddert ist, ... wir zerfleddert sind, ... ihr zerfleddert seid, ... sie zerfleddert sind
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert war, ... du zerfleddert warst, ... er zerfleddert war, ... wir zerfleddert waren, ... ihr zerfleddert wart, ... sie zerfleddert waren
  • Perfectum: ... ich zerfleddert gewesen bin, ... du zerfleddert gewesen bist, ... er zerfleddert gewesen ist, ... wir zerfleddert gewesen sind, ... ihr zerfleddert gewesen seid, ... sie zerfleddert gewesen sind
  • Voltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert gewesen war, ... du zerfleddert gewesen warst, ... er zerfleddert gewesen war, ... wir zerfleddert gewesen waren, ... ihr zerfleddert gewesen wart, ... sie zerfleddert gewesen waren
  • Toekomende tijd I: ... ich zerfleddert sein werde, ... du zerfleddert sein wirst, ... er zerfleddert sein wird, ... wir zerfleddert sein werden, ... ihr zerfleddert sein werdet, ... sie zerfleddert sein werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich zerfleddert gewesen sein werde, ... du zerfleddert gewesen sein wirst, ... er zerfleddert gewesen sein wird, ... wir zerfleddert gewesen sein werden, ... ihr zerfleddert gewesen sein werdet, ... sie zerfleddert gewesen sein werden

Conjunctief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich zerfleddert sei, ... du zerfleddert seiest, ... er zerfleddert sei, ... wir zerfleddert seien, ... ihr zerfleddert seiet, ... sie zerfleddert seien
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert wäre, ... du zerfleddert wärest, ... er zerfleddert wäre, ... wir zerfleddert wären, ... ihr zerfleddert wäret, ... sie zerfleddert wären
  • Perfectum: ... ich zerfleddert gewesen sei, ... du zerfleddert gewesen seiest, ... er zerfleddert gewesen sei, ... wir zerfleddert gewesen seien, ... ihr zerfleddert gewesen seiet, ... sie zerfleddert gewesen seien
  • Voltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert gewesen wäre, ... du zerfleddert gewesen wärest, ... er zerfleddert gewesen wäre, ... wir zerfleddert gewesen wären, ... ihr zerfleddert gewesen wäret, ... sie zerfleddert gewesen wären
  • Toekomende tijd I: ... ich zerfleddert sein werde, ... du zerfleddert sein werdest, ... er zerfleddert sein werde, ... wir zerfleddert sein werden, ... ihr zerfleddert sein werdet, ... sie zerfleddert sein werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich zerfleddert gewesen sein werde, ... du zerfleddert gewesen sein werdest, ... er zerfleddert gewesen sein werde, ... wir zerfleddert gewesen sein werden, ... ihr zerfleddert gewesen sein werdet, ... sie zerfleddert gewesen sein werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) statief passief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert sein würde, ... du zerfleddert sein würdest, ... er zerfleddert sein würde, ... wir zerfleddert sein würden, ... ihr zerfleddert sein würdet, ... sie zerfleddert sein würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich zerfleddert gewesen sein würde, ... du zerfleddert gewesen sein würdest, ... er zerfleddert gewesen sein würde, ... wir zerfleddert gewesen sein würden, ... ihr zerfleddert gewesen sein würdet, ... sie zerfleddert gewesen sein würden

Imperatief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: sei (du) zerfleddert, seien wir zerfleddert, seid (ihr) zerfleddert, seien Sie zerfleddert

Infinitief/Deelwoord statief passief

  • Infinitief I: zerfleddert sein, zerfleddert zu sein
  • Infinitief II: zerfleddert gewesen sein, zerfleddert gewesen zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: zerfleddert seiend
  • Participle II: zerfleddert gewesen

Opmerkingen



Inloggen

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: zerfleddern

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 189722