Vervoeging van het Duitse werkwoord plagen
De vervoeging van het werkwoord plagen (kwellen, plagen) is regelmatig. De basisvormen zijn plagt, plagte en hat geplagt. Het hulpwerkwoord van plagen is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord plagen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor plagen. Je kunt niet alleen plagen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen ☆
B2 · regelmatig · haben
bother, annoy, plague, rack, trouble, afflict, ail, badger, bait, distress, grub, harrow, labor, labour, niggle, pester, toil, vex, worry, wrack, torment
sich großen Anstrengungen unterziehen; Beschwerden verursachen, lästig werden; sich abmühen, belasten, necken, quälen
(sich+A, acc., mit+D)
» Ihn plagen
Probleme. He is plagued by problems.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van plagen
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord plagen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | geplagt |
du | hast | geplagt |
er | hat | geplagt |
wir | haben | geplagt |
ihr | habt | geplagt |
sie | haben | geplagt |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | geplagt |
du | hattest | geplagt |
er | hatte | geplagt |
wir | hatten | geplagt |
ihr | hattet | geplagt |
sie | hatten | geplagt |
Toekomende tijd I
ich | werde | plagen |
du | wirst | plagen |
er | wird | plagen |
wir | werden | plagen |
ihr | werdet | plagen |
sie | werden | plagen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | geplagt | haben |
du | wirst | geplagt | haben |
er | wird | geplagt | haben |
wir | werden | geplagt | haben |
ihr | werdet | geplagt | haben |
sie | werden | geplagt | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord plagen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | geplagt |
du | habest | geplagt |
er | habe | geplagt |
wir | haben | geplagt |
ihr | habet | geplagt |
sie | haben | geplagt |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | geplagt |
du | hättest | geplagt |
er | hätte | geplagt |
wir | hätten | geplagt |
ihr | hättet | geplagt |
sie | hätten | geplagt |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord plagen
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor plagen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor plagen
-
Ihn
plagen
Probleme.
He is plagued by problems.
-
Mein Gewissen
plagt
mich.
My conscience bothers me.
-
Wirst du vom Gewissen
geplagt
?
Are you tormented by your conscience?
-
Wofür
plage
ich mich so?
Why do I torment myself so?
-
Warum
plagst
du mich damit?
Why are you tormenting me with that?
-
Sie wurden durch hohe Steuern
geplagt
.
They were burdened with heavy taxes.
-
Meine Schuld an dem Unfall
plagt
mein Gewissen.
My guilt about the accident plagues my conscience.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse plagen
-
plagen
bother, annoy, plague, rack, trouble, afflict, ail, badger
мучить, мучиться, докучать, замучивать, замучиваться, замучить, замучиться, измучивать
atormentar, afligir, molestar, afanarse por, ajetrear con, ajetrearse, brear, fastidiar
harceler, tourmenter, hanter h aspiré, peiner, tracasser, ennuyer
zahmet çekmek, yorulmak, üzmek, üzülmek, sıkıntı vermek, rahatsız etmek
afligir, atormentar, aborrecer-se, consumir, esfalfar-se, importunar, torturar
tormentare, affliggere, angustiare, faticare, industriarsi, penare, sfacchinare, travagliare
deranja, se chinui, se strădui, supăra
gyötör, kínlódik, kínoz, bántalmaz, fáraszt, zaklat
dokuczać, dokuczyć, trudzić, męczyć, męczyć się, trudzić się
ταλαιπωρώ, βασανίζω, ενοχλώ, ταλαιπωρούμαι
kwellen, plagen, lastigvallen, tobben, zich afsloven, zich aftobben, zwoegen
trápit, obtěžovat, snažit se, trápit se
plåga, knoga, pina, slita, anstränga, besvära
plage, pine, slide, gener
苦しめる, 苦労する, 悩ます
molestar, fastiguejar, importunar, esforçar-se, incomodar, patir
vaivata, kiusata, raataa, vaivannus
plage, slite, streve, plage seg
ahaleginak egin, gogoratu, nekatzen
mučiti, mučiti se, truditi se, zamarati
мучи, гнети, маче
mukati, mučiti se, težiti, truditi se
trápiť, mučiť, obťažovať
mučiti, mučiti se, truditi se, zamarati
mučiti, mučiti se, truditi se, zamarati
турбувати, досадити, надокучати, надоїдати, намагатися, прикладати зусилля
досаждам, мъча, мъча се, страдам
досаждаць, намаганні, пакутаваць, пакуты
להטריד، להתאמץ، לסבול، לצער
أتعب، أجهد نفسه، أزعج، كد، معاناة، إزعاج، تعب
آزار دادن، دردسر دادن، زحمت کشیدن، مزاحمت
تنگ کرنا، پریشان کرنا، تکلیف دینا، مشقت کرنا
plagen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van plagen- sich großen Anstrengungen unterziehen, Beschwerden verursachen, lästig werden, sich abmühen, belasten, necken, quälen
- sich großen Anstrengungen unterziehen, Beschwerden verursachen, lästig werden, sich abmühen, belasten, necken, quälen
- sich großen Anstrengungen unterziehen, Beschwerden verursachen, lästig werden, sich abmühen, belasten, necken, quälen
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor plagen
jemand/etwas plagt
jemanden mitetwas jemand/etwas
mitplagt
etwas jemand/etwas
sich mitplagt
etwas jemand/etwas
sich mitplagt
jemandem/etwas
Toepassingen Voorzetsels
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van plagen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van plagen
- Vorming van Imperatief van plagen
- Vorming van Konjunktiv I van plagen
- Vorming van Konjunktiv II van plagen
- Vorming van Infinitief van plagen
- Vorming van Deelwoord van plagen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van plagen
≡ adoptieren
≡ ackern
≡ abdizieren
≡ abonnieren
≡ rumplagen
≡ addieren
≡ adhärieren
≡ achteln
≡ addizieren
≡ achseln
≡ herumplagen
≡ adeln
≡ abortieren
≡ abplagen
≡ aalen
≡ achten
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord plagen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord plagen
De vervoeging van het werkwoord plagen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord plagen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (plagt - plagte - hat geplagt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary plagen en op plagen in de Duden.
plagen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | plag(e) | plagte | plage | plagte | - |
du | plagst | plagtest | plagest | plagtest | plag(e) |
er | plagt | plagte | plage | plagte | - |
wir | plagen | plagten | plagen | plagten | plagen |
ihr | plagt | plagtet | plaget | plagtet | plagt |
sie | plagen | plagten | plagen | plagten | plagen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich plag(e), du plagst, er plagt, wir plagen, ihr plagt, sie plagen
- Onvoltooid verleden tijd: ich plagte, du plagtest, er plagte, wir plagten, ihr plagtet, sie plagten
- Perfectum: ich habe geplagt, du hast geplagt, er hat geplagt, wir haben geplagt, ihr habt geplagt, sie haben geplagt
- Voltooid verleden tijd: ich hatte geplagt, du hattest geplagt, er hatte geplagt, wir hatten geplagt, ihr hattet geplagt, sie hatten geplagt
- Toekomende tijd I: ich werde plagen, du wirst plagen, er wird plagen, wir werden plagen, ihr werdet plagen, sie werden plagen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geplagt haben, du wirst geplagt haben, er wird geplagt haben, wir werden geplagt haben, ihr werdet geplagt haben, sie werden geplagt haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich plage, du plagest, er plage, wir plagen, ihr plaget, sie plagen
- Onvoltooid verleden tijd: ich plagte, du plagtest, er plagte, wir plagten, ihr plagtet, sie plagten
- Perfectum: ich habe geplagt, du habest geplagt, er habe geplagt, wir haben geplagt, ihr habet geplagt, sie haben geplagt
- Voltooid verleden tijd: ich hätte geplagt, du hättest geplagt, er hätte geplagt, wir hätten geplagt, ihr hättet geplagt, sie hätten geplagt
- Toekomende tijd I: ich werde plagen, du werdest plagen, er werde plagen, wir werden plagen, ihr werdet plagen, sie werden plagen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geplagt haben, du werdest geplagt haben, er werde geplagt haben, wir werden geplagt haben, ihr werdet geplagt haben, sie werden geplagt haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde plagen, du würdest plagen, er würde plagen, wir würden plagen, ihr würdet plagen, sie würden plagen
- Voltooid verleden tijd: ich würde geplagt haben, du würdest geplagt haben, er würde geplagt haben, wir würden geplagt haben, ihr würdet geplagt haben, sie würden geplagt haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: plag(e) (du), plagen wir, plagt (ihr), plagen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: plagen, zu plagen
- Infinitief II: geplagt haben, geplagt zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: plagend
- Participle II: geplagt