Vervoeging van het Duitse werkwoord erwachen ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord erwachen (ontwaken, wakker worden) is regelmatig. De basisvormen zijn ... erwacht, ... erwachte en ... erwacht ist. Het hulpwerkwoord van erwachen is "sein". Het voorvoegsel er- van erwachen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord erwachen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor erwachen. Je kunt niet alleen erwachen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B1. Opmerkingen ☆

Video

B1 · regelmatig · sein · onlosmakelijk

erwachen

... erwacht · ... erwachte · ... erwacht ist

awaken, awake, wake, wake up, arise, dawn, develop

aufhören zu schlafen; sich in jemandem zu entwickeln beginnen (ein Interesse, eine Leidenschaft für etwas); aufwachen, anwachsen, wach werden, munter werden

(aus+D, von+D)

» Sie müssen erwachen . You need to wake up.

Werbung ausblenden

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van erwachen

Tegenwoordige tijd

...	ich	erwach(e)⁵
...	du	erwachst
...	er	erwacht
...	wir	erwachen
...	ihr	erwacht
...	sie	erwachen

Onvoltooid verleden tijd

...	ich	erwachte
...	du	erwachtest
...	er	erwachte
...	wir	erwachten
...	ihr	erwachtet
...	sie	erwachten

Imperatief

-
erwach(e)⁵	(du)
-
erwachen	wir
erwacht	(ihr)
erwachen	Sie

Konjunktief I

...	ich	erwache
...	du	erwachest
...	er	erwache
...	wir	erwachen
...	ihr	erwachet
...	sie	erwachen

Konjunktief II

...	ich	erwachte
...	du	erwachtest
...	er	erwachte
...	wir	erwachten
...	ihr	erwachtet
...	sie	erwachten

Infinitief

erwachen

zu erwachen

Deelwoord

erwachend

erwacht

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

indicatief

Het werkwoord erwachen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd

Tegenwoordige tijd

...	ich	erwach(e)⁵
...	du	erwachst
...	er	erwacht
...	wir	erwachen
...	ihr	erwacht
...	sie	erwachen

Onvoltooid verleden tijd

...	ich	erwachte
...	du	erwachtest
...	er	erwachte
...	wir	erwachten
...	ihr	erwachtet
...	sie	erwachten

Perfectum

...	ich	erwacht	bin
...	du	erwacht	bist
...	er	erwacht	ist
...	wir	erwacht	sind
...	ihr	erwacht	seid
...	sie	erwacht	sind

Volt. verl. tijd

...	ich	erwacht	war
...	du	erwacht	warst
...	er	erwacht	war
...	wir	erwacht	waren
...	ihr	erwacht	wart
...	sie	erwacht	waren

Toekomende tijd I

...	ich	erwachen	werde
...	du	erwachen	wirst
...	er	erwachen	wird
...	wir	erwachen	werden
...	ihr	erwachen	werdet
...	sie	erwachen	werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

...	ich	erwacht	sein	werde
...	du	erwacht	sein	wirst
...	er	erwacht	sein	wird
...	wir	erwacht	sein	werden
...	ihr	erwacht	sein	werdet
...	sie	erwacht	sein	werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Tom erwachte mit Kopfschmerzen.
Die Band erwachte wieder zum Leben.
Eines schönen Tages erwachte sie in einem Labyrinth.

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord erwachen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.

Konjunktief I

...	ich	erwache
...	du	erwachest
...	er	erwache
...	wir	erwachen
...	ihr	erwachet
...	sie	erwachen

Konjunktief II

...	ich	erwachte
...	du	erwachtest
...	er	erwachte
...	wir	erwachten
...	ihr	erwachtet
...	sie	erwachten

Voltooid Konj.

...	ich	erwacht	sei
...	du	erwacht	seiest
...	er	erwacht	sei
...	wir	erwacht	seien
...	ihr	erwacht	seiet
...	sie	erwacht	seien

Konj. volt. verl. t.

...	ich	erwacht	wäre
...	du	erwacht	wärest
...	er	erwacht	wäre
...	wir	erwacht	wären
...	ihr	erwacht	wäret
...	sie	erwacht	wären

Toekomende aanvoegende wijs I

...	ich	erwachen	werde
...	du	erwachen	werdest
...	er	erwachen	werde
...	wir	erwachen	werden
...	ihr	erwachen	werdet
...	sie	erwachen	werden

Toek. volt. aanw.

...	ich	erwacht	sein	werde
...	du	erwacht	sein	werdest
...	er	erwacht	sein	werde
...	wir	erwacht	sein	werden
...	ihr	erwacht	sein	werdet
...	sie	erwacht	sein	werden

Willst du deinen Traum verwirklichen, dann erwache .

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.

Conjunctief II

...	ich	erwachen	würde
...	du	erwachen	würdest
...	er	erwachen	würde
...	wir	erwachen	würden
...	ihr	erwachen	würdet
...	sie	erwachen	würden

Verleden cond.

...	ich	erwacht	sein	würde
...	du	erwacht	sein	würdest
...	er	erwacht	sein	würde
...	wir	erwacht	sein	würden
...	ihr	erwacht	sein	würdet
...	sie	erwacht	sein	würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord erwachen

Tegenwoordige tijd

erwach(e)⁵	(du)
erwachen	wir
erwacht	(ihr)
erwachen	Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor erwachen

Infinitief I

erwachen

zu erwachen

Infinitief II

erwacht sein

erwacht zu sein

Tegenwoordig deelwoord

erwachend

Participle II

erwacht

Sie müssen erwachen .
Heute bin ich früh erwacht .
Tom ist aus seinem Koma nie erwacht .

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor erwachen

Sie müssen erwachen .
You need to wake up.
Tom erwachte mit Kopfschmerzen.
Tom woke up with a headache.
Heute bin ich früh erwacht .
I woke up early today.
Die Band erwachte wieder zum Leben.
The band re-formed.
Tom ist aus seinem Koma nie erwacht .
Tom never came out of his coma.
Eines schönen Tages erwachte sie in einem Labyrinth.
One beautiful day she woke up in a labyrinth.
Ich bin aus einem Albtraum erwacht .
I woke from a nightmare.

Voorbeelden

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse erwachen

erwachen

awaken, awake, wake, wake up, arise, dawn, develop

пробуждаться, просыпаться, проснуться, очнуться, пробудиться, возникать

despertar, despertarse, nacer

se réveiller, éveiller, s'éveiller, naître

uyanmak, gelişmek

despertar, acordar, desenvolver-se

svegliarsi, destarsi, risvegliarsi, nascere, risvegliare, svegliare, svilupparsi

trezi, se trezi, trezire

felébred, felébredni

budzić się, budzić, budzić z, przebudzić z, obudzić się, rozwinąć się

ξυπνώ, αναδύομαι, ξυπνάω, ξύπνηση

ontwaken, wakker worden, gewekt worden, ontwikkelen

probouzet se, probouzetbudit se, vzbudit se, probudit se

vakna, vakna upp, uppvaknande

gry, vågne

目覚める, 目が覚める, 蘇る, 覚める, 興味を持ち始める, 覚醒, 起きる

despertar-se, desvetllar-se, despertar

herätä, herääminen, kehittyä

våkne, oppstå

esnatu, garatzen hasi

biti budan, probuditi se, javiti se

будење, развивање, собудување, събуди се

zbuditi se

prebudiť sa, vstať, vstať hore, zobudiť sa, prebudenie

probuditi se, javiti se

probuditi se, biti budan, javiti se

прокидатись, прокидатися, прокинутись, виявляти інтерес, пробуджуватися

пробуждам се, събуждам се, пробуждане, събуждане

прачынацца, развівацца, узнікаць

להתעורר

استيقاظ، استيقظ

بیدار شدن، آشکار شدن

بیدار ہونا، جاگنا

erwachen in dict.cc

Vertalingen

Doe mee

Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.

Inloggen

Alle helden

Definities

Betekenissen en synoniemen van erwachen

aufhören zu schlafen, sich in jemandem zu entwickeln beginnen (ein Interesse, eine Leidenschaft für etwas), aufwachen, anwachsen, wach werden, munter werden
aufhören zu schlafen, sich in jemandem zu entwickeln beginnen (ein Interesse, eine Leidenschaft für etwas), aufwachen, anwachsen, wach werden, munter werden
aufhören zu schlafen, sich in jemandem zu entwickeln beginnen (ein Interesse, eine Leidenschaft für etwas), aufwachen, anwachsen, wach werden, munter werden

erwachen in openthesaurus.de

Betekenissen Synoniemen

Voorzetsels

Voorzetsels voor erwachen

jemand/etwas erwacht aus etwas
jemand/etwas erwacht aus/von etwas

Toepassingen Voorzetsels

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Duitse werkwoord erwachen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord erwachen

De vervoeging van het werkwoord erwachen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord erwachen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... erwacht - ... erwachte - ... erwacht ist) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary erwachen en op erwachen in de Duden.

erwachen vervoeging

	Tegenwoordige tijd	Onvoltooid verleden tijd	Conjunctief I	Conjunctief II	Imperatief
ich	... erwach(e)	... erwachte	... erwache	... erwachte	-
du	... erwachst	... erwachtest	... erwachest	... erwachtest	erwach(e)
er	... erwacht	... erwachte	... erwache	... erwachte	-
wir	... erwachen	... erwachten	... erwachen	... erwachten	erwachen
ihr	... erwacht	... erwachtet	... erwachet	... erwachtet	erwacht
sie	... erwachen	... erwachten	... erwachen	... erwachten	erwachen

indicatief Actief

Tegenwoordige tijd: ... ich erwach(e), ... du erwachst, ... er erwacht, ... wir erwachen, ... ihr erwacht, ... sie erwachen
Onvoltooid verleden tijd: ... ich erwachte, ... du erwachtest, ... er erwachte, ... wir erwachten, ... ihr erwachtet, ... sie erwachten
Perfectum: ... ich erwacht bin, ... du erwacht bist, ... er erwacht ist, ... wir erwacht sind, ... ihr erwacht seid, ... sie erwacht sind
Voltooid verleden tijd: ... ich erwacht war, ... du erwacht warst, ... er erwacht war, ... wir erwacht waren, ... ihr erwacht wart, ... sie erwacht waren
Toekomende tijd I: ... ich erwachen werde, ... du erwachen wirst, ... er erwachen wird, ... wir erwachen werden, ... ihr erwachen werdet, ... sie erwachen werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich erwacht sein werde, ... du erwacht sein wirst, ... er erwacht sein wird, ... wir erwacht sein werden, ... ihr erwacht sein werdet, ... sie erwacht sein werden

Conjunctief Actief

Tegenwoordige tijd: ... ich erwache, ... du erwachest, ... er erwache, ... wir erwachen, ... ihr erwachet, ... sie erwachen
Onvoltooid verleden tijd: ... ich erwachte, ... du erwachtest, ... er erwachte, ... wir erwachten, ... ihr erwachtet, ... sie erwachten
Perfectum: ... ich erwacht sei, ... du erwacht seiest, ... er erwacht sei, ... wir erwacht seien, ... ihr erwacht seiet, ... sie erwacht seien
Voltooid verleden tijd: ... ich erwacht wäre, ... du erwacht wärest, ... er erwacht wäre, ... wir erwacht wären, ... ihr erwacht wäret, ... sie erwacht wären
Toekomende tijd I: ... ich erwachen werde, ... du erwachen werdest, ... er erwachen werde, ... wir erwachen werden, ... ihr erwachen werdet, ... sie erwachen werden
voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich erwacht sein werde, ... du erwacht sein werdest, ... er erwacht sein werde, ... wir erwacht sein werden, ... ihr erwacht sein werdet, ... sie erwacht sein werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

Onvoltooid verleden tijd: ... ich erwachen würde, ... du erwachen würdest, ... er erwachen würde, ... wir erwachen würden, ... ihr erwachen würdet, ... sie erwachen würden
Voltooid verleden tijd: ... ich erwacht sein würde, ... du erwacht sein würdest, ... er erwacht sein würde, ... wir erwacht sein würden, ... ihr erwacht sein würdet, ... sie erwacht sein würden

Imperatief Actief

Tegenwoordige tijd: erwach(e) (du), erwachen wir, erwacht (ihr), erwachen Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

Infinitief I: erwachen, zu erwachen
Infinitief II: erwacht sein, erwacht zu sein
Tegenwoordig deelwoord: erwachend
Participle II: erwacht