Infinitief van het Duitse werkwoord widersprechen
De infinitiefvormen van widersprechen (tegenspreken, bezwaar maken tegen) zijn: widersprechen, zu widersprechen
.
De uitgang -en
wordt toegevoegd aan de stam van het werkwoord sprech
.
Bij het vormen van het infinitief met zu wordt het zu
los voor het gewone infinitief geplaatst, omdat het geen scheidbare eerste delen heeft.
De vorming van de vormen komt overeen met de grammaticaregels voor de vervoeging van werkwoorden in de infinitief.
Opmerkingen
☆
onregelmatig · haben · onlosmakelijk
Werkwoordschema Verbuigingsregels
- Vorming van Tegenwoordige tijd van widersprechen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van widersprechen
- Vorming van Imperatief van widersprechen
- Vorming van Konjunktiv I van widersprechen
- Vorming van Konjunktiv II van widersprechen
- Vorming van Infinitief van widersprechen
- Vorming van Deelwoord van widersprechen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
Verdere regels voor de vervoeging van widersprechen
- Hoe vervoeg je widersprechen in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Imperatief?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Infinitief?
- Hoe vervoeg je widersprechen in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
Voorbeelden
Voorbeelden van Actief Infinitief van het werkwoord widersprechen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse widersprechen
-
widersprechen
contradict, disagree, controvert, object, oppugn, answer back, be contradictory, be contrary (to)
противоречить, возражать, возразить, перечить, прекословить, противоречить себе, опровергать
contradecir, contradecirse, contrariar, desmentir, discutir, llevar la contraria, objetar, oponerse
contredire, démentir, contester, contrarier, contrer, désavouer, heurter, raisonner
karşı çıkmak, itiraz etmek, aykırı olmak, karşı gelmek, tutmamak, uymamak, reddetmek, çelişmek
contradizer, contestar, contrariar, contradizer-se, contrariar-se, opor-se a, opor-se
contraddire, contraddirsi, contrariare, contrastare, disdirsi, opporsi, rimbeccare, opporre
contrazice, se opune, răspunde
ellentmond, ellenkezik, ellentmondani
zaprzeczać, przeczyć, sprzeciwiać się, zaprzeczyć, przeciwstawiać się
αντιλέγω, αντιφάσκω, αντιβαίνω, αντιτίθεμαι, φέρνω αντίρρηση
tegenspreken, bezwaar maken tegen, indruisen tegen, tegenstrijdig zijn, weerspreken, ontkennen
odporovat, odmlouvat, protiřečit, nesouhlasit
opponera, säga emot, invända, motsäga
modsige, imodbevise, motsige
反論する, 異議を唱える
contradir
vastustaa, väittää vastaan, olla eri mieltä, kieltää
motsi, stride mot, imotsette, motsette, motsette seg
ezeztatu, aurka egon, ez ados egon, ezezko
protivurečiti, контрирати
противречам, противречи
nasprotovati, oporek
odporovať
protivriječiti
opirati se, opravdati, protiviti se, protivriječiti, protivrječiti
заперечувати, суперечити, не відповідати, не погоджуватися
противореча, опротивлявам, опротивявам
пярэчыць, супрацьстаяць, супярэчыць
להתנגד، להפריך، סותר
تناقض، خالف، عارض، معارضة، يعارض
مخالفت کردن، تناقض داشتن، اعتراض کردن، مخالف بودن، مخالف بودن با، مغایرت داشتن با، منافات داشتن، منکرشدن
مخالفت کرنا، تردید کرنا، تضاد، اختلاف
widersprechen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Werkwoordsvormen in Infinitief van widersprechen
Het werkwoord widersprechen is volledig vervoegd in alle personen en getallen in de Infinitief Tegenwoordige tijd Perfectum
Infinitief Tegenwoordige tijd Perfectumbasisvorm
- ich widerspräche (1e persoonEnkelvoud)
- du widersprächest (2e persoonEnkelvoud)
- er widersprächt (3e persoonEnkelvoud)
- wir widersprächen (1e persoonMeervoud)
- ihr widersprächt (2e persoonMeervoud)
- sie widersprächen (3e persoonMeervoud)