Vervoeging van het Duitse werkwoord fotografieren ⟨Vragende zin⟩

De vervoeging van het werkwoord fotografieren (fotograferen) is regelmatig. De basisvormen zijn fotografiert?, fotografierte? en hat fotografiert?. Het hulpwerkwoord van fotografieren is "haben". Het werkwoord fotografieren kan reflexief gebruikt worden. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Vragende zin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord fotografieren beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor fotografieren. Je kunt niet alleen fotografieren vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau A1. Opmerkingen

Video 

A1 · regelmatig · haben

fotografieren

fotografiert? · fotografierte? · hat fotografiert?

Engels take a photo, photograph, shoot a photograph (of), take a photograph, take a picture, take photographs, take photos, take pictures

ein Foto machen; Filmaufnahmen machen; (Bild) einfangen, (etwas) aufnehmen, (ein) Foto machen, ein Foto schießen

(sich+A, acc.)

» Ich fotografiere die Frau. Engels I'm photographing the woman.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van fotografieren

Tegenwoordige tijd

fotografier(e)⁵ ich?
fotografierst du?
fotografiert er?
fotografieren wir?
fotografiert ihr?
fotografieren sie?

Onvoltooid verleden tijd

fotografierte ich?
fotografiertest du?
fotografierte er?
fotografierten wir?
fotografiertet ihr?
fotografierten sie?

Imperatief

-
fotografier(e)⁵ (du)
-
fotografieren wir
fotografiert (ihr)
fotografieren Sie

Konjunktief I

fotografiere ich?
fotografierest du?
fotografiere er?
fotografieren wir?
fotografieret ihr?
fotografieren sie?

Konjunktief II

fotografierte ich?
fotografiertest du?
fotografierte er?
fotografierten wir?
fotografiertet ihr?
fotografierten sie?

Infinitief

fotografieren
zu fotografieren

Deelwoord

fotografierend
fotografiert

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord fotografieren vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

fotografier(e)⁵ ich?
fotografierst du?
fotografiert er?
fotografieren wir?
fotografiert ihr?
fotografieren sie?

Onvoltooid verleden tijd

fotografierte ich?
fotografiertest du?
fotografierte er?
fotografierten wir?
fotografiertet ihr?
fotografierten sie?

Perfectum

habe ich fotografiert?
hast du fotografiert?
hat er fotografiert?
haben wir fotografiert?
habt ihr fotografiert?
haben sie fotografiert?

Volt. verl. tijd

hatte ich fotografiert?
hattest du fotografiert?
hatte er fotografiert?
hatten wir fotografiert?
hattet ihr fotografiert?
hatten sie fotografiert?

Toekomende tijd I

werde ich fotografieren?
wirst du fotografieren?
wird er fotografieren?
werden wir fotografieren?
werdet ihr fotografieren?
werden sie fotografieren?

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

werde ich fotografiert haben?
wirst du fotografiert haben?
wird er fotografiert haben?
werden wir fotografiert haben?
werdet ihr fotografiert haben?
werden sie fotografiert haben?

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Ich fotografiere die Frau. 
  • Tom fotografierte mich. 
  • Mein Bruder fotografiert gerne Berge. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord fotografieren in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

fotografiere ich?
fotografierest du?
fotografiere er?
fotografieren wir?
fotografieret ihr?
fotografieren sie?

Konjunktief II

fotografierte ich?
fotografiertest du?
fotografierte er?
fotografierten wir?
fotografiertet ihr?
fotografierten sie?

Voltooid Konj.

habe ich fotografiert?
habest du fotografiert?
habe er fotografiert?
haben wir fotografiert?
habet ihr fotografiert?
haben sie fotografiert?

Konj. volt. verl. t.

hätte ich fotografiert?
hättest du fotografiert?
hätte er fotografiert?
hätten wir fotografiert?
hättet ihr fotografiert?
hätten sie fotografiert?

Toekomende aanvoegende wijs I

werde ich fotografieren?
werdest du fotografieren?
werde er fotografieren?
werden wir fotografieren?
werdet ihr fotografieren?
werden sie fotografieren?

Toek. volt. aanw.

werde ich fotografiert haben?
werdest du fotografiert haben?
werde er fotografiert haben?
werden wir fotografiert haben?
werdet ihr fotografiert haben?
werden sie fotografiert haben?

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

würde ich fotografieren?
würdest du fotografieren?
würde er fotografieren?
würden wir fotografieren?
würdet ihr fotografieren?
würden sie fotografieren?

Verleden cond.

würde ich fotografiert haben?
würdest du fotografiert haben?
würde er fotografiert haben?
würden wir fotografiert haben?
würdet ihr fotografiert haben?
würden sie fotografiert haben?

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord fotografieren


Tegenwoordige tijd

fotografier(e)⁵ (du)
fotografieren wir
fotografiert (ihr)
fotografieren Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor fotografieren


Infinitief I


fotografieren
zu fotografieren

Infinitief II


fotografiert haben
fotografiert zu haben

Tegenwoordig deelwoord


fotografierend

Participle II


fotografiert

  • Er hatte fotografiert . 
  • Hast du Tom fotografiert ? 
  • Er hat das Haus fotografiert . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor fotografieren


  • Ich fotografiere die Frau. 
    Engels I'm photographing the woman.
  • Er hatte fotografiert . 
    Engels He had photographed.
  • Hast du Tom fotografiert ? 
    Engels Did you take Tom's picture?
  • Er hat das Haus fotografiert . 
    Engels He photographed the house.
  • Er hat fast sein ganzes Leben lang in Schwarz-Weiß fotografiert . 
    Engels He has photographed in black and white for almost his entire life.
  • Tom fotografierte mich. 
    Engels Tom took my picture.
  • Könntest du uns fotografieren ? 
    Engels Could you take our picture?

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse fotografieren


Duits fotografieren
Engels take a photo, photograph, shoot a photograph (of), take a photograph, take a picture, take photographs, take photos, take pictures
Russisch фотографировать, снимать, сфотографировать, делать снимок, заниматься фотографией, заняться фотографией, заснять на плёнку, снять
Spaans fotografiar, hacer fotografías, sacar fotografías a, sacar fotografías de, tomar fotografías de, tomar fotos de, sacar fotos de
Frans photographier, prendre en photo, pratiquer la photographie, prendre des photos, prendre une photo
Turks foto çekmek, fotoğrafla, fotoğraflamak, fotoğrafçı
Portugees fotografar, tirar foto, tirar fotografias, tirar fotografias a, tirar fotografias de, tirar fotos, tirar uma foto, tirar uma fotografia
Italiaans fotografare, ritrarre
Roemeens fotografia
Hongaars fényképez, fotózik, fotózás, fényképezés, lefényképez, fényképezni
Pools fotografować, robić zdjęcia, robić zdjęcie, sfotografować
Grieks φωτογραφίζω, βγάζω φωτογραφίες
Nederlands fotograferen
Tsjechisch fotografovat, vyfotografovat
Zweeds fotografera, plåta
Deens fotografere, tage billeder
Japans 写真を撮る, 写す, 写真を写す, 撮る
Catalaans fotografiar
Fins valokuvata, kuvata
Noors ta bilde, fotografere, ta bilde av
Baskisch argazkia egin
Servisch fotografisati
Macedonisch фотографирање
Sloveens fotografirati
Slowaaks fotografovať
Bosnisch fotografisati
Kroatisch fotografirati
Oekraïens фотографувати, фотографуватися
Bulgaars снимам
Wit-Russisch зрабіць фота, фоткаць
Hebreeuwsלצלם
Arabischصور، يصور، تصوير
Perzischاز...عکس گرفتن، عکس گرفتن
Urduتصویر کھینچنا، تصویر بنانا

fotografieren in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van fotografieren

  • ein Foto machen, Filmaufnahmen machen, (Bild) einfangen, (etwas) aufnehmen, (ein) Foto machen, ein Foto schießen
  • ein Foto machen, Filmaufnahmen machen, (Bild) einfangen, (etwas) aufnehmen, (ein) Foto machen, ein Foto schießen

fotografieren in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord fotografieren vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord fotografieren


De vervoeging van het werkwoord fotografieren wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord fotografieren is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (fotografiert? - fotografierte? - hat fotografiert?) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary fotografieren en op fotografieren in de Duden.

fotografieren vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich fotografier(e)?fotografierte?fotografiere?fotografierte?-
du fotografierst?fotografiertest?fotografierest?fotografiertest?fotografier(e)
er fotografiert?fotografierte?fotografiere?fotografierte?-
wir fotografieren?fotografierten?fotografieren?fotografierten?fotografieren
ihr fotografiert?fotografiertet?fotografieret?fotografiertet?fotografiert
sie fotografieren?fotografierten?fotografieren?fotografierten?fotografieren

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: fotografier(e) ich?, fotografierst du?, fotografiert er?, fotografieren wir?, fotografiert ihr?, fotografieren sie?
  • Onvoltooid verleden tijd: fotografierte ich?, fotografiertest du?, fotografierte er?, fotografierten wir?, fotografiertet ihr?, fotografierten sie?
  • Perfectum: habe ich fotografiert?, hast du fotografiert?, hat er fotografiert?, haben wir fotografiert?, habt ihr fotografiert?, haben sie fotografiert?
  • Voltooid verleden tijd: hatte ich fotografiert?, hattest du fotografiert?, hatte er fotografiert?, hatten wir fotografiert?, hattet ihr fotografiert?, hatten sie fotografiert?
  • Toekomende tijd I: werde ich fotografieren?, wirst du fotografieren?, wird er fotografieren?, werden wir fotografieren?, werdet ihr fotografieren?, werden sie fotografieren?
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich fotografiert haben?, wirst du fotografiert haben?, wird er fotografiert haben?, werden wir fotografiert haben?, werdet ihr fotografiert haben?, werden sie fotografiert haben?

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: fotografiere ich?, fotografierest du?, fotografiere er?, fotografieren wir?, fotografieret ihr?, fotografieren sie?
  • Onvoltooid verleden tijd: fotografierte ich?, fotografiertest du?, fotografierte er?, fotografierten wir?, fotografiertet ihr?, fotografierten sie?
  • Perfectum: habe ich fotografiert?, habest du fotografiert?, habe er fotografiert?, haben wir fotografiert?, habet ihr fotografiert?, haben sie fotografiert?
  • Voltooid verleden tijd: hätte ich fotografiert?, hättest du fotografiert?, hätte er fotografiert?, hätten wir fotografiert?, hättet ihr fotografiert?, hätten sie fotografiert?
  • Toekomende tijd I: werde ich fotografieren?, werdest du fotografieren?, werde er fotografieren?, werden wir fotografieren?, werdet ihr fotografieren?, werden sie fotografieren?
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich fotografiert haben?, werdest du fotografiert haben?, werde er fotografiert haben?, werden wir fotografiert haben?, werdet ihr fotografiert haben?, werden sie fotografiert haben?

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: würde ich fotografieren?, würdest du fotografieren?, würde er fotografieren?, würden wir fotografieren?, würdet ihr fotografieren?, würden sie fotografieren?
  • Voltooid verleden tijd: würde ich fotografiert haben?, würdest du fotografiert haben?, würde er fotografiert haben?, würden wir fotografiert haben?, würdet ihr fotografiert haben?, würden sie fotografiert haben?

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: fotografier(e) (du), fotografieren wir, fotografiert (ihr), fotografieren Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: fotografieren, zu fotografieren
  • Infinitief II: fotografiert haben, fotografiert zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: fotografierend
  • Participle II: fotografiert

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Nachrichtenleicht (nachrichtenleicht.de) zijn onderworpen aan de daar opgeslagen voorwaarden. Deze en het bijbehorende artikel zijn te raadplegen via de volgende links: Berühmter Fotograf gestorben

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 903592, 8809287, 8689836, 6058802, 7464260, 8860854, 3151908

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 106614

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: fotografieren