Vervoeging van het Duitse werkwoord duften
De vervoeging van het werkwoord duften (geuren, ruiken) is regelmatig. De basisvormen zijn duftet, duftete en hat geduftet. Het hulpwerkwoord van duften is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord duften beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor duften. Je kunt niet alleen duften vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van duften
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord duften vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | geduftet |
du | hast | geduftet |
er | hat | geduftet |
wir | haben | geduftet |
ihr | habt | geduftet |
sie | haben | geduftet |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | geduftet |
du | hattest | geduftet |
er | hatte | geduftet |
wir | hatten | geduftet |
ihr | hattet | geduftet |
sie | hatten | geduftet |
Toekomende tijd I
ich | werde | duften |
du | wirst | duften |
er | wird | duften |
wir | werden | duften |
ihr | werdet | duften |
sie | werden | duften |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | geduftet | haben |
du | wirst | geduftet | haben |
er | wird | geduftet | haben |
wir | werden | geduftet | haben |
ihr | werdet | geduftet | haben |
sie | werden | geduftet | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord duften in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | geduftet |
du | habest | geduftet |
er | habe | geduftet |
wir | haben | geduftet |
ihr | habet | geduftet |
sie | haben | geduftet |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | geduftet |
du | hättest | geduftet |
er | hätte | geduftet |
wir | hätten | geduftet |
ihr | hättet | geduftet |
sie | hätten | geduftet |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord duften
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor duften
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor duften
-
Rosen
duften
süß.
Roses smell sweet.
-
Das
duftet
gut.
This smells good.
-
Du
duftest
herrlich.
You smell wonderful.
-
Alle Blumen
duften
süß.
All flowers smell sweet.
-
Der Garten
duftet
nach Rosen.
The garden is fragrant with the smell of roses.
-
Hübsche Blumen
duften
nicht unbedingt süß.
Pretty flowers do not necessarily smell sweet.
-
Ist Frühling oder
duftest
du so gut?
Is it spring or do you smell so good?
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse duften
-
duften
be sweet with, scent, smell, be fragrant, smell (of), smell (pleasantly)
пахнуть, благоухать, издавать аромат, издать аромат, приятно пахнуть, аромат
oler, oler a, perfumar, aroma, fragancia, perfume
embaumer, fleurer, sentir, sentir bon, parfumer
güzel kokmak, güzel koku yaymak, kokmak
cheirar, cheirar a, exalar aroma, aromatizar, exalar, perfumar
profumare, odorare, olezzare, emanare
mirosi, parfuma
illatozik, illatot áraszt, illat(a) van
pachnieć, zapachnieć, wydzielać zapach
μοσχοβολώ, μοσχομυρίζω, αρώματα, μυρωδιά
geuren, ruiken, verstralen
vonět, zavonět, páchnout
dofta, lukta, sprida doft
dufte, lugte, afgive duft
香りがする, 匂いを放つ, 香る
olor, perfumar
tuoksua, levittää tuoksua
dufte, lukte
usain, usain eman
miriše, širi miris
издава мирис, мирисам
dišati, vonjati
páčiť sa, voniať
mirisati, širiti miris
mirisati, širiti miris
ароматизувати, випромінювати аромат, пахнути, приємно пахнути
ароматизира, пахне
выдаваць пах, пахнуць
להריח، לפרסם ריח
عبق، فاح، عَبَقَ، فَاحَ، يعبق، يفوح
بوی خوش دادن، عطر دادن
خوشبو دینا، عطر پھیلانا
duften in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van duften- angenehmen Geruch abgeben, verströmen, verbreiten, Duft verbreiten, (angenehm) riechen (nach), Wohlgeruch verströmen
- angenehmen Geruch abgeben, verströmen, verbreiten, Duft verbreiten, (angenehm) riechen (nach), Wohlgeruch verströmen
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor duften
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van duften
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van duften
- Vorming van Imperatief van duften
- Vorming van Konjunktiv I van duften
- Vorming van Konjunktiv II van duften
- Vorming van Infinitief van duften
- Vorming van Deelwoord van duften
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van duften
≡ aasen
≡ addieren
≡ ackern
≡ adden
≡ verduften
≡ aalen
≡ adhärieren
≡ abortieren
≡ adeln
≡ abdizieren
≡ abonnieren
≡ achseln
≡ adorieren
≡ achten
≡ adaptieren
≡ addizieren
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord duften vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord duften
De vervoeging van het werkwoord duften wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord duften is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (duftet - duftete - hat geduftet) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary duften en op duften in de Duden.
duften vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | duft(e) | duftete | dufte | duftete | - |
du | duftest | duftetest | duftest | duftetest | duft(e) |
er | duftet | duftete | dufte | duftete | - |
wir | duften | dufteten | duften | dufteten | duften |
ihr | duftet | duftetet | duftet | duftetet | duftet |
sie | duften | dufteten | duften | dufteten | duften |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich duft(e), du duftest, er duftet, wir duften, ihr duftet, sie duften
- Onvoltooid verleden tijd: ich duftete, du duftetest, er duftete, wir dufteten, ihr duftetet, sie dufteten
- Perfectum: ich habe geduftet, du hast geduftet, er hat geduftet, wir haben geduftet, ihr habt geduftet, sie haben geduftet
- Voltooid verleden tijd: ich hatte geduftet, du hattest geduftet, er hatte geduftet, wir hatten geduftet, ihr hattet geduftet, sie hatten geduftet
- Toekomende tijd I: ich werde duften, du wirst duften, er wird duften, wir werden duften, ihr werdet duften, sie werden duften
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geduftet haben, du wirst geduftet haben, er wird geduftet haben, wir werden geduftet haben, ihr werdet geduftet haben, sie werden geduftet haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich dufte, du duftest, er dufte, wir duften, ihr duftet, sie duften
- Onvoltooid verleden tijd: ich duftete, du duftetest, er duftete, wir dufteten, ihr duftetet, sie dufteten
- Perfectum: ich habe geduftet, du habest geduftet, er habe geduftet, wir haben geduftet, ihr habet geduftet, sie haben geduftet
- Voltooid verleden tijd: ich hätte geduftet, du hättest geduftet, er hätte geduftet, wir hätten geduftet, ihr hättet geduftet, sie hätten geduftet
- Toekomende tijd I: ich werde duften, du werdest duften, er werde duften, wir werden duften, ihr werdet duften, sie werden duften
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geduftet haben, du werdest geduftet haben, er werde geduftet haben, wir werden geduftet haben, ihr werdet geduftet haben, sie werden geduftet haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde duften, du würdest duften, er würde duften, wir würden duften, ihr würdet duften, sie würden duften
- Voltooid verleden tijd: ich würde geduftet haben, du würdest geduftet haben, er würde geduftet haben, wir würden geduftet haben, ihr würdet geduftet haben, sie würden geduftet haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: duft(e) (du), duften wir, duftet (ihr), duften Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: duften, zu duften
- Infinitief II: geduftet haben, geduftet zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: duftend
- Participle II: geduftet