Vervoeging van het Duitse werkwoord zerbröseln (hat) ⟨Procespassief⟩

De vervoeging van het werkwoord zerbröselt werden wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord zerbröselt werden is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (wird zerbröselt - wurde zerbröselt - ist zerbröselt worden) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary zerbröseln en op zerbröseln in de Duden.

zerbröseln vervoeging

indicatief Procespassief

• Tegenwoordige tijd: ich werde zerbröselt, du wirst zerbröselt, er wird zerbröselt, wir werden zerbröselt, ihr werdet zerbröselt, sie werden zerbröselt
• Onvoltooid verleden tijd: ich wurde zerbröselt, du wurdest zerbröselt, er wurde zerbröselt, wir wurden zerbröselt, ihr wurdet zerbröselt, sie wurden zerbröselt
• Perfectum: ich bin zerbröselt worden, du bist zerbröselt worden, er ist zerbröselt worden, wir sind zerbröselt worden, ihr seid zerbröselt worden, sie sind zerbröselt worden
• Voltooid verleden tijd: ich war zerbröselt worden, du warst zerbröselt worden, er war zerbröselt worden, wir waren zerbröselt worden, ihr wart zerbröselt worden, sie waren zerbröselt worden
• Toekomende tijd I: ich werde zerbröselt werden, du wirst zerbröselt werden, er wird zerbröselt werden, wir werden zerbröselt werden, ihr werdet zerbröselt werden, sie werden zerbröselt werden
• voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde zerbröselt worden sein, du wirst zerbröselt worden sein, er wird zerbröselt worden sein, wir werden zerbröselt worden sein, ihr werdet zerbröselt worden sein, sie werden zerbröselt worden sein

Conjunctief Procespassief

• Tegenwoordige tijd: ich werde zerbröselt, du werdest zerbröselt, er werde zerbröselt, wir werden zerbröselt, ihr werdet zerbröselt, sie werden zerbröselt
• Onvoltooid verleden tijd: ich würde zerbröselt, du würdest zerbröselt, er würde zerbröselt, wir würden zerbröselt, ihr würdet zerbröselt, sie würden zerbröselt
• Perfectum: ich sei zerbröselt worden, du seiest zerbröselt worden, er sei zerbröselt worden, wir seien zerbröselt worden, ihr seiet zerbröselt worden, sie seien zerbröselt worden
• Voltooid verleden tijd: ich wäre zerbröselt worden, du wärest zerbröselt worden, er wäre zerbröselt worden, wir wären zerbröselt worden, ihr wäret zerbröselt worden, sie wären zerbröselt worden
• Toekomende tijd I: ich werde zerbröselt werden, du werdest zerbröselt werden, er werde zerbröselt werden, wir werden zerbröselt werden, ihr werdet zerbröselt werden, sie werden zerbröselt werden
• voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde zerbröselt worden sein, du werdest zerbröselt worden sein, er werde zerbröselt worden sein, wir werden zerbröselt worden sein, ihr werdet zerbröselt worden sein, sie werden zerbröselt worden sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) Procespassief

• Onvoltooid verleden tijd: ich würde zerbröselt werden, du würdest zerbröselt werden, er würde zerbröselt werden, wir würden zerbröselt werden, ihr würdet zerbröselt werden, sie würden zerbröselt werden
• Voltooid verleden tijd: ich würde zerbröselt worden sein, du würdest zerbröselt worden sein, er würde zerbröselt worden sein, wir würden zerbröselt worden sein, ihr würdet zerbröselt worden sein, sie würden zerbröselt worden sein

Imperatief Procespassief

• Tegenwoordige tijd: -, -, -, -

Infinitief/Deelwoord Procespassief

• Infinitief I: zerbröselt werden, zerbröselt zu werden
• Infinitief II: zerbröselt worden sein, zerbröselt worden zu sein
• Tegenwoordig deelwoord: zerbröselt werdend
• Participle II: zerbröselt worden