Vervoeging van het Duitse werkwoord vorblasen

De vervoeging van het werkwoord vorblasen is onregelmatig. De basisvormen zijn bläst vor, blies vor en ist vorgeblasen. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers a - ie - a. Het hulpwerkwoord van vorblasen is "sein". De eerste lettergreep vor- van vorblasen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord vorblasen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor vorblasen. Je kunt niet alleen vorblasen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

onregelmatig · sein · scheidbaar

vor·blasen

bläst vor · blies vor · ist vorgeblasen

 s-Samentrekking en e-Uitbreiding   Verandering van de stamklinker  a - ie - a   Umlauten in de tegenwoordige tijd 

Engels preblow

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van vorblasen

Tegenwoordige tijd

ich blas(e)⁵ vor
du bläst vor
er bläst vor
wir blasen vor
ihr blast vor
sie blasen vor

Onvoltooid verleden tijd

ich blies vor
du blies(es)t vor
er blies vor
wir bliesen vor
ihr blies(e)t vor
sie bliesen vor

Imperatief

-
blas(e)⁵ (du) vor
-
blasen wir vor
blast (ihr) vor
blasen Sie vor

Konjunktief I

ich blase vor
du blasest vor
er blase vor
wir blasen vor
ihr blaset vor
sie blasen vor

Konjunktief II

ich bliese vor
du bliesest vor
er bliese vor
wir bliesen vor
ihr blieset vor
sie bliesen vor

Infinitief

vorblasen
vorzublasen

Deelwoord

vorblasend
vorgeblasen

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord vorblasen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich blas(e)⁵ vor
du bläst vor
er bläst vor
wir blasen vor
ihr blast vor
sie blasen vor

Onvoltooid verleden tijd

ich blies vor
du blies(es)t vor
er blies vor
wir bliesen vor
ihr blies(e)t vor
sie bliesen vor

Perfectum

ich bin vorgeblasen
du bist vorgeblasen
er ist vorgeblasen
wir sind vorgeblasen
ihr seid vorgeblasen
sie sind vorgeblasen

Volt. verl. tijd

ich war vorgeblasen
du warst vorgeblasen
er war vorgeblasen
wir waren vorgeblasen
ihr wart vorgeblasen
sie waren vorgeblasen

Toekomende tijd I

ich werde vorblasen
du wirst vorblasen
er wird vorblasen
wir werden vorblasen
ihr werdet vorblasen
sie werden vorblasen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde vorgeblasen sein
du wirst vorgeblasen sein
er wird vorgeblasen sein
wir werden vorgeblasen sein
ihr werdet vorgeblasen sein
sie werden vorgeblasen sein

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord vorblasen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich blase vor
du blasest vor
er blase vor
wir blasen vor
ihr blaset vor
sie blasen vor

Konjunktief II

ich bliese vor
du bliesest vor
er bliese vor
wir bliesen vor
ihr blieset vor
sie bliesen vor

Voltooid Konj.

ich sei vorgeblasen
du seiest vorgeblasen
er sei vorgeblasen
wir seien vorgeblasen
ihr seiet vorgeblasen
sie seien vorgeblasen

Konj. volt. verl. t.

ich wäre vorgeblasen
du wärest vorgeblasen
er wäre vorgeblasen
wir wären vorgeblasen
ihr wäret vorgeblasen
sie wären vorgeblasen

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde vorblasen
du werdest vorblasen
er werde vorblasen
wir werden vorblasen
ihr werdet vorblasen
sie werden vorblasen

Toek. volt. aanw.

ich werde vorgeblasen sein
du werdest vorgeblasen sein
er werde vorgeblasen sein
wir werden vorgeblasen sein
ihr werdet vorgeblasen sein
sie werden vorgeblasen sein

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde vorblasen
du würdest vorblasen
er würde vorblasen
wir würden vorblasen
ihr würdet vorblasen
sie würden vorblasen

Verleden cond.

ich würde vorgeblasen sein
du würdest vorgeblasen sein
er würde vorgeblasen sein
wir würden vorgeblasen sein
ihr würdet vorgeblasen sein
sie würden vorgeblasen sein

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord vorblasen


Tegenwoordige tijd

blas(e)⁵ (du) vor
blasen wir vor
blast (ihr) vor
blasen Sie vor

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor vorblasen


Infinitief I


vorblasen
vorzublasen

Infinitief II


vorgeblasen sein
vorgeblasen zu sein

Tegenwoordig deelwoord


vorblasend

Participle II


vorgeblasen

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse vorblasen


Duits vorblasen
Engels preblow

vorblasen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord vorblasen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord vorblasen


De vervoeging van het werkwoord vor·blasen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord vor·blasen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (bläst vor - blies vor - ist vorgeblasen) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary vorblasen en op vorblasen in de Duden.

vorblasen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich blas(e) vorblies vorblase vorbliese vor-
du bläst vorblies(es)t vorblasest vorbliesest vorblas(e) vor
er bläst vorblies vorblase vorbliese vor-
wir blasen vorbliesen vorblasen vorbliesen vorblasen vor
ihr blast vorblies(e)t vorblaset vorblieset vorblast vor
sie blasen vorbliesen vorblasen vorbliesen vorblasen vor

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich blas(e) vor, du bläst vor, er bläst vor, wir blasen vor, ihr blast vor, sie blasen vor
  • Onvoltooid verleden tijd: ich blies vor, du blies(es)t vor, er blies vor, wir bliesen vor, ihr blies(e)t vor, sie bliesen vor
  • Perfectum: ich bin vorgeblasen, du bist vorgeblasen, er ist vorgeblasen, wir sind vorgeblasen, ihr seid vorgeblasen, sie sind vorgeblasen
  • Voltooid verleden tijd: ich war vorgeblasen, du warst vorgeblasen, er war vorgeblasen, wir waren vorgeblasen, ihr wart vorgeblasen, sie waren vorgeblasen
  • Toekomende tijd I: ich werde vorblasen, du wirst vorblasen, er wird vorblasen, wir werden vorblasen, ihr werdet vorblasen, sie werden vorblasen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde vorgeblasen sein, du wirst vorgeblasen sein, er wird vorgeblasen sein, wir werden vorgeblasen sein, ihr werdet vorgeblasen sein, sie werden vorgeblasen sein

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich blase vor, du blasest vor, er blase vor, wir blasen vor, ihr blaset vor, sie blasen vor
  • Onvoltooid verleden tijd: ich bliese vor, du bliesest vor, er bliese vor, wir bliesen vor, ihr blieset vor, sie bliesen vor
  • Perfectum: ich sei vorgeblasen, du seiest vorgeblasen, er sei vorgeblasen, wir seien vorgeblasen, ihr seiet vorgeblasen, sie seien vorgeblasen
  • Voltooid verleden tijd: ich wäre vorgeblasen, du wärest vorgeblasen, er wäre vorgeblasen, wir wären vorgeblasen, ihr wäret vorgeblasen, sie wären vorgeblasen
  • Toekomende tijd I: ich werde vorblasen, du werdest vorblasen, er werde vorblasen, wir werden vorblasen, ihr werdet vorblasen, sie werden vorblasen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde vorgeblasen sein, du werdest vorgeblasen sein, er werde vorgeblasen sein, wir werden vorgeblasen sein, ihr werdet vorgeblasen sein, sie werden vorgeblasen sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde vorblasen, du würdest vorblasen, er würde vorblasen, wir würden vorblasen, ihr würdet vorblasen, sie würden vorblasen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde vorgeblasen sein, du würdest vorgeblasen sein, er würde vorgeblasen sein, wir würden vorgeblasen sein, ihr würdet vorgeblasen sein, sie würden vorgeblasen sein

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: blas(e) (du) vor, blasen wir vor, blast (ihr) vor, blasen Sie vor

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: vorblasen, vorzublasen
  • Infinitief II: vorgeblasen sein, vorgeblasen zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: vorblasend
  • Participle II: vorgeblasen

Opmerkingen



Inloggen