Vervoeging van het Duitse werkwoord verlernen
De vervoeging van het werkwoord verlernen (verleren, afleren) is regelmatig. De basisvormen zijn verlernt, verlernte en hat verlernt. Het hulpwerkwoord van verlernen is "haben". Het voorvoegsel ver- van verlernen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord verlernen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor verlernen. Je kunt niet alleen verlernen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C1. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van verlernen
Tegenwoordige tijd
ich | verlern(e)⁵ |
du | verlernst |
er | verlernt |
wir | verlernen |
ihr | verlernt |
sie | verlernen |
Onvoltooid verleden tijd
ich | verlernte |
du | verlerntest |
er | verlernte |
wir | verlernten |
ihr | verlerntet |
sie | verlernten |
Konjunktief II
ich | verlernte |
du | verlerntest |
er | verlernte |
wir | verlernten |
ihr | verlerntet |
sie | verlernten |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord verlernen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Tegenwoordige tijd
ich | verlern(e)⁵ |
du | verlernst |
er | verlernt |
wir | verlernen |
ihr | verlernt |
sie | verlernen |
Onvoltooid verleden tijd
ich | verlernte |
du | verlerntest |
er | verlernte |
wir | verlernten |
ihr | verlerntet |
sie | verlernten |
Perfectum
ich | habe | verlernt |
du | hast | verlernt |
er | hat | verlernt |
wir | haben | verlernt |
ihr | habt | verlernt |
sie | haben | verlernt |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | verlernt |
du | hattest | verlernt |
er | hatte | verlernt |
wir | hatten | verlernt |
ihr | hattet | verlernt |
sie | hatten | verlernt |
Toekomende tijd I
ich | werde | verlernen |
du | wirst | verlernen |
er | wird | verlernen |
wir | werden | verlernen |
ihr | werdet | verlernen |
sie | werden | verlernen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | verlernt | haben |
du | wirst | verlernt | haben |
er | wird | verlernt | haben |
wir | werden | verlernt | haben |
ihr | werdet | verlernt | haben |
sie | werden | verlernt | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord verlernen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Konjunktief II
ich | verlernte |
du | verlerntest |
er | verlernte |
wir | verlernten |
ihr | verlerntet |
sie | verlernten |
Voltooid Konj.
ich | habe | verlernt |
du | habest | verlernt |
er | habe | verlernt |
wir | haben | verlernt |
ihr | habet | verlernt |
sie | haben | verlernt |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | verlernt |
du | hättest | verlernt |
er | hätte | verlernt |
wir | hätten | verlernt |
ihr | hättet | verlernt |
sie | hätten | verlernt |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord verlernen
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor verlernen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor verlernen
-
Radfahren
verlernt
man nie.
You never forget how to ride a bike.
-
Kann man seine Muttersprache
verlernen
?
Can you forget your native language?
-
Es vergingen zwanzig Jahre und ich verlernte
die deutsche Sprache.
Twenty years passed and I forgot the German language.
-
Wenn du einmal Fahrrad fahren kannst, so
verlernst
du es nicht mehr.
Once you can ride a bike, you never forget it.
-
Fahrradfahren
verlernt
man nie.
You never forget how to ride a bike.
-
Wer viel lächelt,
verlernt
das Lachen.
Whoever smiles a lot forgets how to laugh.
-
Nach den vielen Schicksalsschlägen hat Maria das Lachen
verlernt
.
After many blows of fate, Maria has forgotten how to laugh.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse verlernen
-
verlernen
forget, unlearn, forget skills
разучиться, забыть, забывать
desaprender, olvidar, perder la práctica
oublier, désapprendre, délaisser, ne plus faire
unutmak, bırakmak, kaybetmek
desaprender, esquecer
dimenticare, disimparare, disapprendere
uita, uitare
elfelejt, elfelejteni
zapomnieć, zapominać, nie umieć
ξεχνώ, ξεμαθαίνω
verleren, afleren, vergeten
odnaučovat se, odnaučovatčit se, zapomínat, zapomínatmenout, zapomenout, neumět, ztratit dovednost
glömma bort, avlära, glömma
glemme, aflære
忘れる, 失う, 習得しない
desaprendre, oblidar, desapréndre
unohtaa, menettää taito, unohtaminen
glemme, avlære, miste ferdigheter
ahaztu
zaboraviti, izgubiti, ne znati više
заборавам, не учам
pozabiti
zabudnúť
zaboraviti, izgubiti, ne znati više
zaboraviti, izgubiti, ne znati više
втратити навички, втратити навичку, забути
забравям, забравяне, изгубване на умение, не правя повече
забыць, разучыцца
שכוח، שכחה
نسي، نسيان، عدم ممارسة
از یاد بردن، فراموش کردن
بھول جانا، چھوڑ دینا، کمی
verlernen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van verlernen- bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen
- bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen
- bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van verlernen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van verlernen
- Vorming van Imperatief van verlernen
- Vorming van Konjunktiv I van verlernen
- Vorming van Konjunktiv II van verlernen
- Vorming van Infinitief van verlernen
- Vorming van Deelwoord van verlernen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van verlernen
≡ verankern
≡ erlernen
≡ zulernen
≡ hinzulernen
≡ lernen
≡ verarbeiten
≡ veralten
≡ verantworten
≡ verarmen
≡ veräußern
≡ nachlernen
≡ dazulernen
≡ verästeln
≡ einlernen
≡ verachten
≡ verarzten
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord verlernen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord verlernen
De vervoeging van het werkwoord verlernen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord verlernen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (verlernt - verlernte - hat verlernt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary verlernen en op verlernen in de Duden.
verlernen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | verlern(e) | verlernte | verlerne | verlernte | - |
du | verlernst | verlerntest | verlernest | verlerntest | verlern(e) |
er | verlernt | verlernte | verlerne | verlernte | - |
wir | verlernen | verlernten | verlernen | verlernten | verlernen |
ihr | verlernt | verlerntet | verlernet | verlerntet | verlernt |
sie | verlernen | verlernten | verlernen | verlernten | verlernen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich verlern(e), du verlernst, er verlernt, wir verlernen, ihr verlernt, sie verlernen
- Onvoltooid verleden tijd: ich verlernte, du verlerntest, er verlernte, wir verlernten, ihr verlerntet, sie verlernten
- Perfectum: ich habe verlernt, du hast verlernt, er hat verlernt, wir haben verlernt, ihr habt verlernt, sie haben verlernt
- Voltooid verleden tijd: ich hatte verlernt, du hattest verlernt, er hatte verlernt, wir hatten verlernt, ihr hattet verlernt, sie hatten verlernt
- Toekomende tijd I: ich werde verlernen, du wirst verlernen, er wird verlernen, wir werden verlernen, ihr werdet verlernen, sie werden verlernen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde verlernt haben, du wirst verlernt haben, er wird verlernt haben, wir werden verlernt haben, ihr werdet verlernt haben, sie werden verlernt haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich verlerne, du verlernest, er verlerne, wir verlernen, ihr verlernet, sie verlernen
- Onvoltooid verleden tijd: ich verlernte, du verlerntest, er verlernte, wir verlernten, ihr verlerntet, sie verlernten
- Perfectum: ich habe verlernt, du habest verlernt, er habe verlernt, wir haben verlernt, ihr habet verlernt, sie haben verlernt
- Voltooid verleden tijd: ich hätte verlernt, du hättest verlernt, er hätte verlernt, wir hätten verlernt, ihr hättet verlernt, sie hätten verlernt
- Toekomende tijd I: ich werde verlernen, du werdest verlernen, er werde verlernen, wir werden verlernen, ihr werdet verlernen, sie werden verlernen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde verlernt haben, du werdest verlernt haben, er werde verlernt haben, wir werden verlernt haben, ihr werdet verlernt haben, sie werden verlernt haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde verlernen, du würdest verlernen, er würde verlernen, wir würden verlernen, ihr würdet verlernen, sie würden verlernen
- Voltooid verleden tijd: ich würde verlernt haben, du würdest verlernt haben, er würde verlernt haben, wir würden verlernt haben, ihr würdet verlernt haben, sie würden verlernt haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: verlern(e) (du), verlernen wir, verlernt (ihr), verlernen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: verlernen, zu verlernen
- Infinitief II: verlernt haben, verlernt zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: verlernend
- Participle II: verlernt