Vervoeging van het Duitse werkwoord verlernen

De vervoeging van het werkwoord verlernen (verleren, afleren) is regelmatig. De basisvormen zijn verlernt, verlernte en hat verlernt. Het hulpwerkwoord van verlernen is "haben". Het voorvoegsel ver- van verlernen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord verlernen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor verlernen. Je kunt niet alleen verlernen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C1. Opmerkingen

C1 · regelmatig · haben · onlosmakelijk

verlernen

verlernt · verlernte · hat verlernt

Engels forget, unlearn, forget skills

bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen; etwas nicht mehr tun; vergessen

acc.

» Radfahren verlernt man nie. Engels You never forget how to ride a bike.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van verlernen

Tegenwoordige tijd

ich verlern(e)⁵
du verlernst
er verlernt
wir verlernen
ihr verlernt
sie verlernen

Onvoltooid verleden tijd

ich verlernte
du verlerntest
er verlernte
wir verlernten
ihr verlerntet
sie verlernten

Imperatief

-
verlern(e)⁵ (du)
-
verlernen wir
verlernt (ihr)
verlernen Sie

Konjunktief I

ich verlerne
du verlernest
er verlerne
wir verlernen
ihr verlernet
sie verlernen

Konjunktief II

ich verlernte
du verlerntest
er verlernte
wir verlernten
ihr verlerntet
sie verlernten

Infinitief

verlernen
zu verlernen

Deelwoord

verlernend
verlernt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord verlernen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich verlern(e)⁵
du verlernst
er verlernt
wir verlernen
ihr verlernt
sie verlernen

Onvoltooid verleden tijd

ich verlernte
du verlerntest
er verlernte
wir verlernten
ihr verlerntet
sie verlernten

Perfectum

ich habe verlernt
du hast verlernt
er hat verlernt
wir haben verlernt
ihr habt verlernt
sie haben verlernt

Volt. verl. tijd

ich hatte verlernt
du hattest verlernt
er hatte verlernt
wir hatten verlernt
ihr hattet verlernt
sie hatten verlernt

Toekomende tijd I

ich werde verlernen
du wirst verlernen
er wird verlernen
wir werden verlernen
ihr werdet verlernen
sie werden verlernen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde verlernt haben
du wirst verlernt haben
er wird verlernt haben
wir werden verlernt haben
ihr werdet verlernt haben
sie werden verlernt haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Radfahren verlernt man nie. 
  • Es vergingen zwanzig Jahre und ich verlernte die deutsche Sprache. 
  • Wenn du einmal Fahrrad fahren kannst, so verlernst du es nicht mehr. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord verlernen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich verlerne
du verlernest
er verlerne
wir verlernen
ihr verlernet
sie verlernen

Konjunktief II

ich verlernte
du verlerntest
er verlernte
wir verlernten
ihr verlerntet
sie verlernten

Voltooid Konj.

ich habe verlernt
du habest verlernt
er habe verlernt
wir haben verlernt
ihr habet verlernt
sie haben verlernt

Konj. volt. verl. t.

ich hätte verlernt
du hättest verlernt
er hätte verlernt
wir hätten verlernt
ihr hättet verlernt
sie hätten verlernt

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde verlernen
du werdest verlernen
er werde verlernen
wir werden verlernen
ihr werdet verlernen
sie werden verlernen

Toek. volt. aanw.

ich werde verlernt haben
du werdest verlernt haben
er werde verlernt haben
wir werden verlernt haben
ihr werdet verlernt haben
sie werden verlernt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde verlernen
du würdest verlernen
er würde verlernen
wir würden verlernen
ihr würdet verlernen
sie würden verlernen

Verleden cond.

ich würde verlernt haben
du würdest verlernt haben
er würde verlernt haben
wir würden verlernt haben
ihr würdet verlernt haben
sie würden verlernt haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord verlernen


Tegenwoordige tijd

verlern(e)⁵ (du)
verlernen wir
verlernt (ihr)
verlernen Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor verlernen


Infinitief I


verlernen
zu verlernen

Infinitief II


verlernt haben
verlernt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


verlernend

Participle II


verlernt

  • Kann man seine Muttersprache verlernen ? 
  • Es vergingen zwanzig Jahre und ich verlernte die deutsche Sprache. 
  • Wenn du einmal Fahrrad fahren kannst, so verlernst du es nicht mehr. 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor verlernen


  • Radfahren verlernt man nie. 
    Engels You never forget how to ride a bike.
  • Kann man seine Muttersprache verlernen ? 
    Engels Can you forget your native language?
  • Es vergingen zwanzig Jahre und ich verlernte die deutsche Sprache. 
    Engels Twenty years passed and I forgot the German language.
  • Wenn du einmal Fahrrad fahren kannst, so verlernst du es nicht mehr. 
    Engels Once you can ride a bike, you never forget it.
  • Fahrradfahren verlernt man nie. 
    Engels You never forget how to ride a bike.
  • Wer viel lächelt, verlernt das Lachen. 
    Engels Whoever smiles a lot forgets how to laugh.
  • Nach den vielen Schicksalsschlägen hat Maria das Lachen verlernt . 
    Engels After many blows of fate, Maria has forgotten how to laugh.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse verlernen


Duits verlernen
Engels forget, unlearn, forget skills
Russisch разучиться, забыть, забывать
Spaans desaprender, olvidar, perder la práctica
Frans oublier, désapprendre, délaisser, ne plus faire
Turks unutmak, bırakmak, kaybetmek
Portugees desaprender, esquecer
Italiaans dimenticare, disimparare, disapprendere
Roemeens uita, uitare
Hongaars elfelejt, elfelejteni
Pools zapomnieć, zapominać, nie umieć
Grieks ξεχνώ, ξεμαθαίνω
Nederlands verleren, afleren, vergeten
Tsjechisch odnaučovat se, odnaučovatčit se, zapomínat, zapomínatmenout, zapomenout, neumět, ztratit dovednost
Zweeds glömma bort, avlära, glömma
Deens glemme, aflære
Japans 忘れる, 失う, 習得しない
Catalaans desaprendre, oblidar, desapréndre
Fins unohtaa, menettää taito, unohtaminen
Noors glemme, avlære, miste ferdigheter
Baskisch ahaztu
Servisch zaboraviti, izgubiti, ne znati više
Macedonisch заборавам, не учам
Sloveens pozabiti
Slowaaks zabudnúť
Bosnisch zaboraviti, izgubiti, ne znati više
Kroatisch zaboraviti, izgubiti, ne znati više
Oekraïens втратити навички, втратити навичку, забути
Bulgaars забравям, забравяне, изгубване на умение, не правя повече
Wit-Russisch забыць, разучыцца
Hebreeuwsשכוח، שכחה
Arabischنسي، نسيان، عدم ممارسة
Perzischاز یاد بردن، فراموش کردن
Urduبھول جانا، چھوڑ دینا، کمی

verlernen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van verlernen

  • bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen
  • bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen
  • bereits erworbenes Wissen oder Können durch zu seltene Anwendung vergessen, etwas nicht mehr tun, vergessen

verlernen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord verlernen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord verlernen


De vervoeging van het werkwoord verlernen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord verlernen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (verlernt - verlernte - hat verlernt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary verlernen en op verlernen in de Duden.

verlernen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich verlern(e)verlernteverlerneverlernte-
du verlernstverlerntestverlernestverlerntestverlern(e)
er verlerntverlernteverlerneverlernte-
wir verlernenverlerntenverlernenverlerntenverlernen
ihr verlerntverlerntetverlernetverlerntetverlernt
sie verlernenverlerntenverlernenverlerntenverlernen

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich verlern(e), du verlernst, er verlernt, wir verlernen, ihr verlernt, sie verlernen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich verlernte, du verlerntest, er verlernte, wir verlernten, ihr verlerntet, sie verlernten
  • Perfectum: ich habe verlernt, du hast verlernt, er hat verlernt, wir haben verlernt, ihr habt verlernt, sie haben verlernt
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte verlernt, du hattest verlernt, er hatte verlernt, wir hatten verlernt, ihr hattet verlernt, sie hatten verlernt
  • Toekomende tijd I: ich werde verlernen, du wirst verlernen, er wird verlernen, wir werden verlernen, ihr werdet verlernen, sie werden verlernen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde verlernt haben, du wirst verlernt haben, er wird verlernt haben, wir werden verlernt haben, ihr werdet verlernt haben, sie werden verlernt haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich verlerne, du verlernest, er verlerne, wir verlernen, ihr verlernet, sie verlernen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich verlernte, du verlerntest, er verlernte, wir verlernten, ihr verlerntet, sie verlernten
  • Perfectum: ich habe verlernt, du habest verlernt, er habe verlernt, wir haben verlernt, ihr habet verlernt, sie haben verlernt
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte verlernt, du hättest verlernt, er hätte verlernt, wir hätten verlernt, ihr hättet verlernt, sie hätten verlernt
  • Toekomende tijd I: ich werde verlernen, du werdest verlernen, er werde verlernen, wir werden verlernen, ihr werdet verlernen, sie werden verlernen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde verlernt haben, du werdest verlernt haben, er werde verlernt haben, wir werden verlernt haben, ihr werdet verlernt haben, sie werden verlernt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde verlernen, du würdest verlernen, er würde verlernen, wir würden verlernen, ihr würdet verlernen, sie würden verlernen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde verlernt haben, du würdest verlernt haben, er würde verlernt haben, wir würden verlernt haben, ihr würdet verlernt haben, sie würden verlernt haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: verlern(e) (du), verlernen wir, verlernt (ihr), verlernen Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: verlernen, zu verlernen
  • Infinitief II: verlernt haben, verlernt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: verlernend
  • Participle II: verlernt

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 8084944, 2705464, 5897019, 2226481, 8084943, 11043461

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 30263

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 30263, 30263