Vervoeging van het Duitse werkwoord sprießen
De vervoeging van het werkwoord sprießen (groeien, ontkiemen) is onregelmatig. De basisvormen zijn sprießt, spross en ist gesprossen. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ie - o - o. Daarnaast is er ook de regelmatige vervoeging. Het hulpwerkwoord van sprießen is "sein". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord sprießen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor sprießen. Je kunt niet alleen sprießen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen ☆
C2 · onregelmatig · sein
sprießt · spross · ist gesprossen
s-Samentrekking en e-Uitbreiding Verandering van de stamklinker ie - o - o Verdubbeling van medeklinkers ss - ss - ss
sprout, mushroom, spring, awaken, brace, buck up, burgeon, flush, strut, begin to grow, emerge, germinate, grow, shoot
[Pflanzen] zu wachsen beginnen, keimen; austreiben; austreiben, aufkeimen, aufwachsen, Triebe bilden
(acc.)
» Durch den Regen sprossen
einige gräuliche Pilze auf dem Baumstamm. Through the rain, some grayish mushrooms sprouted on the tree trunk.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van sprießen
Onvoltooid verleden tijd
ich | spross |
du | spross(es)t |
er | spross |
wir | sprossen |
ihr | spross(e)t |
sie | sprossen |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord sprießen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Onvoltooid verleden tijd
ich | spross |
du | spross(es)t |
er | spross |
wir | sprossen |
ihr | spross(e)t |
sie | sprossen |
Perfectum
ich | bin | gesprossen |
du | bist | gesprossen |
er | ist | gesprossen |
wir | sind | gesprossen |
ihr | seid | gesprossen |
sie | sind | gesprossen |
Volt. verl. tijd
ich | war | gesprossen |
du | warst | gesprossen |
er | war | gesprossen |
wir | waren | gesprossen |
ihr | wart | gesprossen |
sie | waren | gesprossen |
Toekomende tijd I
ich | werde | sprießen |
du | wirst | sprießen |
er | wird | sprießen |
wir | werden | sprießen |
ihr | werdet | sprießen |
sie | werden | sprießen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | gesprossen | sein |
du | wirst | gesprossen | sein |
er | wird | gesprossen | sein |
wir | werden | gesprossen | sein |
ihr | werdet | gesprossen | sein |
sie | werden | gesprossen | sein |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord sprießen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | sei | gesprossen |
du | seiest | gesprossen |
er | sei | gesprossen |
wir | seien | gesprossen |
ihr | seiet | gesprossen |
sie | seien | gesprossen |
Konj. volt. verl. t.
ich | wäre | gesprossen |
du | wärest | gesprossen |
er | wäre | gesprossen |
wir | wären | gesprossen |
ihr | wäret | gesprossen |
sie | wären | gesprossen |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord sprießen
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor sprießen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor sprießen
-
Durch den Regen
sprossen
einige gräuliche Pilze auf dem Baumstamm.
Through the rain, some grayish mushrooms sprouted on the tree trunk.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse sprießen
-
sprießen
sprout, mushroom, spring, awaken, brace, buck up, burgeon, flush
прорастать, всходить, расти, прорасти, пускать ростки, пустить ростки, распускаться, распуститься
germinar, brotar, botonear, campear, nacer, pulular
pousser, germer, jaillir, monter, poindre
filizlenmek, türemek, tomurcuklanmak
germinar, brotar
spuntare, germogliare, buttare, germinare, rampollare
răsări, încolți, înflori
csírázni, kibújik, kibújni, kihajtani, kinő, növekedni
wschodzić, kiełkować, wzejść, wyrastać, powstawać
φυτρώνω, αναβλαστάνω, αναδύομαι, αναπτύσσομαι, βλαστάνω, ξεπετάω, ξεφυτρώνω
groeien, ontkiemen
klíčit, rašit, vyklíčit, vyrašit, vyrůst, vyrůstat
spira, växa, gro, skott
vokse, spire
芽生える, 成長する, 生える, 発芽する, 芽吹く
brotar, germinar, créixer, néixer, brostar
itää, versoa
gro, spire, vokse
agertu, hazi, irten, sorrera, sortu
niknuti, proklijati, proliti
излегување, изникнува, изникнување, клија, пораснува, појавува
pognati, rasti, kaliti
vyrásť, klíčiť, objaviť sa, vyklíčiť, vyrastať
niknuti, proklijati, prolijevati se
niknuti, proklijati, prolijevati se, proliti
проростати, вибивати, виникати, появлятися, пустити, підростати
изниквам, появявам се, пониквам
расці, вырасці, к germinate, прарасці, узнікаць
לְהִתְפַּשֵּׁט، לְצַמֵּחַ، לנבוט، לפרוח، לפרוץ، לצמוח
ينمو، تنبت، تنمو، نمى، يبرعم، يظهر، ينع
جوانه زدن، رشد کردن، روییدن
پھوٹنا، نئی زندگی پانا، نئی شروعات، نکلنا
sprießen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van sprießen- [Pflanzen] zu wachsen beginnen, keimen, austreiben, austreiben, aufkeimen, aufwachsen, Triebe bilden
- [Pflanzen] zu wachsen beginnen, keimen, austreiben, austreiben, aufkeimen, aufwachsen, Triebe bilden
- [Pflanzen] zu wachsen beginnen, keimen, austreiben, austreiben, aufkeimen, aufwachsen, Triebe bilden
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van sprießen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van sprießen
- Vorming van Imperatief van sprießen
- Vorming van Konjunktiv I van sprießen
- Vorming van Konjunktiv II van sprießen
- Vorming van Infinitief van sprießen
- Vorming van Deelwoord van sprießen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van sprießen
≡ addieren
≡ adhärieren
≡ aalen
≡ adeln
≡ achteln
≡ aasen
≡ adorieren
≡ entsprießen
≡ adden
≡ achseln
≡ aufsprießen
≡ adoptieren
≡ addizieren
≡ abonnieren
≡ ackern
≡ abortieren
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord sprießen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord sprießen
De vervoeging van het werkwoord sprießen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord sprießen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (sprießt - spross - ist gesprossen) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary sprießen en op sprießen in de Duden.
sprießen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | sprieß(e) | spross | sprieße | sprösse | - |
du | sprießt | spross(es)t | sprießest | sprössest | sprieß(e) |
er | sprießt | spross | sprieße | sprösse | - |
wir | sprießen | sprossen | sprießen | sprössen | sprießen |
ihr | sprießt | spross(e)t | sprießet | sprösset | sprießt |
sie | sprießen | sprossen | sprießen | sprössen | sprießen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich sprieß(e), du sprießt, er sprießt, wir sprießen, ihr sprießt, sie sprießen
- Onvoltooid verleden tijd: ich spross, du spross(es)t, er spross, wir sprossen, ihr spross(e)t, sie sprossen
- Perfectum: ich bin gesprossen, du bist gesprossen, er ist gesprossen, wir sind gesprossen, ihr seid gesprossen, sie sind gesprossen
- Voltooid verleden tijd: ich war gesprossen, du warst gesprossen, er war gesprossen, wir waren gesprossen, ihr wart gesprossen, sie waren gesprossen
- Toekomende tijd I: ich werde sprießen, du wirst sprießen, er wird sprießen, wir werden sprießen, ihr werdet sprießen, sie werden sprießen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gesprossen sein, du wirst gesprossen sein, er wird gesprossen sein, wir werden gesprossen sein, ihr werdet gesprossen sein, sie werden gesprossen sein
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich sprieße, du sprießest, er sprieße, wir sprießen, ihr sprießet, sie sprießen
- Onvoltooid verleden tijd: ich sprösse, du sprössest, er sprösse, wir sprössen, ihr sprösset, sie sprössen
- Perfectum: ich sei gesprossen, du seiest gesprossen, er sei gesprossen, wir seien gesprossen, ihr seiet gesprossen, sie seien gesprossen
- Voltooid verleden tijd: ich wäre gesprossen, du wärest gesprossen, er wäre gesprossen, wir wären gesprossen, ihr wäret gesprossen, sie wären gesprossen
- Toekomende tijd I: ich werde sprießen, du werdest sprießen, er werde sprießen, wir werden sprießen, ihr werdet sprießen, sie werden sprießen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gesprossen sein, du werdest gesprossen sein, er werde gesprossen sein, wir werden gesprossen sein, ihr werdet gesprossen sein, sie werden gesprossen sein
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde sprießen, du würdest sprießen, er würde sprießen, wir würden sprießen, ihr würdet sprießen, sie würden sprießen
- Voltooid verleden tijd: ich würde gesprossen sein, du würdest gesprossen sein, er würde gesprossen sein, wir würden gesprossen sein, ihr würdet gesprossen sein, sie würden gesprossen sein
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: sprieß(e) (du), sprießen wir, sprießt (ihr), sprießen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: sprießen, zu sprießen
- Infinitief II: gesprossen sein, gesprossen zu sein
- Tegenwoordig deelwoord: sprießend
- Participle II: gesprossen