Vervoeging van het Duitse werkwoord schieben (hat)
De vervoeging van het werkwoord schieben (duwen, schuiven) is onregelmatig. De basisvormen zijn schiebt, schob en hat geschoben. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ie - o - o. Het hulpwerkwoord van schieben is "haben". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "sein". Het werkwoord schieben kan reflexief gebruikt worden. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord schieben beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor schieben. Je kunt niet alleen schieben vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B1. Opmerkingen ☆
B1 · onregelmatig · haben
schiebt · schob · hat geschoben
Verandering van de stamklinker ie - o - o
push, shove, assign responsibility, impute, move, shift, shove one's way, slide, telescope, thrust, tow
[Spiele] einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen; etwas an eine Stelle tun; drücken, hineinstecken, hindurchstecken
(sich+A, acc., von+D, durch+A, auf+A, in+A, mit+D, zwischen+A)
» Ich habe mein Fahrrad nach Hause geschoben
. I pushed my bicycle home.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van schieben (hat)
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord schieben (hat) vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | geschoben |
du | hast | geschoben |
er | hat | geschoben |
wir | haben | geschoben |
ihr | habt | geschoben |
sie | haben | geschoben |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | geschoben |
du | hattest | geschoben |
er | hatte | geschoben |
wir | hatten | geschoben |
ihr | hattet | geschoben |
sie | hatten | geschoben |
Toekomende tijd I
ich | werde | schieben |
du | wirst | schieben |
er | wird | schieben |
wir | werden | schieben |
ihr | werdet | schieben |
sie | werden | schieben |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | geschoben | haben |
du | wirst | geschoben | haben |
er | wird | geschoben | haben |
wir | werden | geschoben | haben |
ihr | werdet | geschoben | haben |
sie | werden | geschoben | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord schieben (hat) in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | geschoben |
du | habest | geschoben |
er | habe | geschoben |
wir | haben | geschoben |
ihr | habet | geschoben |
sie | haben | geschoben |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | geschoben |
du | hättest | geschoben |
er | hätte | geschoben |
wir | hätten | geschoben |
ihr | hättet | geschoben |
sie | hätten | geschoben |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord schieben (hat)
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor schieben (hat)
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor schieben (hat)
-
Ich habe mein Fahrrad nach Hause
geschoben
.
I pushed my bicycle home.
-
Das heißt, der Mond hat sich nicht ganz vor die Sonne
geschoben
.
That means the moon has not completely moved in front of the sun.
-
Sie haben uns auf ein Abstellgleis
geschoben
.
You have pushed us onto a siding.
-
Wir haben vor beziehungsweise hinter die Tür einen Schrank
geschoben
.
We pushed a cabinet in front of or behind the door.
-
Wir haben zu zweit das Auto
geschoben
.
We pushed the car together.
-
Er hat seinen alten Simson aus der Garage
geschoben
.
He pushed his old Simson out of the garage.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse schieben (hat)
-
schieben (hat)
push, shove, assign responsibility, impute, move, shift, shove one's way, slide
двигать, толкать, двинуть, обвинять, валить, везти, двигаться, заниматься спекуляцией
empujar, achacar, arrastrar, culpar, desplazar, impulsar, imputar, meter
pousser, accuser, blâmer, décaler, déplacer, enfiler sur, glisser dans, hercher
itmek, sürmek, kaydırmak, sorumlu tutmak
empurrar, mover, culpar, imputar, livrar-se de, responsabilizar
spingere, muovere, addossare, addossare a, attribuire, frammettersi tra, imputare, incolpare
împinge, muta, băga, învinovăți
tolni, csúsztat, felelőssé tenni, helyezni, tol
przesuwać, pchać, obwiniać, oskarżać, pchnąć, posuwać
σπρώχνω, μετακινώ, βάζω, κατηγορώ, ρίχνω
duwen, schuiven, dringen, schuifelen, verantwoordelijk maken
posunout, přesunout, tlačit, dotlačit, posouvat, posunovat, strkat, strčit
skjuta, flytta, gå, hasa, putta, trycka
skubbe, skubbe ansvar
押す, 押し動かす, 移動する, 責任を負わせる
empènyer, moure, culpar, imputar
siirtää, työntää, syyttää, työntyä
skyve
bultzatu, mugitu, arduradun egin
gurnuti, pomerati, kriviti, optužiti
поместување, обвинува
premakniti, obtožiti
obviňovať, pohnúť, posunúť, posúvať, tlačiť
gurnuti, optužiti, pomicati, pomjerati
gurnuti, pomicati, okriviti
штовхати, переміщати, покладати відповідальність, підштовхувати
плъзгам, бутам, движа, обвинявам
падштурхваць, штурхаць, прыцягнуць да адказнасці
meletakkan, menaruh, mendorong, menyalahkan seseorang atas sesuatu
đẩy, đặt, để, đổ lỗi cho ai về việc gì
bosmoq, joylashtirmoq, nimaga nisbatan javobgar qilish, qoʻymoq
किसी को कुछ के लिए जवाबदेह ठहराना, धकेलना, रखना
把某人归咎于某事, 推, 摆, 放
กล่าวโทษใครเกี่ยวกับอะไร, ดัน, วาง, ใส่
놓다, 두다, 무엇에 대해 누구를 책임지게 하다, 밀다
birini bir şey üçün məsuliyyətə qoymaq, itələmək, qoymaq, yerləşdirmək
ბიძგის მიცემა, დადება, დასმა, ვინმეს რაიმეზე ბრალის წაყენება
কারোকে কোনো জিনিসের জন্য দায়ী করা, ধাক্কা দেওয়া, বসানো, রাখা
fajësosh dikujt për diçka, shty, vendos, vë
कुणाला काहीसाठी जबाबदार ठरवणे, ठेवणे, धक्का देना, बसवणे
कसैलाई के लागि जिम्मेवार ठहराउन, धकेल्ने, राख्नु, हाल्नु
ఉంచు, ఏదైనా కోసం ఎవరికైనా బాధ్యత వహించమని చెప్తారు, నెట్టడం, పెట్టు
likt, nolikt, stumt, uzlikt kādam par kaut ko atbildību
இடு, தள்ளு, யாரை எந்த விஷயத்திற்கும் பொறுப்பாக்குவது, வை
asetama, lükkama, panema, süüdistama kedagi millegi eest
դնել, հրել, մեկին ինչ-որ բանի համար մեղադրել, մղել, տեղադրել
danîn, kesê ji bo tiştê bersivdar kirin, pêxistin, xistin
לדחוף، להאשים
دفع، زحزح، أزاح، إلقاء اللوم على، تحريك، حرك
هل دادن، کشیدن، فشاردادن، مسئولیت دادن، منتقل کردن
دھکیلنا، کھسکانا، ذمہ دار ٹھہرانا
schieben (hat) in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van schieben (hat)- einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen, drücken
- etwas an eine Stelle tun, hineinstecken, hindurchstecken
- jemand für etwas verantwortlich machen
- langsam gehen
- [Spiele] pferchen, fortschieben, schmuggeln, leisten, einschieben
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor schieben (hat)
jemand schiebt
etwas aufetwas jemand schiebt
etwas aufjemanden/etwas jemand
mitschiebt
etwas jemand/etwas
aufschiebt
etwas jemand/etwas
aufschiebt
etwas/jemanden jemand/etwas schiebt
etwas aufetwas jemand/etwas schiebt
etwas aufetwas/jemanden jemand/etwas schiebt
etwas aufjemanden
...
Toepassingen Voorzetsels
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van schieben
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van schieben
- Vorming van Imperatief van schieben
- Vorming van Konjunktiv I van schieben
- Vorming van Konjunktiv II van schieben
- Vorming van Infinitief van schieben
- Vorming van Deelwoord van schieben
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van schieben (hat)
≡ aalen
≡ adhärieren
≡ rausschieben
≡ fortschieben
≡ adoptieren
≡ davorschieben
≡ nachschieben
≡ hochschieben
≡ aasen
≡ abdizieren
≡ adaptieren
≡ abortieren
≡ ackern
≡ achteln
≡ adeln
≡ durchschieben
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord schieben vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord schieben (hat)
De vervoeging van het werkwoord schieben wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord schieben is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (schiebt - schob - hat geschoben) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary schieben en op schieben in de Duden.
schieben vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | schieb(e) | schob | schiebe | schöbe | - |
du | schiebst | schobst | schiebest | schöbest | schieb(e) |
er | schiebt | schob | schiebe | schöbe | - |
wir | schieben | schoben | schieben | schöben | schieben |
ihr | schiebt | schobt | schiebet | schöbet | schiebt |
sie | schieben | schoben | schieben | schöben | schieben |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich schieb(e), du schiebst, er schiebt, wir schieben, ihr schiebt, sie schieben
- Onvoltooid verleden tijd: ich schob, du schobst, er schob, wir schoben, ihr schobt, sie schoben
- Perfectum: ich habe geschoben, du hast geschoben, er hat geschoben, wir haben geschoben, ihr habt geschoben, sie haben geschoben
- Voltooid verleden tijd: ich hatte geschoben, du hattest geschoben, er hatte geschoben, wir hatten geschoben, ihr hattet geschoben, sie hatten geschoben
- Toekomende tijd I: ich werde schieben, du wirst schieben, er wird schieben, wir werden schieben, ihr werdet schieben, sie werden schieben
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geschoben haben, du wirst geschoben haben, er wird geschoben haben, wir werden geschoben haben, ihr werdet geschoben haben, sie werden geschoben haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich schiebe, du schiebest, er schiebe, wir schieben, ihr schiebet, sie schieben
- Onvoltooid verleden tijd: ich schöbe, du schöbest, er schöbe, wir schöben, ihr schöbet, sie schöben
- Perfectum: ich habe geschoben, du habest geschoben, er habe geschoben, wir haben geschoben, ihr habet geschoben, sie haben geschoben
- Voltooid verleden tijd: ich hätte geschoben, du hättest geschoben, er hätte geschoben, wir hätten geschoben, ihr hättet geschoben, sie hätten geschoben
- Toekomende tijd I: ich werde schieben, du werdest schieben, er werde schieben, wir werden schieben, ihr werdet schieben, sie werden schieben
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde geschoben haben, du werdest geschoben haben, er werde geschoben haben, wir werden geschoben haben, ihr werdet geschoben haben, sie werden geschoben haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde schieben, du würdest schieben, er würde schieben, wir würden schieben, ihr würdet schieben, sie würden schieben
- Voltooid verleden tijd: ich würde geschoben haben, du würdest geschoben haben, er würde geschoben haben, wir würden geschoben haben, ihr würdet geschoben haben, sie würden geschoben haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: schieb(e) (du), schieben wir, schiebt (ihr), schieben Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: schieben, zu schieben
- Infinitief II: geschoben haben, geschoben zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: schiebend
- Participle II: geschoben