Vervoeging van het Duitse werkwoord wandeln (hat) ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord wandeln (veranderen, wijzigen) is regelmatig. De basisvormen zijn ... wandelt, ... wandelte en ... gewandelt hat. Het hulpwerkwoord van wandeln is "haben". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "sein". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord wandeln beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor wandeln. Je kunt niet alleen wandeln vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen

haben
wandeln
sein
wandeln

B2 · regelmatig · haben

wandeln

... wandelt · ... wandelte · ... gewandelt hat

 Geen informele e-wegval mogelijk 

Engels change, transform, convert, transform oneself, alter

[Recht] etwas umformen; sich ändern; transformieren, sich verändern, abändern

(sich+A, acc., zu+D, in+A)

» Er ist kein Träumer mehr, sondern hat sich zum Realisten gewandelt . Engels He is no longer a dreamer, but has become a realist.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van wandeln (hat)

Tegenwoordige tijd

... ich wand(e)l(e)⁵
... du wandelst
... er wandelt
... wir wandeln
... ihr wandelt
... sie wandeln

Onvoltooid verleden tijd

... ich wandelte
... du wandeltest
... er wandelte
... wir wandelten
... ihr wandeltet
... sie wandelten

Imperatief

-
wand(e)l(e)⁵ (du)
-
wandeln wir
wandelt (ihr)
wandeln Sie

Konjunktief I

... ich wand(e)le
... du wandelst
... er wand(e)le
... wir wandeln
... ihr wandelt
... sie wandeln

Konjunktief II

... ich wandelte
... du wandeltest
... er wandelte
... wir wandelten
... ihr wandeltet
... sie wandelten

Infinitief

wandeln
zu wandeln

Deelwoord

wandelnd
gewandelt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord wandeln (hat) vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich wand(e)l(e)⁵
... du wandelst
... er wandelt
... wir wandeln
... ihr wandelt
... sie wandeln

Onvoltooid verleden tijd

... ich wandelte
... du wandeltest
... er wandelte
... wir wandelten
... ihr wandeltet
... sie wandelten

Perfectum

... ich gewandelt habe
... du gewandelt hast
... er gewandelt hat
... wir gewandelt haben
... ihr gewandelt habt
... sie gewandelt haben

Volt. verl. tijd

... ich gewandelt hatte
... du gewandelt hattest
... er gewandelt hatte
... wir gewandelt hatten
... ihr gewandelt hattet
... sie gewandelt hatten

Toekomende tijd I

... ich wandeln werde
... du wandeln wirst
... er wandeln wird
... wir wandeln werden
... ihr wandeln werdet
... sie wandeln werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich gewandelt haben werde
... du gewandelt haben wirst
... er gewandelt haben wird
... wir gewandelt haben werden
... ihr gewandelt haben werdet
... sie gewandelt haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord wandeln (hat) in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich wand(e)le
... du wandelst
... er wand(e)le
... wir wandeln
... ihr wandelt
... sie wandeln

Konjunktief II

... ich wandelte
... du wandeltest
... er wandelte
... wir wandelten
... ihr wandeltet
... sie wandelten

Voltooid Konj.

... ich gewandelt habe
... du gewandelt habest
... er gewandelt habe
... wir gewandelt haben
... ihr gewandelt habet
... sie gewandelt haben

Konj. volt. verl. t.

... ich gewandelt hätte
... du gewandelt hättest
... er gewandelt hätte
... wir gewandelt hätten
... ihr gewandelt hättet
... sie gewandelt hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich wandeln werde
... du wandeln werdest
... er wandeln werde
... wir wandeln werden
... ihr wandeln werdet
... sie wandeln werden

Toek. volt. aanw.

... ich gewandelt haben werde
... du gewandelt haben werdest
... er gewandelt haben werde
... wir gewandelt haben werden
... ihr gewandelt haben werdet
... sie gewandelt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich wandeln würde
... du wandeln würdest
... er wandeln würde
... wir wandeln würden
... ihr wandeln würdet
... sie wandeln würden

Verleden cond.

... ich gewandelt haben würde
... du gewandelt haben würdest
... er gewandelt haben würde
... wir gewandelt haben würden
... ihr gewandelt haben würdet
... sie gewandelt haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord wandeln (hat)


Tegenwoordige tijd

wand(e)l(e)⁵ (du)
wandeln wir
wandelt (ihr)
wandeln Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor wandeln (hat)


Infinitief I


wandeln
zu wandeln

Infinitief II


gewandelt haben
gewandelt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


wandelnd

Participle II


gewandelt

  • Er ist kein Träumer mehr, sondern hat sich zum Realisten gewandelt . 
  • Die Kartografie hat sich in den letzten Jahrzehnten stark gewandelt . 
  • Seit meinem letzten Besuch hat sich die Kleinstadt wirklich gewandelt . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor wandeln (hat)


  • Er ist kein Träumer mehr, sondern hat sich zum Realisten gewandelt . 
    Engels He is no longer a dreamer, but has become a realist.
  • Die Kartografie hat sich in den letzten Jahrzehnten stark gewandelt . 
    Engels Cartography has changed significantly in recent decades.
  • Seit meinem letzten Besuch hat sich die Kleinstadt wirklich gewandelt . 
    Engels Since my last visit, the small town has really changed.
  • Ihre Persönlichkeit hat sich in all den Jahren stark gewandelt . 
    Engels Your personality has changed a lot over the years.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse wandeln (hat)


Duits wandeln (hat)
Engels change, transform, convert, transform oneself, alter
Russisch изменять, изменяться, преобразовывать, измениться, конвертировать, превратиться, превращаться, преобразовать
Spaans transformar, cambiar, convertir, transformarse, modificar
Frans changer, modifier, transformer, se modifier, se recomposer, se renouveler, transformer en, évoluer
Turks değişmek, dönüştürmek, şekil vermek
Portugees mudar, transformar, transformar-se
Italiaans cambiare, modificare, mutare, trasformare, trasformarsi
Roemeens se schimba, schimba, transforma
Hongaars változik, formál, megváltozik, átalakít
Pools zmieniać, zmieniać się, ulegać zmnianom, zmienić, zmienić się, przekształcać
Grieks αλλάζω, μεταβάλλω, μετατρέπομαι, μετατρέπω, μεταμορφώνω, μετατροπή
Nederlands veranderen, wijzigen, zich wijzigen, omvormen
Tsjechisch měnit se, změnit se, měnit, proměnit, přetvářet
Zweeds förändra, förändras, förvandla, förvandlas, omforma, ändra
Deens forandre, forandre sig, forvandle, skifte, ændre, omforme
Japans 変える, 変わる, 変形する, 移動する
Catalaans modificar, canviar, transformar
Fins muuttaa, muotoilla, muuttua, vaihtua
Noors endre, forandre, forvandle, omforme
Baskisch aldatu, aldaketa, moldatu
Servisch menjati se, preoblikovati, promeniti se, transformisati
Macedonisch менува, преобразување, промена
Sloveens preoblikovati, preoblikovati se, spremeniti se
Slowaaks meniť, premeniť, pretransformovať, zmeniť
Bosnisch preoblikovati, promijeniti se, transformisati
Kroatisch preoblikovati, promijeniti se, transformirati
Oekraïens перетворювати, змінюватися
Bulgaars променям, преобразувам, променям се
Wit-Russisch змяняцца, змяняць, пераўтвараць
Hebreeuwsלשנות، להמיר، להשתנות
Arabischتحول، تغير، حول، تحويل، تغيير، يتغير
Perzischتبدیل کردن، تغییر دادن، تغییر کردن، دگرگون شدن
Urduبدلنا، تبدیل کرنا، تبدیل ہونا، شکل دینا

wandeln (hat) in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van wandeln (hat)

  • [Recht] etwas umformen, sich ändern, transformieren, sich verändern, abändern
  • [Recht] etwas umformen, sich ändern, transformieren, sich verändern, abändern
  • [Recht] etwas umformen, sich ändern, transformieren, sich verändern, abändern
  • [Recht] etwas umformen, sich ändern, transformieren, sich verändern, abändern

wandeln (hat) in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor wandeln (hat)


  • jemand/etwas wandelt etwas in etwas
  • jemand/etwas wandelt sich zu etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord wandeln vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord wandeln (hat)


De vervoeging van het werkwoord wandeln wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord wandeln is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... wandelt - ... wandelte - ... gewandelt hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary wandeln en op wandeln in de Duden.

wandeln vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... wand(e)l(e)... wandelte... wand(e)le... wandelte-
du ... wandelst... wandeltest... wandelst... wandeltestwand(e)l(e)
er ... wandelt... wandelte... wand(e)le... wandelte-
wir ... wandeln... wandelten... wandeln... wandeltenwandeln
ihr ... wandelt... wandeltet... wandelt... wandeltetwandelt
sie ... wandeln... wandelten... wandeln... wandeltenwandeln

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich wand(e)l(e), ... du wandelst, ... er wandelt, ... wir wandeln, ... ihr wandelt, ... sie wandeln
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich wandelte, ... du wandeltest, ... er wandelte, ... wir wandelten, ... ihr wandeltet, ... sie wandelten
  • Perfectum: ... ich gewandelt habe, ... du gewandelt hast, ... er gewandelt hat, ... wir gewandelt haben, ... ihr gewandelt habt, ... sie gewandelt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gewandelt hatte, ... du gewandelt hattest, ... er gewandelt hatte, ... wir gewandelt hatten, ... ihr gewandelt hattet, ... sie gewandelt hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich wandeln werde, ... du wandeln wirst, ... er wandeln wird, ... wir wandeln werden, ... ihr wandeln werdet, ... sie wandeln werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich gewandelt haben werde, ... du gewandelt haben wirst, ... er gewandelt haben wird, ... wir gewandelt haben werden, ... ihr gewandelt haben werdet, ... sie gewandelt haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich wand(e)le, ... du wandelst, ... er wand(e)le, ... wir wandeln, ... ihr wandelt, ... sie wandeln
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich wandelte, ... du wandeltest, ... er wandelte, ... wir wandelten, ... ihr wandeltet, ... sie wandelten
  • Perfectum: ... ich gewandelt habe, ... du gewandelt habest, ... er gewandelt habe, ... wir gewandelt haben, ... ihr gewandelt habet, ... sie gewandelt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gewandelt hätte, ... du gewandelt hättest, ... er gewandelt hätte, ... wir gewandelt hätten, ... ihr gewandelt hättet, ... sie gewandelt hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich wandeln werde, ... du wandeln werdest, ... er wandeln werde, ... wir wandeln werden, ... ihr wandeln werdet, ... sie wandeln werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich gewandelt haben werde, ... du gewandelt haben werdest, ... er gewandelt haben werde, ... wir gewandelt haben werden, ... ihr gewandelt haben werdet, ... sie gewandelt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich wandeln würde, ... du wandeln würdest, ... er wandeln würde, ... wir wandeln würden, ... ihr wandeln würdet, ... sie wandeln würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich gewandelt haben würde, ... du gewandelt haben würdest, ... er gewandelt haben würde, ... wir gewandelt haben würden, ... ihr gewandelt haben würdet, ... sie gewandelt haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: wand(e)l(e) (du), wandeln wir, wandelt (ihr), wandeln Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: wandeln, zu wandeln
  • Infinitief II: gewandelt haben, gewandelt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: wandelnd
  • Participle II: gewandelt

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 706455, 2819

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 5040309

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 2819, 2819, 2819

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: wandeln