Vervoeging van het Duitse werkwoord tieffrieren (hat) ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord tieffrieren (diepvriezen) is onregelmatig. De basisvormen zijn ... tieffriert, ... tieffror en ... tiefgefroren hat. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ie - o - o. Het hulpwerkwoord van tieffrieren is "haben". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "sein". De eerste lettergreep tief- van tieffrieren is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord tieffrieren beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor tieffrieren. Je kunt niet alleen tieffrieren vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

haben
tief·frieren
sein
tief·frieren

onregelmatig · haben · scheidbaar

tief·frieren

... tieffriert · ... tieffror · ... tiefgefroren hat

 Verandering van de stamklinker  ie - o - o 

Engels deep freeze, freeze solid

bei sehr niedrigen Temperaturen einfrieren

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van tieffrieren (hat)

Tegenwoordige tijd

... ich tieffrier(e)⁵
... du tieffrierst
... er tieffriert
... wir tieffrieren
... ihr tieffriert
... sie tieffrieren

Onvoltooid verleden tijd

... ich tieffror
... du tieffrorst
... er tieffror
... wir tieffroren
... ihr tieffrort
... sie tieffroren

Imperatief

-
frier(e)⁵ (du) tief
-
frieren wir tief
friert (ihr) tief
frieren Sie tief

Konjunktief I

... ich tieffriere
... du tieffrierest
... er tieffriere
... wir tieffrieren
... ihr tieffrieret
... sie tieffrieren

Konjunktief II

... ich tieffröre
... du tieffrörest
... er tieffröre
... wir tieffrören
... ihr tieffröret
... sie tieffrören

Infinitief

tieffrieren
tiefzufrieren

Deelwoord

tieffrierend
tiefgefroren

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord tieffrieren (hat) vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich tieffrier(e)⁵
... du tieffrierst
... er tieffriert
... wir tieffrieren
... ihr tieffriert
... sie tieffrieren

Onvoltooid verleden tijd

... ich tieffror
... du tieffrorst
... er tieffror
... wir tieffroren
... ihr tieffrort
... sie tieffroren

Perfectum

... ich tiefgefroren habe
... du tiefgefroren hast
... er tiefgefroren hat
... wir tiefgefroren haben
... ihr tiefgefroren habt
... sie tiefgefroren haben

Volt. verl. tijd

... ich tiefgefroren hatte
... du tiefgefroren hattest
... er tiefgefroren hatte
... wir tiefgefroren hatten
... ihr tiefgefroren hattet
... sie tiefgefroren hatten

Toekomende tijd I

... ich tieffrieren werde
... du tieffrieren wirst
... er tieffrieren wird
... wir tieffrieren werden
... ihr tieffrieren werdet
... sie tieffrieren werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich tiefgefroren haben werde
... du tiefgefroren haben wirst
... er tiefgefroren haben wird
... wir tiefgefroren haben werden
... ihr tiefgefroren haben werdet
... sie tiefgefroren haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord tieffrieren (hat) in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich tieffriere
... du tieffrierest
... er tieffriere
... wir tieffrieren
... ihr tieffrieret
... sie tieffrieren

Konjunktief II

... ich tieffröre
... du tieffrörest
... er tieffröre
... wir tieffrören
... ihr tieffröret
... sie tieffrören

Voltooid Konj.

... ich tiefgefroren habe
... du tiefgefroren habest
... er tiefgefroren habe
... wir tiefgefroren haben
... ihr tiefgefroren habet
... sie tiefgefroren haben

Konj. volt. verl. t.

... ich tiefgefroren hätte
... du tiefgefroren hättest
... er tiefgefroren hätte
... wir tiefgefroren hätten
... ihr tiefgefroren hättet
... sie tiefgefroren hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich tieffrieren werde
... du tieffrieren werdest
... er tieffrieren werde
... wir tieffrieren werden
... ihr tieffrieren werdet
... sie tieffrieren werden

Toek. volt. aanw.

... ich tiefgefroren haben werde
... du tiefgefroren haben werdest
... er tiefgefroren haben werde
... wir tiefgefroren haben werden
... ihr tiefgefroren haben werdet
... sie tiefgefroren haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich tieffrieren würde
... du tieffrieren würdest
... er tieffrieren würde
... wir tieffrieren würden
... ihr tieffrieren würdet
... sie tieffrieren würden

Verleden cond.

... ich tiefgefroren haben würde
... du tiefgefroren haben würdest
... er tiefgefroren haben würde
... wir tiefgefroren haben würden
... ihr tiefgefroren haben würdet
... sie tiefgefroren haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord tieffrieren (hat)


Tegenwoordige tijd

frier(e)⁵ (du) tief
frieren wir tief
friert (ihr) tief
frieren Sie tief

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor tieffrieren (hat)


Infinitief I


tieffrieren
tiefzufrieren

Infinitief II


tiefgefroren haben
tiefgefroren zu haben

Tegenwoordig deelwoord


tieffrierend

Participle II


tiefgefroren

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse tieffrieren (hat)


Duits tieffrieren (hat)
Engels deep freeze, freeze solid
Russisch замораживать
Spaans congelación, congelar
Frans congeler à très basse température
Turks derin dondurmak
Portugees congelar
Italiaans congelare
Roemeens înghețare profundă
Hongaars mélyfagyasztás
Pools zamrażać
Grieks καταψύχω
Nederlands diepvriezen
Tsjechisch hluboké zmrazení
Zweeds djupfrysa
Deens dybfryse
Japans 極低温で凍結する
Catalaans congelar
Fins syväjäädyttää
Noors dybfryse
Baskisch izozte
Servisch duboko zamrzavanje
Macedonisch длабоко замрзнување
Sloveens globoko zamrzniti
Slowaaks hlboké mrazenie
Bosnisch duboko zamrzavanje
Kroatisch duboko zamrzavanje
Oekraïens глибоке замороження
Bulgaars дълбоко замразяване
Wit-Russisch замарозіць
Hebreeuwsלהקפיא
Arabischتجميد
Perzischمنجمد کردن
Urduگہرا منجمد کرنا

tieffrieren (hat) in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van tieffrieren (hat)

  • bei sehr niedrigen Temperaturen einfrieren

tieffrieren (hat) in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord tieffrieren vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord tieffrieren (hat)


De vervoeging van het werkwoord tief·frieren wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord tief·frieren is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... tieffriert - ... tieffror - ... tiefgefroren hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary tieffrieren en op tieffrieren in de Duden.

tieffrieren vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... tieffrier(e)... tieffror... tieffriere... tieffröre-
du ... tieffrierst... tieffrorst... tieffrierest... tieffrörestfrier(e) tief
er ... tieffriert... tieffror... tieffriere... tieffröre-
wir ... tieffrieren... tieffroren... tieffrieren... tieffrörenfrieren tief
ihr ... tieffriert... tieffrort... tieffrieret... tieffröretfriert tief
sie ... tieffrieren... tieffroren... tieffrieren... tieffrörenfrieren tief

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich tieffrier(e), ... du tieffrierst, ... er tieffriert, ... wir tieffrieren, ... ihr tieffriert, ... sie tieffrieren
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich tieffror, ... du tieffrorst, ... er tieffror, ... wir tieffroren, ... ihr tieffrort, ... sie tieffroren
  • Perfectum: ... ich tiefgefroren habe, ... du tiefgefroren hast, ... er tiefgefroren hat, ... wir tiefgefroren haben, ... ihr tiefgefroren habt, ... sie tiefgefroren haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich tiefgefroren hatte, ... du tiefgefroren hattest, ... er tiefgefroren hatte, ... wir tiefgefroren hatten, ... ihr tiefgefroren hattet, ... sie tiefgefroren hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich tieffrieren werde, ... du tieffrieren wirst, ... er tieffrieren wird, ... wir tieffrieren werden, ... ihr tieffrieren werdet, ... sie tieffrieren werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich tiefgefroren haben werde, ... du tiefgefroren haben wirst, ... er tiefgefroren haben wird, ... wir tiefgefroren haben werden, ... ihr tiefgefroren haben werdet, ... sie tiefgefroren haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich tieffriere, ... du tieffrierest, ... er tieffriere, ... wir tieffrieren, ... ihr tieffrieret, ... sie tieffrieren
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich tieffröre, ... du tieffrörest, ... er tieffröre, ... wir tieffrören, ... ihr tieffröret, ... sie tieffrören
  • Perfectum: ... ich tiefgefroren habe, ... du tiefgefroren habest, ... er tiefgefroren habe, ... wir tiefgefroren haben, ... ihr tiefgefroren habet, ... sie tiefgefroren haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich tiefgefroren hätte, ... du tiefgefroren hättest, ... er tiefgefroren hätte, ... wir tiefgefroren hätten, ... ihr tiefgefroren hättet, ... sie tiefgefroren hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich tieffrieren werde, ... du tieffrieren werdest, ... er tieffrieren werde, ... wir tieffrieren werden, ... ihr tieffrieren werdet, ... sie tieffrieren werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich tiefgefroren haben werde, ... du tiefgefroren haben werdest, ... er tiefgefroren haben werde, ... wir tiefgefroren haben werden, ... ihr tiefgefroren haben werdet, ... sie tiefgefroren haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich tieffrieren würde, ... du tieffrieren würdest, ... er tieffrieren würde, ... wir tieffrieren würden, ... ihr tieffrieren würdet, ... sie tieffrieren würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich tiefgefroren haben würde, ... du tiefgefroren haben würdest, ... er tiefgefroren haben würde, ... wir tiefgefroren haben würden, ... ihr tiefgefroren haben würdet, ... sie tiefgefroren haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: frier(e) (du) tief, frieren wir tief, friert (ihr) tief, frieren Sie tief

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: tieffrieren, tiefzufrieren
  • Infinitief II: tiefgefroren haben, tiefgefroren zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: tieffrierend
  • Participle II: tiefgefroren

Opmerkingen



Inloggen