Vervoeging van het Duitse werkwoord nuscheln ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord nuscheln (neuzelen, onverstaanbaar mompelen) is regelmatig. De basisvormen zijn ... nuschelt, ... nuschelte en ... genuschelt hat. Het hulpwerkwoord van nuscheln is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord nuscheln beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor nuscheln. Je kunt niet alleen nuscheln vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen

C2 · regelmatig · haben

nuscheln

... nuschelt · ... nuschelte · ... genuschelt hat

 Geen informele e-wegval mogelijk 

Engels mumble, mutter, mumble one's words

undeutlich, unartikuliert sprechen; undeutlich reden; murmeln, undeutlich sprechen, Kauderwelsch reden, brummeln

(acc.)

» Unsere Kinder reden also nicht nur zu laut oder zu leise, sondern sie schreien, schnattern, kreischen oder tuscheln, murmeln, wispern, nuscheln oder brummen. Engels Our children do not only talk too loudly or too quietly, but they scream, chatter, shriek or whisper, murmur, hiss, mumble or buzz.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van nuscheln

Tegenwoordige tijd

... ich nusch(e)l(e)⁵
... du nuschelst
... er nuschelt
... wir nuscheln
... ihr nuschelt
... sie nuscheln

Onvoltooid verleden tijd

... ich nuschelte
... du nuscheltest
... er nuschelte
... wir nuschelten
... ihr nuscheltet
... sie nuschelten

Imperatief

-
nusch(e)l(e)⁵ (du)
-
nuscheln wir
nuschelt (ihr)
nuscheln Sie

Konjunktief I

... ich nusch(e)le
... du nuschelst
... er nusch(e)le
... wir nuscheln
... ihr nuschelt
... sie nuscheln

Konjunktief II

... ich nuschelte
... du nuscheltest
... er nuschelte
... wir nuschelten
... ihr nuscheltet
... sie nuschelten

Infinitief

nuscheln
zu nuscheln

Deelwoord

nuschelnd
genuschelt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord nuscheln vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich nusch(e)l(e)⁵
... du nuschelst
... er nuschelt
... wir nuscheln
... ihr nuschelt
... sie nuscheln

Onvoltooid verleden tijd

... ich nuschelte
... du nuscheltest
... er nuschelte
... wir nuschelten
... ihr nuscheltet
... sie nuschelten

Perfectum

... ich genuschelt habe
... du genuschelt hast
... er genuschelt hat
... wir genuschelt haben
... ihr genuschelt habt
... sie genuschelt haben

Volt. verl. tijd

... ich genuschelt hatte
... du genuschelt hattest
... er genuschelt hatte
... wir genuschelt hatten
... ihr genuschelt hattet
... sie genuschelt hatten

Toekomende tijd I

... ich nuscheln werde
... du nuscheln wirst
... er nuscheln wird
... wir nuscheln werden
... ihr nuscheln werdet
... sie nuscheln werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich genuschelt haben werde
... du genuschelt haben wirst
... er genuschelt haben wird
... wir genuschelt haben werden
... ihr genuschelt haben werdet
... sie genuschelt haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Unsere Kinder reden also nicht nur zu laut oder zu leise, sondern sie schreien, schnattern, kreischen oder tuscheln, murmeln, wispern, nuscheln oder brummen. 
  • Wer nuschelt , lispelt oder stottert, ist als Nachrichtensprecher denkbar ungeeignet. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord nuscheln in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich nusch(e)le
... du nuschelst
... er nusch(e)le
... wir nuscheln
... ihr nuschelt
... sie nuscheln

Konjunktief II

... ich nuschelte
... du nuscheltest
... er nuschelte
... wir nuschelten
... ihr nuscheltet
... sie nuschelten

Voltooid Konj.

... ich genuschelt habe
... du genuschelt habest
... er genuschelt habe
... wir genuschelt haben
... ihr genuschelt habet
... sie genuschelt haben

Konj. volt. verl. t.

... ich genuschelt hätte
... du genuschelt hättest
... er genuschelt hätte
... wir genuschelt hätten
... ihr genuschelt hättet
... sie genuschelt hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich nuscheln werde
... du nuscheln werdest
... er nuscheln werde
... wir nuscheln werden
... ihr nuscheln werdet
... sie nuscheln werden

Toek. volt. aanw.

... ich genuschelt haben werde
... du genuschelt haben werdest
... er genuschelt haben werde
... wir genuschelt haben werden
... ihr genuschelt haben werdet
... sie genuschelt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich nuscheln würde
... du nuscheln würdest
... er nuscheln würde
... wir nuscheln würden
... ihr nuscheln würdet
... sie nuscheln würden

Verleden cond.

... ich genuschelt haben würde
... du genuschelt haben würdest
... er genuschelt haben würde
... wir genuschelt haben würden
... ihr genuschelt haben würdet
... sie genuschelt haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord nuscheln


Tegenwoordige tijd

nusch(e)l(e)⁵ (du)
nuscheln wir
nuschelt (ihr)
nuscheln Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor nuscheln


Infinitief I


nuscheln
zu nuscheln

Infinitief II


genuschelt haben
genuschelt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


nuschelnd

Participle II


genuschelt

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor nuscheln


  • Unsere Kinder reden also nicht nur zu laut oder zu leise, sondern sie schreien, schnattern, kreischen oder tuscheln, murmeln, wispern, nuscheln oder brummen. 
    Engels Our children do not only talk too loudly or too quietly, but they scream, chatter, shriek or whisper, murmur, hiss, mumble or buzz.
  • Wer nuschelt , lispelt oder stottert, ist als Nachrichtensprecher denkbar ungeeignet. 
    Engels Anyone who mumbles, lisps, or stutters is utterly unsuitable as a news presenter.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse nuscheln


Duits nuscheln
Engels mumble, mutter, mumble one's words
Russisch бормотать, мямлить, шепелявить, гнусавить, пробормотать
Spaans mascullar, hablar entre dientes, murmurar
Frans bredouiller, marmonner, chuchoter, murmurer
Turks anlaşılmayacak şekilde konuşmak, fısıldamak, mırıldanmak
Portugees murmurar, balbuciar, mastigar as palavras, tartamudear, sussurrar
Italiaans farfugliare, murmurare, parlare indistintamente
Roemeens murmura, vorbi neclar
Hongaars dünnyög, érthetetlenül beszél, motyog, motyogni, motyogás
Pools mamrotać, szemrać, wymamrotać, mruczeć
Grieks μιλώ μασημένα, μουρμούρισμα, ψιθυριστά
Nederlands neuzelen, onverstaanbaar mompelen, mompelen, murmelen
Tsjechisch mumlat, nejasně, zamumlat
Zweeds mumla, sluddra, mumlade
Deens mumle, snakke utydeligt
Japans つぶやく, ぼそぼそ話す
Catalaans murmurar, parlar indistintament
Fins murmata, puhe epäselvästi
Noors snøvle, mumle, snakke utydelig
Baskisch murmur, murmuratu
Servisch mumlanje, nejasno govoriti
Macedonisch недоразбирање, неразбирливо
Sloveens mrmrati, mumljati
Slowaaks nejasne hovoriť, zamieňať slová
Bosnisch mumlanje, nejasno govoriti
Kroatisch mumljati, nejasno govoriti
Oekraïens мимрити, бормотіти, муркотіти
Bulgaars мърморене, шепнене
Wit-Russisch шаптанне, шаптаць
Hebreeuwsלמלמל، לשקשק
Arabischتمتم، غمغم، تمتمة، همس
Perzischغیر واضح صحبت کردن، نامفهوم صحبت کردن
Urduبڑبڑانا، غیر واضح بولنا

nuscheln in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van nuscheln

  • undeutlich, unartikuliert sprechen, undeutlich reden, murmeln, undeutlich sprechen, Kauderwelsch reden, brummeln
  • undeutlich, unartikuliert sprechen, undeutlich reden, murmeln, undeutlich sprechen, Kauderwelsch reden, brummeln

nuscheln in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord nuscheln vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord nuscheln


De vervoeging van het werkwoord nuscheln wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord nuscheln is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... nuschelt - ... nuschelte - ... genuschelt hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary nuscheln en op nuscheln in de Duden.

nuscheln vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... nusch(e)l(e)... nuschelte... nusch(e)le... nuschelte-
du ... nuschelst... nuscheltest... nuschelst... nuscheltestnusch(e)l(e)
er ... nuschelt... nuschelte... nusch(e)le... nuschelte-
wir ... nuscheln... nuschelten... nuscheln... nuscheltennuscheln
ihr ... nuschelt... nuscheltet... nuschelt... nuscheltetnuschelt
sie ... nuscheln... nuschelten... nuscheln... nuscheltennuscheln

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich nusch(e)l(e), ... du nuschelst, ... er nuschelt, ... wir nuscheln, ... ihr nuschelt, ... sie nuscheln
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich nuschelte, ... du nuscheltest, ... er nuschelte, ... wir nuschelten, ... ihr nuscheltet, ... sie nuschelten
  • Perfectum: ... ich genuschelt habe, ... du genuschelt hast, ... er genuschelt hat, ... wir genuschelt haben, ... ihr genuschelt habt, ... sie genuschelt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich genuschelt hatte, ... du genuschelt hattest, ... er genuschelt hatte, ... wir genuschelt hatten, ... ihr genuschelt hattet, ... sie genuschelt hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich nuscheln werde, ... du nuscheln wirst, ... er nuscheln wird, ... wir nuscheln werden, ... ihr nuscheln werdet, ... sie nuscheln werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich genuschelt haben werde, ... du genuschelt haben wirst, ... er genuschelt haben wird, ... wir genuschelt haben werden, ... ihr genuschelt haben werdet, ... sie genuschelt haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich nusch(e)le, ... du nuschelst, ... er nusch(e)le, ... wir nuscheln, ... ihr nuschelt, ... sie nuscheln
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich nuschelte, ... du nuscheltest, ... er nuschelte, ... wir nuschelten, ... ihr nuscheltet, ... sie nuschelten
  • Perfectum: ... ich genuschelt habe, ... du genuschelt habest, ... er genuschelt habe, ... wir genuschelt haben, ... ihr genuschelt habet, ... sie genuschelt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich genuschelt hätte, ... du genuschelt hättest, ... er genuschelt hätte, ... wir genuschelt hätten, ... ihr genuschelt hättet, ... sie genuschelt hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich nuscheln werde, ... du nuscheln werdest, ... er nuscheln werde, ... wir nuscheln werden, ... ihr nuscheln werdet, ... sie nuscheln werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich genuschelt haben werde, ... du genuschelt haben werdest, ... er genuschelt haben werde, ... wir genuschelt haben werden, ... ihr genuschelt haben werdet, ... sie genuschelt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich nuscheln würde, ... du nuscheln würdest, ... er nuscheln würde, ... wir nuscheln würden, ... ihr nuscheln würdet, ... sie nuscheln würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich genuschelt haben würde, ... du genuschelt haben würdest, ... er genuschelt haben würde, ... wir genuschelt haben würden, ... ihr genuschelt haben würdet, ... sie genuschelt haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: nusch(e)l(e) (du), nuscheln wir, nuschelt (ihr), nuscheln Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: nuscheln, zu nuscheln
  • Infinitief II: genuschelt haben, genuschelt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: nuschelnd
  • Participle II: genuschelt

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 1234072

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 44713

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 283106

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: nuscheln