Vervoeging van het Duitse werkwoord mitformen ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord mitformen (samen beïnvloeden, samen vormen) is regelmatig. De basisvormen zijn ... mitformt, ... mitformte en ... mitgeformt hat. Het hulpwerkwoord van mitformen is "haben". De eerste lettergreep mit- van mitformen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord mitformen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor mitformen. Je kunt niet alleen mitformen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben · scheidbaar

mit·formen

... mitformt · ... mitformte · ... mitgeformt hat

Engels co-create, influence together, shape together

gemeinsam gestalten oder beeinflussen

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van mitformen

Tegenwoordige tijd

... ich mitform(e)⁵
... du mitformst
... er mitformt
... wir mitformen
... ihr mitformt
... sie mitformen

Onvoltooid verleden tijd

... ich mitformte
... du mitformtest
... er mitformte
... wir mitformten
... ihr mitformtet
... sie mitformten

Imperatief

-
form(e)⁵ (du) mit
-
formen wir mit
formt (ihr) mit
formen Sie mit

Konjunktief I

... ich mitforme
... du mitformest
... er mitforme
... wir mitformen
... ihr mitformet
... sie mitformen

Konjunktief II

... ich mitformte
... du mitformtest
... er mitformte
... wir mitformten
... ihr mitformtet
... sie mitformten

Infinitief

mitformen
mitzuformen

Deelwoord

mitformend
mitgeformt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord mitformen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich mitform(e)⁵
... du mitformst
... er mitformt
... wir mitformen
... ihr mitformt
... sie mitformen

Onvoltooid verleden tijd

... ich mitformte
... du mitformtest
... er mitformte
... wir mitformten
... ihr mitformtet
... sie mitformten

Perfectum

... ich mitgeformt habe
... du mitgeformt hast
... er mitgeformt hat
... wir mitgeformt haben
... ihr mitgeformt habt
... sie mitgeformt haben

Volt. verl. tijd

... ich mitgeformt hatte
... du mitgeformt hattest
... er mitgeformt hatte
... wir mitgeformt hatten
... ihr mitgeformt hattet
... sie mitgeformt hatten

Toekomende tijd I

... ich mitformen werde
... du mitformen wirst
... er mitformen wird
... wir mitformen werden
... ihr mitformen werdet
... sie mitformen werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich mitgeformt haben werde
... du mitgeformt haben wirst
... er mitgeformt haben wird
... wir mitgeformt haben werden
... ihr mitgeformt haben werdet
... sie mitgeformt haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord mitformen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich mitforme
... du mitformest
... er mitforme
... wir mitformen
... ihr mitformet
... sie mitformen

Konjunktief II

... ich mitformte
... du mitformtest
... er mitformte
... wir mitformten
... ihr mitformtet
... sie mitformten

Voltooid Konj.

... ich mitgeformt habe
... du mitgeformt habest
... er mitgeformt habe
... wir mitgeformt haben
... ihr mitgeformt habet
... sie mitgeformt haben

Konj. volt. verl. t.

... ich mitgeformt hätte
... du mitgeformt hättest
... er mitgeformt hätte
... wir mitgeformt hätten
... ihr mitgeformt hättet
... sie mitgeformt hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich mitformen werde
... du mitformen werdest
... er mitformen werde
... wir mitformen werden
... ihr mitformen werdet
... sie mitformen werden

Toek. volt. aanw.

... ich mitgeformt haben werde
... du mitgeformt haben werdest
... er mitgeformt haben werde
... wir mitgeformt haben werden
... ihr mitgeformt haben werdet
... sie mitgeformt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich mitformen würde
... du mitformen würdest
... er mitformen würde
... wir mitformen würden
... ihr mitformen würdet
... sie mitformen würden

Verleden cond.

... ich mitgeformt haben würde
... du mitgeformt haben würdest
... er mitgeformt haben würde
... wir mitgeformt haben würden
... ihr mitgeformt haben würdet
... sie mitgeformt haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord mitformen


Tegenwoordige tijd

form(e)⁵ (du) mit
formen wir mit
formt (ihr) mit
formen Sie mit

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor mitformen


Infinitief I


mitformen
mitzuformen

Infinitief II


mitgeformt haben
mitgeformt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


mitformend

Participle II


mitgeformt

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse mitformen


Duits mitformen
Engels co-create, influence together, shape together
Russisch влиять, совместно формировать
Spaans co-crear, co-influenciar
Frans co-créer, influencer
Turks birlikte şekillendirmek, etkilemek
Portugees co-criar, influenciar juntos
Italiaans co-creare, influenzare insieme
Roemeens influența, modela
Hongaars közösen alakítani, közösen befolyásolni
Pools wpływać, wspólnie kształtować
Grieks συμμετοχή, συνεργασία
Nederlands samen beïnvloeden, samen vormen
Tsjechisch ovlivňovat, společně utvářet
Zweeds forma tillsammans, påverka
Deens forme sammen, medskabe
Japans 共に影響を与える, 共同形成
Catalaans influenciar conjuntament, modelar conjuntament
Fins vaikuttaa yhdessä, yhdessä muotoilla
Noors forme sammen, påvirke
Baskisch elkarrekin eragin, elkarrekin moldatu
Servisch uticati, zajednički oblikovati
Macedonisch влијание, заеднички обликување
Sloveens sodelovati, sooblikati
Slowaaks ovplyvniť, spoločne formovať
Bosnisch uticati, zajednički oblikovati
Kroatisch utjecati, zajednički oblikovati
Oekraïens впливати, спільно формувати
Bulgaars влияние, съвместно оформяне
Wit-Russisch сумесна фармаваць, уплываць
Hebreeuwsלהשפיע، לעצב יחד
Arabischتأثير مشترك، تشكيل مشترك
Perzischشکل دادن، همراهی کردن
Urduاثر انداز ہونا، مشترکہ تشکیل دینا

mitformen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van mitformen

  • gemeinsam gestalten oder beeinflussen

mitformen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord mitformen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord mitformen


De vervoeging van het werkwoord mit·formen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord mit·formen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... mitformt - ... mitformte - ... mitgeformt hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary mitformen en op mitformen in de Duden.

mitformen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... mitform(e)... mitformte... mitforme... mitformte-
du ... mitformst... mitformtest... mitformest... mitformtestform(e) mit
er ... mitformt... mitformte... mitforme... mitformte-
wir ... mitformen... mitformten... mitformen... mitformtenformen mit
ihr ... mitformt... mitformtet... mitformet... mitformtetformt mit
sie ... mitformen... mitformten... mitformen... mitformtenformen mit

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich mitform(e), ... du mitformst, ... er mitformt, ... wir mitformen, ... ihr mitformt, ... sie mitformen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich mitformte, ... du mitformtest, ... er mitformte, ... wir mitformten, ... ihr mitformtet, ... sie mitformten
  • Perfectum: ... ich mitgeformt habe, ... du mitgeformt hast, ... er mitgeformt hat, ... wir mitgeformt haben, ... ihr mitgeformt habt, ... sie mitgeformt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich mitgeformt hatte, ... du mitgeformt hattest, ... er mitgeformt hatte, ... wir mitgeformt hatten, ... ihr mitgeformt hattet, ... sie mitgeformt hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich mitformen werde, ... du mitformen wirst, ... er mitformen wird, ... wir mitformen werden, ... ihr mitformen werdet, ... sie mitformen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich mitgeformt haben werde, ... du mitgeformt haben wirst, ... er mitgeformt haben wird, ... wir mitgeformt haben werden, ... ihr mitgeformt haben werdet, ... sie mitgeformt haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich mitforme, ... du mitformest, ... er mitforme, ... wir mitformen, ... ihr mitformet, ... sie mitformen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich mitformte, ... du mitformtest, ... er mitformte, ... wir mitformten, ... ihr mitformtet, ... sie mitformten
  • Perfectum: ... ich mitgeformt habe, ... du mitgeformt habest, ... er mitgeformt habe, ... wir mitgeformt haben, ... ihr mitgeformt habet, ... sie mitgeformt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich mitgeformt hätte, ... du mitgeformt hättest, ... er mitgeformt hätte, ... wir mitgeformt hätten, ... ihr mitgeformt hättet, ... sie mitgeformt hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich mitformen werde, ... du mitformen werdest, ... er mitformen werde, ... wir mitformen werden, ... ihr mitformen werdet, ... sie mitformen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich mitgeformt haben werde, ... du mitgeformt haben werdest, ... er mitgeformt haben werde, ... wir mitgeformt haben werden, ... ihr mitgeformt haben werdet, ... sie mitgeformt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich mitformen würde, ... du mitformen würdest, ... er mitformen würde, ... wir mitformen würden, ... ihr mitformen würdet, ... sie mitformen würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich mitgeformt haben würde, ... du mitgeformt haben würdest, ... er mitgeformt haben würde, ... wir mitgeformt haben würden, ... ihr mitgeformt haben würdet, ... sie mitgeformt haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: form(e) (du) mit, formen wir mit, formt (ihr) mit, formen Sie mit

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: mitformen, mitzuformen
  • Infinitief II: mitgeformt haben, mitgeformt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: mitformend
  • Participle II: mitgeformt

Opmerkingen



Inloggen