Vervoeging van het Duitse werkwoord einsteigen ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord einsteigen (instappen, aanvallen) is onregelmatig. De basisvormen zijn ... einsteigt, ... einstieg en ... eingestiegen ist. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers ei - ie - ie. Het hulpwerkwoord van einsteigen is "sein". De eerste lettergreep ein- van einsteigen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord einsteigen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor einsteigen. Je kunt niet alleen einsteigen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau A1. Opmerkingen ☆

Video 

A1 · onregelmatig · sein · scheidbaar

ein·steigen

... einsteigt · ... einstieg · ... eingestiegen ist

 Verandering van de stamklinker  ei - ie - ie 

Engels enter, get in, board, embark, get on, access, climb in, gain access, get into, hop (on), hop in, lead (with), pile (into), step in, begin, invest, start

[Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren; sich rechtswidrig Zugang verschaffen; betreten, einbrechen, angreifen, anfangen

(mit+D, gegen+A, in+A, über+A, bei+D, auf+A)

» Sind alle Fahrgäste eingestiegen ? Engels Are all the passengers aboard?

Werbung ausblenden

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van einsteigen

Tegenwoordige tijd

... ich einsteig(e)⁵
... du einsteigst
... er einsteigt
... wir einsteigen
... ihr einsteigt
... sie einsteigen

Onvoltooid verleden tijd

... ich einstieg
... du einstiegst
... er einstieg
... wir einstiegen
... ihr einstiegt
... sie einstiegen

Imperatief

-
steig(e)⁵ (du) ein
-
steigen wir ein
steigt (ihr) ein
steigen Sie ein

Konjunktief I

... ich einsteige
... du einsteigest
... er einsteige
... wir einsteigen
... ihr einsteiget
... sie einsteigen

Konjunktief II

... ich einstiege
... du einstiegest
... er einstiege
... wir einstiegen
... ihr einstieget
... sie einstiegen

Infinitief

einsteigen
einzusteigen

Deelwoord

einsteigend
eingestiegen

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

indicatief

Het werkwoord einsteigen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd

Tegenwoordige tijd

... ich einsteig(e)⁵
... du einsteigst
... er einsteigt
... wir einsteigen
... ihr einsteigt
... sie einsteigen

Onvoltooid verleden tijd

... ich einstieg
... du einstiegst
... er einstieg
... wir einstiegen
... ihr einstiegt
... sie einstiegen

Perfectum

... ich eingestiegen bin
... du eingestiegen bist
... er eingestiegen ist
... wir eingestiegen sind
... ihr eingestiegen seid
... sie eingestiegen sind

Volt. verl. tijd

... ich eingestiegen war
... du eingestiegen warst
... er eingestiegen war
... wir eingestiegen waren
... ihr eingestiegen wart
... sie eingestiegen waren

Toekomende tijd I

... ich einsteigen werde
... du einsteigen wirst
... er einsteigen wird
... wir einsteigen werden
... ihr einsteigen werdet
... sie einsteigen werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich eingestiegen sein werde
... du eingestiegen sein wirst
... er eingestiegen sein wird
... wir eingestiegen sein werden
... ihr eingestiegen sein werdet
... sie eingestiegen sein werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

  • Steigst du nicht ein ? 
  • Tom stieg ins Auto ein . 
  • Wer aussteigt, steigt in etwas anderes ein . 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord einsteigen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.

Konjunktief I

... ich einsteige
... du einsteigest
... er einsteige
... wir einsteigen
... ihr einsteiget
... sie einsteigen

Konjunktief II

... ich einstiege
... du einstiegest
... er einstiege
... wir einstiegen
... ihr einstieget
... sie einstiegen

Voltooid Konj.

... ich eingestiegen sei
... du eingestiegen seiest
... er eingestiegen sei
... wir eingestiegen seien
... ihr eingestiegen seiet
... sie eingestiegen seien

Konj. volt. verl. t.

... ich eingestiegen wäre
... du eingestiegen wärest
... er eingestiegen wäre
... wir eingestiegen wären
... ihr eingestiegen wäret
... sie eingestiegen wären

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich einsteigen werde
... du einsteigen werdest
... er einsteigen werde
... wir einsteigen werden
... ihr einsteigen werdet
... sie einsteigen werden

Toek. volt. aanw.

... ich eingestiegen sein werde
... du eingestiegen sein werdest
... er eingestiegen sein werde
... wir eingestiegen sein werden
... ihr eingestiegen sein werdet
... sie eingestiegen sein werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.

Conjunctief II

... ich einsteigen würde
... du einsteigen würdest
... er einsteigen würde
... wir einsteigen würden
... ihr einsteigen würdet
... sie einsteigen würden

Verleden cond.

... ich eingestiegen sein würde
... du eingestiegen sein würdest
... er eingestiegen sein würde
... wir eingestiegen sein würden
... ihr eingestiegen sein würdet
... sie eingestiegen sein würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord einsteigen

Tegenwoordige tijd

steig(e)⁵ (du) ein
steigen wir ein
steigt (ihr) ein
steigen Sie ein

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor einsteigen

Infinitief I


einsteigen
einzusteigen

Infinitief II


eingestiegen sein
eingestiegen zu sein

Tegenwoordig deelwoord


einsteigend

Participle II


eingestiegen
  • Sind alle Fahrgäste eingestiegen ? 
  • Sind alle Fahrgäste schon eingestiegen ? 
  • Sie sind in den Zug eingestiegen . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor einsteigen

  • Sind alle Fahrgäste eingestiegen ? 
    Engels Are all the passengers aboard?
  • Steigst du nicht ein ? 
    Engels Aren't you getting in?
  • Sind alle Fahrgäste schon eingestiegen ? 
    Engels Have all the passengers got on board yet?
  • Sie sind in den Zug eingestiegen . 
    Engels They got into the train.
  • Ich bin in den falschen Zug eingestiegen . 
    Engels I got on the wrong train.
  • Möchte jemand einsteigen ? 
    Engels Does anyone want to get in?
  • Es ist Zeit einzusteigen . 
    Engels It's time to get aboard.
Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse einsteigen

Duits einsteigen
Engels enter, get in, board, embark, get on, access, climb in, gain access
Russisch садиться, входить, войти, залезать, начинать, сесть, вступить, зайти
Spaans entrar, subir, adentrarse, contribuir, embarcar, entrar en, escalar, incursionar en
Frans monter, embarquer, intégrer, monter dans, entrer, accéder, commencer, entraîner
Turks binmek, (otobüse) binmek, biniş yapmak, girmek, katılmak, projeye başlamak, sıkıştırmak, yatırıma başlamak
Portugees entrar, embarcar, subir, dar uma entrada, embarcar em, envolver-se com, juntar-se a, participar
Italiaans entrare, salire, entrare in, imbarcarsi, salire a bordo, accedere, assalire, cominciare
Roemeens urca, se îmbarca, intra, accese, investi, se urca, începe
Hongaars beszáll, felszáll, beszállás, befektetni, bejutni, bejutás, beszorítani, felmászni
Pools wsiadać, rozpocząć, wsiąść, inwestować w, reagować na, rozpoczynać, wchodzić do, wkraczać w
Grieks ανεβαίνω, επιβιβάζομαι, συμμετέχω, εισέρχομαι, μπαίνω, επένδυση, επιτίθεμαι, ξεκίνημα
Nederlands instappen, aanvallen, inbreken, meedoen aan, naar binnen klimmen, stappen in, invoegen, beginnen
Tsjechisch nastoupit, vstoupit, nastupovat, nastupovatstoupit, vloupat se, vstupovat, nástup, začít
Zweeds börja, gå in, stiga på, bli delägare, delta, gå på, kliva in, kliva på
Deens stige ind, deltage i, stå på, være med, begynde, investere, tiltræde, trænge
Japans 乗る, 不正侵入, 乗り込む, 圧迫する, 搭乗する, 攻撃する, 登る, 開始する
Catalaans començar, entrar, iniciar, pujar, entrar il·legalment
Fins astua, nousta, aloittaa, astua sisään, hyökätä, investoida, laiton pääsy, nousta kyytiin
Noors stige inn, gå på, begynne, innstigning, investere, stige på, tilgang, trenge
Baskisch igo, sartu, inbertitu, proiektua hasi, sarrera ilegala
Servisch ukrcati se, napasti, nezakonito ući, penjanje, početak, pritisnuti, projekat, ulaganje
Macedonisch влегување
Sloveens vstopiti, začeti
Slowaaks nastúpiť, investovať, nátlak, vniknúť, vstúpiť, začať
Bosnisch napasti, nezakonito ulaziti, početak, pritisnuti, projekt, ukrcati se, ulaganje, usponiti
Kroatisch napasti, nezakonito ući, penjati se, pritisnuti, ukrcati se, uspinjati se, ući, započeti
Oekraïens входити, заходити, сідати в транспорт, сідати, вкладати, вступити, починати
Bulgaars влизане, влизам, включвам се, започвам
Wit-Russisch зайсці, націскаць на праціўніка, пачынаць, уваходзіць, увойсці, узяць доступ, ўвайсці
Hebreeuwsלהיכנס، להשקיע، להתחיל، לטפס
Arabischإستقلَّ، الدخول، الصعود، الضغط على الخصم، بدء، ركبَ، صعد، صعدَ
Perzischسوار شدن، سوارشدن، شروع کردن، استارت زدن کاری، فشار آوردن به حریف، وارد شدن، ورود به، ورود غیرقانونی
Urduسوار ہونا، داخل ہونا، سفر شروع کرنا، شروع کرنا

einsteigen in dict.cc

Vertalingen 

Doe mee

Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



 		Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van einsteigen
  • [Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren, sich rechtswidrig Zugang verschaffen, betreten, einbrechen, angreifen, anfangen
  • [Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren, sich rechtswidrig Zugang verschaffen, betreten, einbrechen, angreifen, anfangen
  • [Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren, sich rechtswidrig Zugang verschaffen, betreten, einbrechen, angreifen, anfangen
  • [Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren, sich rechtswidrig Zugang verschaffen, betreten, einbrechen, angreifen, anfangen
  • [Sport] ein Verkehrsmittel betreten um mitzufahren, sich rechtswidrig Zugang verschaffen, betreten, einbrechen, angreifen, anfangen
    • ...
einsteigen in openthesaurus.de
Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor einsteigen

  • jemand steigt auf etwas ein
  • jemand steigt mit/in/bei etwas ein
  • jemand steigt mit/in/bei etwas irgendwieviel ein
  • jemand/etwas steigt auf etwas ein
  • jemand/etwas steigt gegen jemanden ein
  • jemand/etwas steigt in etwas ein
  • jemand/etwas steigt mit etwas ein
  • jemand/etwas steigt über etwas in etwas ein
Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord einsteigen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord einsteigen

De vervoeging van het werkwoord ein·steigen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord ein·steigen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... einsteigt - ... einstieg - ... eingestiegen ist) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary einsteigen en op einsteigen in de Duden.

einsteigen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... einsteig(e)... einstieg... einsteige... einstiege-
du ... einsteigst... einstiegst... einsteigest... einstiegeststeig(e) ein
er ... einsteigt... einstieg... einsteige... einstiege-
wir ... einsteigen... einstiegen... einsteigen... einstiegensteigen ein
ihr ... einsteigt... einstiegt... einsteiget... einstiegetsteigt ein
sie ... einsteigen... einstiegen... einsteigen... einstiegensteigen ein

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich einsteig(e), ... du einsteigst, ... er einsteigt, ... wir einsteigen, ... ihr einsteigt, ... sie einsteigen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich einstieg, ... du einstiegst, ... er einstieg, ... wir einstiegen, ... ihr einstiegt, ... sie einstiegen
  • Perfectum: ... ich eingestiegen bin, ... du eingestiegen bist, ... er eingestiegen ist, ... wir eingestiegen sind, ... ihr eingestiegen seid, ... sie eingestiegen sind
  • Voltooid verleden tijd: ... ich eingestiegen war, ... du eingestiegen warst, ... er eingestiegen war, ... wir eingestiegen waren, ... ihr eingestiegen wart, ... sie eingestiegen waren
  • Toekomende tijd I: ... ich einsteigen werde, ... du einsteigen wirst, ... er einsteigen wird, ... wir einsteigen werden, ... ihr einsteigen werdet, ... sie einsteigen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich eingestiegen sein werde, ... du eingestiegen sein wirst, ... er eingestiegen sein wird, ... wir eingestiegen sein werden, ... ihr eingestiegen sein werdet, ... sie eingestiegen sein werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich einsteige, ... du einsteigest, ... er einsteige, ... wir einsteigen, ... ihr einsteiget, ... sie einsteigen
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich einstiege, ... du einstiegest, ... er einstiege, ... wir einstiegen, ... ihr einstieget, ... sie einstiegen
  • Perfectum: ... ich eingestiegen sei, ... du eingestiegen seiest, ... er eingestiegen sei, ... wir eingestiegen seien, ... ihr eingestiegen seiet, ... sie eingestiegen seien
  • Voltooid verleden tijd: ... ich eingestiegen wäre, ... du eingestiegen wärest, ... er eingestiegen wäre, ... wir eingestiegen wären, ... ihr eingestiegen wäret, ... sie eingestiegen wären
  • Toekomende tijd I: ... ich einsteigen werde, ... du einsteigen werdest, ... er einsteigen werde, ... wir einsteigen werden, ... ihr einsteigen werdet, ... sie einsteigen werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich eingestiegen sein werde, ... du eingestiegen sein werdest, ... er eingestiegen sein werde, ... wir eingestiegen sein werden, ... ihr eingestiegen sein werdet, ... sie eingestiegen sein werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich einsteigen würde, ... du einsteigen würdest, ... er einsteigen würde, ... wir einsteigen würden, ... ihr einsteigen würdet, ... sie einsteigen würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich eingestiegen sein würde, ... du eingestiegen sein würdest, ... er eingestiegen sein würde, ... wir eingestiegen sein würden, ... ihr eingestiegen sein würdet, ... sie eingestiegen sein würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: steig(e) (du) ein, steigen wir ein, steigt (ihr) ein, steigen Sie ein

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: einsteigen, einzusteigen
  • Infinitief II: eingestiegen sein, eingestiegen zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: einsteigend
  • Participle II: eingestiegen

Opmerkingen


Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 1669947, 6686604, 2999934, 7756713, 5472195, 9182492, 929887, 5916985, 1788955

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 141528, 141528, 141528, 141528, 141528

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: einsteigen