Vervoeging van het Duitse werkwoord bedecken ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord bedecken (bedekken, betrekken) is regelmatig. De basisvormen zijn ... bedeckt, ... bedeckte en ... bedeckt hat. Het hulpwerkwoord van bedecken is "haben". Het voorvoegsel be- van bedecken is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord bedecken beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor bedecken. Je kunt niet alleen bedecken vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen

Video 

B2 · regelmatig · haben · onlosmakelijk

bedecken

... bedeckt · ... bedeckte · ... bedeckt hat

Engels cover, overlay, spread, become overcast, bespread, bespread with, blanket, canopy, cap, carpet, cloak, cloud over, cover (financially), deck (out), eclipse, occult, overcast, overspread, sheet, shroud, stud, conceal, put on, wrap

[Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken); auf etwas liegen; verdecken, aufhauben, decken, umhüllen

(sich+A, acc., mit+D)

» Schnee bedeckte den Bus. Engels Snow covered the bus.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van bedecken

Tegenwoordige tijd

... ich bedeck(e)⁵
... du bedeckst
... er bedeckt
... wir bedecken
... ihr bedeckt
... sie bedecken

Onvoltooid verleden tijd

... ich bedeckte
... du bedecktest
... er bedeckte
... wir bedeckten
... ihr bedecktet
... sie bedeckten

Imperatief

-
bedeck(e)⁵ (du)
-
bedecken wir
bedeckt (ihr)
bedecken Sie

Konjunktief I

... ich bedecke
... du bedeckest
... er bedecke
... wir bedecken
... ihr bedecket
... sie bedecken

Konjunktief II

... ich bedeckte
... du bedecktest
... er bedeckte
... wir bedeckten
... ihr bedecktet
... sie bedeckten

Infinitief

bedecken
zu bedecken

Deelwoord

bedeckend
bedeckt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord bedecken vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich bedeck(e)⁵
... du bedeckst
... er bedeckt
... wir bedecken
... ihr bedeckt
... sie bedecken

Onvoltooid verleden tijd

... ich bedeckte
... du bedecktest
... er bedeckte
... wir bedeckten
... ihr bedecktet
... sie bedeckten

Perfectum

... ich bedeckt habe
... du bedeckt hast
... er bedeckt hat
... wir bedeckt haben
... ihr bedeckt habt
... sie bedeckt haben

Volt. verl. tijd

... ich bedeckt hatte
... du bedeckt hattest
... er bedeckt hatte
... wir bedeckt hatten
... ihr bedeckt hattet
... sie bedeckt hatten

Toekomende tijd I

... ich bedecken werde
... du bedecken wirst
... er bedecken wird
... wir bedecken werden
... ihr bedecken werdet
... sie bedecken werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich bedeckt haben werde
... du bedeckt haben wirst
... er bedeckt haben wird
... wir bedeckt haben werden
... ihr bedeckt haben werdet
... sie bedeckt haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Schnee bedeckte den Bus. 
  • Schnee bedeckte die Berge. 
  • Schnee bedeckt die Landschaft. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord bedecken in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich bedecke
... du bedeckest
... er bedecke
... wir bedecken
... ihr bedecket
... sie bedecken

Konjunktief II

... ich bedeckte
... du bedecktest
... er bedeckte
... wir bedeckten
... ihr bedecktet
... sie bedeckten

Voltooid Konj.

... ich bedeckt habe
... du bedeckt habest
... er bedeckt habe
... wir bedeckt haben
... ihr bedeckt habet
... sie bedeckt haben

Konj. volt. verl. t.

... ich bedeckt hätte
... du bedeckt hättest
... er bedeckt hätte
... wir bedeckt hätten
... ihr bedeckt hättet
... sie bedeckt hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich bedecken werde
... du bedecken werdest
... er bedecken werde
... wir bedecken werden
... ihr bedecken werdet
... sie bedecken werden

Toek. volt. aanw.

... ich bedeckt haben werde
... du bedeckt haben werdest
... er bedeckt haben werde
... wir bedeckt haben werden
... ihr bedeckt haben werdet
... sie bedeckt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich bedecken würde
... du bedecken würdest
... er bedecken würde
... wir bedecken würden
... ihr bedecken würdet
... sie bedecken würden

Verleden cond.

... ich bedeckt haben würde
... du bedeckt haben würdest
... er bedeckt haben würde
... wir bedeckt haben würden
... ihr bedeckt haben würdet
... sie bedeckt haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord bedecken


Tegenwoordige tijd

bedeck(e)⁵ (du)
bedecken wir
bedeckt (ihr)
bedecken Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor bedecken


Infinitief I


bedecken
zu bedecken

Infinitief II


bedeckt haben
bedeckt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


bedeckend

Participle II


bedeckt

  • Der Berg ist mit Schnee bedeckt . 
  • Der Boden ist mit einem dicken Teppich bedeckt . 
  • Vögel sind mit Federn bedeckt . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor bedecken


  • Schnee bedeckte den Bus. 
    Engels Snow covered the bus.
  • Schnee bedeckte die Berge. 
    Engels Snow covered the mountains.
  • Schnee bedeckt die Landschaft. 
    Engels Snow covers the landscape.
  • Plötzlich bedeckte sich der Himmel. 
    Engels The sky suddenly clouded over.
  • Der Berg ist mit Schnee bedeckt . 
    Engels The mountain is covered with snow.
  • Die ganze Stadt war von Schnee bedeckt . 
    Engels The whole town was covered in snow.
  • Der Boden ist mit einem dicken Teppich bedeckt . 
    Engels The floor is covered with a thick carpet.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse bedecken


Duits bedecken
Engels cover, overlay, spread, become overcast, bespread, bespread with, blanket, canopy
Russisch покрывать, закрывать, накрывать, закрыть, застилать, застлать, засыпать, затягивать
Spaans cubrir, tapar, arropar, cubrirse, recubrir con, solapar, taparse con
Frans couvrir, couvrir de, cacher, coiffer, couvrir par, garnir de, joncher de, occulter
Turks örtmek, kapamak, kaplamak
Portugees cobrir, tapar, toldar, toldar-se
Italiaans coprire, ricoprire, annebbiare, chiudere, coprirsi, coprirsi con, cospargere di, costellare di
Roemeens acoperi, înveli, împăturire, învălui
Hongaars beborul, beborít, betakar, befed, borít, borítani, eltakar, fedni
Pools zakryć, kryć, pokrywać, okrywać, okryć, pokryć, zakrywać, zarzucać
Grieks καλύπτω, σκεπάζω, σκεπάζομαι, συννεφιάζω, επικάλυψη, συγκρατώ
Nederlands bedekken, betrekken, dekken, bedekking, omarmen, vasthouden
Tsjechisch pokrývat, pokrývatkrýt, zakrýt, držet, pokryt, pokrýt, přikrýt, uchopit
Zweeds täcka, betäcka, täcka över, dölja, greppa, hålla fast, överdrag
Deens bedække, bedække sig, blive overskyet, eskortere, skjule, bedecke, dække, gribe
Japans 覆う, カバーする, かぶせる, つかむ, 押さえる
Catalaans tapar, cobrir, agafar, sostenir
Fins peittää, peittyä, verhota, kattaa, kattaminen, kätkeä, suoja
Noors tildekke, dekke, fange, holde fast
Baskisch estali, estalki, estaltzea, tapatu
Servisch pokriti, prekriti
Macedonisch покрива, покривање
Sloveens pokriti, prekriti, držati, zajeti
Slowaaks pokryť, zakryť, držať, prikryť, uchopiť, zakrývať
Bosnisch pokriti, prekriti
Kroatisch pokriti, prekriti, držati, uhvatiti
Oekraïens вкривати, укривати, покривати, закривати, застилати, затягати, накривати, устилати
Bulgaars покривам, завивам, покритие
Wit-Russisch пакрываць, засцерагаць, засцераць, захопліваць, накрыць, трымаць
Hebreeuwsלכסות، כיסוי، לְכַסּוֹת، לעטוף
Arabischتغطى، غطى، تغطية، ستر، إخفاء، غطاء
Perzischپوشاندن، پوشش دادن
Urduڈھانپنا، چھپانا، پوشش دینا

bedecken in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van bedecken

  • [Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken), auf etwas liegen, verdecken, aufhauben, decken, umhüllen
  • [Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken), auf etwas liegen, verdecken, aufhauben, decken, umhüllen
  • [Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken), auf etwas liegen, verdecken, aufhauben, decken, umhüllen
  • [Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken), auf etwas liegen, verdecken, aufhauben, decken, umhüllen
  • [Tiere] etwas über etwas, jemanden legen (oft zum Schutze vor z. B. Kälte oder Blicken), auf etwas liegen, verdecken, aufhauben, decken, umhüllen
  • ...

bedecken in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor bedecken


  • jemand/etwas bedeckt etwas mit etwas
  • jemand/etwas bedeckt jemanden/etwas mit etwas
  • jemand/etwas bedeckt mit etwas
  • jemand/etwas bedeckt sich mit etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord bedecken vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord bedecken


De vervoeging van het werkwoord bedecken wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord bedecken is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... bedeckt - ... bedeckte - ... bedeckt hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary bedecken en op bedecken in de Duden.

bedecken vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... bedeck(e)... bedeckte... bedecke... bedeckte-
du ... bedeckst... bedecktest... bedeckest... bedecktestbedeck(e)
er ... bedeckt... bedeckte... bedecke... bedeckte-
wir ... bedecken... bedeckten... bedecken... bedecktenbedecken
ihr ... bedeckt... bedecktet... bedecket... bedecktetbedeckt
sie ... bedecken... bedeckten... bedecken... bedecktenbedecken

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich bedeck(e), ... du bedeckst, ... er bedeckt, ... wir bedecken, ... ihr bedeckt, ... sie bedecken
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich bedeckte, ... du bedecktest, ... er bedeckte, ... wir bedeckten, ... ihr bedecktet, ... sie bedeckten
  • Perfectum: ... ich bedeckt habe, ... du bedeckt hast, ... er bedeckt hat, ... wir bedeckt haben, ... ihr bedeckt habt, ... sie bedeckt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich bedeckt hatte, ... du bedeckt hattest, ... er bedeckt hatte, ... wir bedeckt hatten, ... ihr bedeckt hattet, ... sie bedeckt hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich bedecken werde, ... du bedecken wirst, ... er bedecken wird, ... wir bedecken werden, ... ihr bedecken werdet, ... sie bedecken werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich bedeckt haben werde, ... du bedeckt haben wirst, ... er bedeckt haben wird, ... wir bedeckt haben werden, ... ihr bedeckt haben werdet, ... sie bedeckt haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich bedecke, ... du bedeckest, ... er bedecke, ... wir bedecken, ... ihr bedecket, ... sie bedecken
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich bedeckte, ... du bedecktest, ... er bedeckte, ... wir bedeckten, ... ihr bedecktet, ... sie bedeckten
  • Perfectum: ... ich bedeckt habe, ... du bedeckt habest, ... er bedeckt habe, ... wir bedeckt haben, ... ihr bedeckt habet, ... sie bedeckt haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich bedeckt hätte, ... du bedeckt hättest, ... er bedeckt hätte, ... wir bedeckt hätten, ... ihr bedeckt hättet, ... sie bedeckt hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich bedecken werde, ... du bedecken werdest, ... er bedecken werde, ... wir bedecken werden, ... ihr bedecken werdet, ... sie bedecken werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich bedeckt haben werde, ... du bedeckt haben werdest, ... er bedeckt haben werde, ... wir bedeckt haben werden, ... ihr bedeckt haben werdet, ... sie bedeckt haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich bedecken würde, ... du bedecken würdest, ... er bedecken würde, ... wir bedecken würden, ... ihr bedecken würdet, ... sie bedecken würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich bedeckt haben würde, ... du bedeckt haben würdest, ... er bedeckt haben würde, ... wir bedeckt haben würden, ... ihr bedeckt haben würdet, ... sie bedeckt haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: bedeck(e) (du), bedecken wir, bedeckt (ihr), bedecken Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: bedecken, zu bedecken
  • Infinitief II: bedeckt haben, bedeckt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: bedeckend
  • Participle II: bedeckt

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 84124

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 644255, 4799901, 353851, 413232, 11034858, 1833078, 4862471

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 84124, 84124, 84124, 84124, 84124

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: bedecken