Vervoeging van het Duitse werkwoord decken
De vervoeging van het werkwoord decken (dekken, bedekken) is regelmatig. De basisvormen zijn deckt, deckte en hat gedeckt. Het hulpwerkwoord van decken is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord decken beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor decken. Je kunt niet alleen decken vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau A2. Opmerkingen ☆
A2 · regelmatig · haben
cover, protect, shield, coincide, mark, agree, back, be congruent, be in accord with, blanket, conform to, correspond, cover oneself, cover up, cover up (for), cover up for, defray, envisage, guarantee, jibe (with), lay, mark up, mate with, offer protection, provide for, put a blanket (over), roof, screen, serve, shelter, tile, conceal, ensure payment, exonerate, imply, indicate, match, relieve, seal, set, suggest
[Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen; (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten; eindecken, bedecken, verdecken, schützen
(sich+A, acc., mit+D, vor+D, über+A)
» Deckt
sofort den Tisch. Set the table immediately.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van decken
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord decken vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | gedeckt |
du | hast | gedeckt |
er | hat | gedeckt |
wir | haben | gedeckt |
ihr | habt | gedeckt |
sie | haben | gedeckt |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | gedeckt |
du | hattest | gedeckt |
er | hatte | gedeckt |
wir | hatten | gedeckt |
ihr | hattet | gedeckt |
sie | hatten | gedeckt |
Toekomende tijd I
ich | werde | decken |
du | wirst | decken |
er | wird | decken |
wir | werden | decken |
ihr | werdet | decken |
sie | werden | decken |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | gedeckt | haben |
du | wirst | gedeckt | haben |
er | wird | gedeckt | haben |
wir | werden | gedeckt | haben |
ihr | werdet | gedeckt | haben |
sie | werden | gedeckt | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord decken in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | gedeckt |
du | habest | gedeckt |
er | habe | gedeckt |
wir | haben | gedeckt |
ihr | habet | gedeckt |
sie | haben | gedeckt |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | gedeckt |
du | hättest | gedeckt |
er | hätte | gedeckt |
wir | hätten | gedeckt |
ihr | hättet | gedeckt |
sie | hätten | gedeckt |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord decken
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor decken
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor decken
-
Deckt
sofort den Tisch.
Set the table immediately.
-
Der Tisch ist
gedeckt
.
The table is set.
-
Ich
decke
den Tisch.
I'm going to set the table.
-
Ist der Tisch schon
gedeckt
?
Has the table already been laid?
-
Du
decktest
deine Kollegen.
You covered your colleagues.
-
Tom
deckte
den Tisch.
Tom set the table.
-
Die Aussagen
deckten
sich nicht.
Their statements were not congruent.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse decken
-
decken
cover, protect, shield, coincide, mark, agree, back, be congruent
покрывать, накрывать, накрыть, защищать, крыть, обеспечить, совпадать, прикрывать
cubrir, coincidir, poner la mesa, acaballar, apañar, defender, encubrir, marcar
couvrir, protéger, coïncider, garantir, mettre la table, cadrer avec, combler, coïncider avec
örtmek, karşılamak, korumak, örtüşmek, hazırlamak, kapatmak, sofrayı kurmak, üstünü örtmek
cobrir, tapar, proteger, abranger, abrigar, acobertar, coincidir, corresponder
coprire, proteggere, apparecchiare, coprirsi, corrispondere, essere congruente, impedire, marcare
acoperi, se potrivi, coincide, disculpa, garanta, indica, pregăti, proteja
fedez, terít, (be)takar, megterít, eltakarni, fedni, borítani, egyezni
pokrywać, kryć, nakrywać, pokrywać się, pokryć, nakryć, przystawać do siebie, osłaniać
καλύπτω, στρώνω, βάζω, βατεύω, μαρκάρω, συμπίπτω, ταυτίζομαι, φτιάχνω
dekken, bedekken, beschermen, afschermen, bespringen, bestrijden, beveiligen, bevruchten
chránit, zakrýt, hradit, krýt, krýt se, pokrýt, prostírat, prostírattřít
täcka, skydda, betäcka, duka, gardera, gardera sig, ha täckning, hölja
dække, bedække, tække, aflaste, beskytte
カバーする, 覆う, 隠す, セッティングする, 一致する, 同じである, 庇う, 弁解する
cobrir, parar la taula, protegir, assegurar, coincidir, descarregar, garantir, indicar
kattaa, suojata, peittää, lieventää, maksaa, osoittaa yhteys, suorittaa
dekke, avlaste, beskytte, skjule, tilsvare
estali, babestu, bat etortzea, deskulpatzea, lotu, lotura, mahaiak prestatu, ordain
zaštititi, pokriti, obezbediti, osloboditi, poklapati se, postaviti, prikazati, pripremiti
покривање, покрива, защитува, исплата, ослободам, покриј
pokriti, prekriti, plačilo, povezati, pripraviti, razbremeniti, ustrezati, zagotoviti
chrániť, chrániť sa, naznačiť súvislosť, ospravedlniť, pokryť, pripraviť, stôl, zabezpečiť
pokriti, zaštititi, osigurati, osloboditi, poklapati se, postaviti, prekriti, pripremiti
pokriti, zaštititi, osigurati, osloboditi, poklapati se, postaviti, prekriti, pripremiti
прикривати, накривати, захищати, накривати (дах), покривати, виправдовувати, гарантувати оплату, закривати
покривам, защитавам, покритие, завивам, изплащане, облекчавам, плащане, сервирам
пакрываць, ахаваць, забяспечыць, захаваць, звязваць, зняць адказнасць, накрываць, прыкрыць
לכסות، כיסוי، להגן، להסביר، לערוך، מגן، תואם
أعد، ستر، سد، غطى، تغطية، حماية، إعداد، تخفيف
پوشاندن، چیدن، چیدن میز، تأمین، توجیه کردن، همپوشانی، پناه گرفتن، پوشش دادن
ڈھانپنا، چھپانا، ادائیگی، ادائیگی کی ضمانت، بچانا، تعلق ظاہر کرنا، رشتہ قائم کرنا، محفوظ کرنا
decken in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van decken- [Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen, (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten, eindecken, bedecken, verdecken, schützen
- [Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen, (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten, eindecken, bedecken, verdecken, schützen
- [Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen, (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten, eindecken, bedecken, verdecken, schützen
- [Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen, (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten, eindecken, bedecken, verdecken, schützen
- [Gebäude, Sport, …] (Dach) mit der wasserabweisenden Außenschicht versehen, (Tisch) mit Tischdecke (oder auch nicht), Geschirr und Besteck fürs Essen vorbereiten, eindecken, bedecken, verdecken, schützen ...
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor decken
jemand/etwas deckt
etwas überjemanden/etwas jemand/etwas deckt
jemanden/etwas mitetwas jemand/etwas deckt
jemanden/etwas vorjemandem/etwas jemand/etwas
mitdeckt
etwas jemand/etwas
mit sichdeckt
jemand/etwas
sich mitdeckt
etwas jemand/etwas
sich mitdeckt
jemandem/etwas jemand/etwas
vordeckt
jemandem/etwas
Toepassingen Voorzetsels
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van decken
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van decken
- Vorming van Imperatief van decken
- Vorming van Konjunktiv I van decken
- Vorming van Konjunktiv II van decken
- Vorming van Infinitief van decken
- Vorming van Deelwoord van decken
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van decken
≡ eindecken
≡ überdecken
≡ adhärieren
≡ bedecken
≡ abdizieren
≡ adden
≡ aufdecken
≡ umdecken
≡ adeln
≡ achten
≡ aalen
≡ addizieren
≡ abortieren
≡ adorieren
≡ achseln
≡ adoptieren
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord decken vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord decken
De vervoeging van het werkwoord decken wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord decken is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (deckt - deckte - hat gedeckt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary decken en op decken in de Duden.
decken vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | deck(e) | deckte | decke | deckte | - |
du | deckst | decktest | deckest | decktest | deck(e) |
er | deckt | deckte | decke | deckte | - |
wir | decken | deckten | decken | deckten | decken |
ihr | deckt | decktet | decket | decktet | deckt |
sie | decken | deckten | decken | deckten | decken |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich deck(e), du deckst, er deckt, wir decken, ihr deckt, sie decken
- Onvoltooid verleden tijd: ich deckte, du decktest, er deckte, wir deckten, ihr decktet, sie deckten
- Perfectum: ich habe gedeckt, du hast gedeckt, er hat gedeckt, wir haben gedeckt, ihr habt gedeckt, sie haben gedeckt
- Voltooid verleden tijd: ich hatte gedeckt, du hattest gedeckt, er hatte gedeckt, wir hatten gedeckt, ihr hattet gedeckt, sie hatten gedeckt
- Toekomende tijd I: ich werde decken, du wirst decken, er wird decken, wir werden decken, ihr werdet decken, sie werden decken
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gedeckt haben, du wirst gedeckt haben, er wird gedeckt haben, wir werden gedeckt haben, ihr werdet gedeckt haben, sie werden gedeckt haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich decke, du deckest, er decke, wir decken, ihr decket, sie decken
- Onvoltooid verleden tijd: ich deckte, du decktest, er deckte, wir deckten, ihr decktet, sie deckten
- Perfectum: ich habe gedeckt, du habest gedeckt, er habe gedeckt, wir haben gedeckt, ihr habet gedeckt, sie haben gedeckt
- Voltooid verleden tijd: ich hätte gedeckt, du hättest gedeckt, er hätte gedeckt, wir hätten gedeckt, ihr hättet gedeckt, sie hätten gedeckt
- Toekomende tijd I: ich werde decken, du werdest decken, er werde decken, wir werden decken, ihr werdet decken, sie werden decken
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gedeckt haben, du werdest gedeckt haben, er werde gedeckt haben, wir werden gedeckt haben, ihr werdet gedeckt haben, sie werden gedeckt haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde decken, du würdest decken, er würde decken, wir würden decken, ihr würdet decken, sie würden decken
- Voltooid verleden tijd: ich würde gedeckt haben, du würdest gedeckt haben, er würde gedeckt haben, wir würden gedeckt haben, ihr würdet gedeckt haben, sie würden gedeckt haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: deck(e) (du), decken wir, deckt (ihr), decken Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: decken, zu decken
- Infinitief II: gedeckt haben, gedeckt zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: deckend
- Participle II: gedeckt