Vervoeging van het Duitse werkwoord kochen

De vervoeging van het werkwoord kochen (koken, zieden) is regelmatig. De basisvormen zijn kocht, kochte en hat gekocht. Het hulpwerkwoord van kochen is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord kochen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor kochen. Je kunt niet alleen kochen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau A1. 2Opmerkingen

Video 

A1 · regelmatig · haben

kochen

kocht · kochte · hat gekocht

Engels cook, boil, prepare food, cook (for), cooking, do the cooking, food cooking, prepare meals, cooked fruit

[Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten; gekochtes Obst; abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln

(acc., dat., vor+D, für+A, aus+D, zu+D)

» Ich koche Wasser. Engels I am boiling water.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van kochen

Tegenwoordige tijd

ich koch(e)⁵
du kochst
er kocht
wir kochen
ihr kocht
sie kochen

Onvoltooid verleden tijd

ich kochte
du kochtest
er kochte
wir kochten
ihr kochtet
sie kochten

Imperatief

-
koch(e)⁵ (du)
-
kochen wir
kocht (ihr)
kochen Sie

Konjunktief I

ich koche
du kochest
er koche
wir kochen
ihr kochet
sie kochen

Konjunktief II

ich kochte
du kochtest
er kochte
wir kochten
ihr kochtet
sie kochten

Infinitief

kochen
zu kochen

Deelwoord

kochend
gekocht

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord kochen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich koch(e)⁵
du kochst
er kocht
wir kochen
ihr kocht
sie kochen

Onvoltooid verleden tijd

ich kochte
du kochtest
er kochte
wir kochten
ihr kochtet
sie kochten

Perfectum

ich habe gekocht
du hast gekocht
er hat gekocht
wir haben gekocht
ihr habt gekocht
sie haben gekocht

Volt. verl. tijd

ich hatte gekocht
du hattest gekocht
er hatte gekocht
wir hatten gekocht
ihr hattet gekocht
sie hatten gekocht

Toekomende tijd I

ich werde kochen
du wirst kochen
er wird kochen
wir werden kochen
ihr werdet kochen
sie werden kochen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde gekocht haben
du wirst gekocht haben
er wird gekocht haben
wir werden gekocht haben
ihr werdet gekocht haben
sie werden gekocht haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Ich koche Wasser. 
  • Tom kocht gut. 
  • Tom kocht ein Ei. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord kochen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich koche
du kochest
er koche
wir kochen
ihr kochet
sie kochen

Konjunktief II

ich kochte
du kochtest
er kochte
wir kochten
ihr kochtet
sie kochten

Voltooid Konj.

ich habe gekocht
du habest gekocht
er habe gekocht
wir haben gekocht
ihr habet gekocht
sie haben gekocht

Konj. volt. verl. t.

ich hätte gekocht
du hättest gekocht
er hätte gekocht
wir hätten gekocht
ihr hättet gekocht
sie hätten gekocht

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde kochen
du werdest kochen
er werde kochen
wir werden kochen
ihr werdet kochen
sie werden kochen

Toek. volt. aanw.

ich werde gekocht haben
du werdest gekocht haben
er werde gekocht haben
wir werden gekocht haben
ihr werdet gekocht haben
sie werden gekocht haben

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde kochen
du würdest kochen
er würde kochen
wir würden kochen
ihr würdet kochen
sie würden kochen

Verleden cond.

ich würde gekocht haben
du würdest gekocht haben
er würde gekocht haben
wir würden gekocht haben
ihr würdet gekocht haben
sie würden gekocht haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord kochen


Tegenwoordige tijd

koch(e)⁵ (du)
kochen wir
kocht (ihr)
kochen Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor kochen


Infinitief I


kochen
zu kochen

Infinitief II


gekocht haben
gekocht zu haben

Tegenwoordig deelwoord


kochend

Participle II


gekocht

  • Tom hat gekocht . 
  • Das Hähnchen ist gekocht . 
  • Ich habe das Abendessen gekocht . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor kochen


  • Ich koche Wasser. 
    Engels I am boiling water.
  • Tom kocht gut. 
    Engels Tom is good at cooking.
  • Tom kocht ein Ei. 
    Engels Tom is boiling an egg.
  • Mutter kocht in der Küche. 
    Engels Mother is cooking in the kitchen.
  • Susi kocht heute für uns. 
    Engels Susi is cooking for us today.
  • Was kochst du? 
    Engels What are you cooking?
  • Tom hat gekocht . 
    Engels Tom cooked.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse kochen


Duits kochen
Engels cook, boil, prepare food, cook (for), cooking, do the cooking, food cooking, prepare meals
Russisch готовить, варить, кипеть, кипятить, вариться, сварить, свариться, вскипать
Spaans cocinar, hervir, cocer, preparar, bullir, guisar, fruta cocida, lavar
Frans cuisiner, bouillir, cuire, faire bouillir, faire la cuisine, chauffer, cuisiner à, faire cuire
Turks pişirmek, kaynatmak, hazırlamak, haşlanmak, pişirilmiş meyve, pişmek, yemek hazırlamak, kaynamak
Portugees cozinhar, ferver, fruta cozida, lavar, preparar, preparar refeições
Italiaans cucinare, bollire, preparare, cuocere, lessare, far bollire, lavare
Roemeens găti, gătit, fierbe, fierbere, fructe fierte, prepara, spăla
Hongaars forr, forral, fő, főz
Pools gotować, ugotować, burzyć się, g, gotować się, kipieć, pienić się, ugotować się
Grieks μαγειρεύω, βράζω, φτιάχνω, ψήνομαι, ψήνω, μαγείρεμα, βράσιμο, μαγείρεψε
Nederlands koken, zieden, bereiden, gekookt fruit, wassen
Tsjechisch vařit, uvařit, vařit (se), vřít, prát, vařené ovoce
Zweeds koka, laga mat, laga, tillreda, tvätta som vittvätt, tillaga, kokt frukt, tvätta
Deens koge, lave mad, tilberede, kogt frugt, vask
Japans 料理する, 煮る, ゆでる, 作る, 沸かす, 沸騰する, 炊く, 調理する
Catalaans cuinar, bullir, coure, fruit cuit, rentar
Fins keittää, kiehua, laittaa, tehdä, valmistaa, keittäminen, keitetty hedelmä, kokata
Noors koke, lage mat, kokt frukt, vask
Baskisch egosi, frutak egosi, garbiketa, janari prestatu, janaria prestatzea, sutan jarri
Servisch kuvati, kuvano voće, prati, pripremati hranu, suvati
Macedonisch гответи, варено овошје, варете, готвене, готви, перење
Sloveens kuhati, kuhano sadje, prati, pripravljati jedi
Slowaaks pripravovať jedlo, variť, pranie, varené ovocie, zvariť
Bosnisch kuhati, kuvano voće, prati, pripremati jela, saviti
Kroatisch kuhati, kuhano voće, prati, pripremati jela, pripremati jelo, saviti
Oekraïens готувати, варити, готувати їжу, куховарити, приготовлення, варене фрукт, кип'ятити, прати
Bulgaars приготвяне, варене, готвене, готвя, пране, приготвям, сварен плод, сготвяне
Wit-Russisch варыць, гатаваць, варыва, кіпяціць, праваць
Hebreeuwsלבשל، פירות מבושלים، רתיחה
Arabischسلق، صنع، طبخ، طها، غلى، يطبخ، إعداد الطعام، طهي
Perzischپختن، جوشاندن، آشپزی کردن، جوش آوردن، جوشیدن، قل زدن، آشپزی، درست کردن چای
Urduپکانا، ابلنا، پکا ہوا پھل، کھانا تیار کرنا، کھانا پکانا

kochen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van kochen

  • [Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln
  • [Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln
  • [Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln
  • [Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln
  • [Kochen, Kleidung] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, garen, am Herd stehen, brodeln

kochen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor kochen


  • jemand kocht etwas aus etwas
  • jemand kocht etwas zu etwas
  • jemand/etwas kocht für jemanden
  • jemand/etwas kocht vor etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord kochen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord kochen


De vervoeging van het werkwoord kochen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord kochen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (kocht - kochte - hat gekocht) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary kochen en op kochen in de Duden.

kochen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich koch(e)kochtekochekochte-
du kochstkochtestkochestkochtestkoch(e)
er kochtkochtekochekochte-
wir kochenkochtenkochenkochtenkochen
ihr kochtkochtetkochetkochtetkocht
sie kochenkochtenkochenkochtenkochen

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich koch(e), du kochst, er kocht, wir kochen, ihr kocht, sie kochen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich kochte, du kochtest, er kochte, wir kochten, ihr kochtet, sie kochten
  • Perfectum: ich habe gekocht, du hast gekocht, er hat gekocht, wir haben gekocht, ihr habt gekocht, sie haben gekocht
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte gekocht, du hattest gekocht, er hatte gekocht, wir hatten gekocht, ihr hattet gekocht, sie hatten gekocht
  • Toekomende tijd I: ich werde kochen, du wirst kochen, er wird kochen, wir werden kochen, ihr werdet kochen, sie werden kochen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gekocht haben, du wirst gekocht haben, er wird gekocht haben, wir werden gekocht haben, ihr werdet gekocht haben, sie werden gekocht haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich koche, du kochest, er koche, wir kochen, ihr kochet, sie kochen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich kochte, du kochtest, er kochte, wir kochten, ihr kochtet, sie kochten
  • Perfectum: ich habe gekocht, du habest gekocht, er habe gekocht, wir haben gekocht, ihr habet gekocht, sie haben gekocht
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte gekocht, du hättest gekocht, er hätte gekocht, wir hätten gekocht, ihr hättet gekocht, sie hätten gekocht
  • Toekomende tijd I: ich werde kochen, du werdest kochen, er werde kochen, wir werden kochen, ihr werdet kochen, sie werden kochen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gekocht haben, du werdest gekocht haben, er werde gekocht haben, wir werden gekocht haben, ihr werdet gekocht haben, sie werden gekocht haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde kochen, du würdest kochen, er würde kochen, wir würden kochen, ihr würdet kochen, sie würden kochen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde gekocht haben, du würdest gekocht haben, er würde gekocht haben, wir würden gekocht haben, ihr würdet gekocht haben, sie würden gekocht haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: koch(e) (du), kochen wir, kocht (ihr), kochen Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: kochen, zu kochen
  • Infinitief II: gekocht haben, gekocht zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: kochend
  • Participle II: gekocht

Opmerkingen


2018/09 · Beantwoorden
Adela zegt: Hello, why is the perfect for of the verb kochen gekocht and not gekochen? Thank you for yur answer.


Inloggen

2018/09
Andreas von Netzverb zegt: Das Verb "kochen" ist regelmäßig. Regelmäßige Verben bilden das Partizip immer mit ge-STAMM-t. Also im Falle von kochen: geKOCHt. Nur bei unregelmäßigen Verben wird das Partizip mit ge-STAMM-en gebildet. Ein Beispiel ist das Verb laufen: geLAUFen.

2017/12 · Beantwoorden
ines zegt: this is super good Thank you very much


Inloggen

Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 1714340, 710096, 1663087, 11165063, 7086981, 369895, 2010762, 356155

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 2935

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 2935, 2935, 2935, 2935, 2935

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: kochen