Voorbeeldzinnen met het werkwoord kochen
Voorbeelden van het gebruik van de vervoeging van het werkwoord kochen. Dit zijn echte zinnen en zinnen uit het project Tatoeba. Voor elke vervoegde vorm wordt zo'n voorbeeldzin getoond. De werkwoordsvorm wordt gemarkeerd. Als er meer dan één zin is, wordt er willekeurig een voorbeeld met het Duitse werkwoord kochen gekozen. Om de vervoeging niet alleen aan de hand van voorbeelden te begrijpen, maar ook te oefenen, zijn er werkbladen voor het werkwoord kochen beschikbaar.
Tegenwoordige tijd
-
Ich
koche
Wasser.
I am boiling water.
-
Tom
kocht
gut.
Tom is good at cooking.
-
Tom
kocht
ein Ei.
Tom is boiling an egg.
-
Mutter
kocht
in der Küche.
Mother is cooking in the kitchen.
-
Susi
kocht
heute für uns.
Susi is cooking for us today.
-
Was
kochst
du?
What are you cooking?
-
Was für Gerichte
kochst
du gern?
What kind of food do you like to cook?
-
Suppe
koche
ich in einem großen Topf.
I use a big pot to cook soup.
-
In einer alten Pfanne
kocht
man leckeres Essen.
You can cook delicious food in an old pan.
-
Die Suppe umrühren, bis sie
kocht
.
Stir the soup until it boils.
Onvoltooid verleden tijd
-
Sie
kochte
uns eine Gemüsesuppe.
She cooked us a vegetable soup.
-
Paula und ich
kochten
am Sonntag das Abendessen.
Paula and I cooked dinner on Sunday.
-
Jane
kochte
vor Wut.
Jane was boiling.
-
Tom
kochte
Eintopf.
Tom cooked a stew.
-
Das Kühlwasser
kochte
bereits.
The cooling water was already boiling.
-
Tom wartete, dass der Kessel
kochte
.
Tom waited for the kettle to boil.
-
Ingrimm
kochte
in ihm.
Anger boiled within him.
-
Sie
kochte
, als sie ihren Freund mit einer anderen ertappte.
She was cooking when she caught her boyfriend with another.
Konjunktief I
-
Konjunktief II
-
Imperatief
-
Infinitief
-
Kann deine Freundin
kochen
?
Can your girlfriend cook?
-
Meine Oma konnte besser
kochen
als meine Mutter.
My grandma could cook better than my mother.
-
Bob kann
kochen
.
Bob can cook.
-
Diese stark verschmutzte Wäsche musst du wohl
kochen
, um sie wieder einigermaßen sauber zu kriegen.
This heavily soiled laundry probably needs to be boiled to get it somewhat clean again.
Deelwoord
-
Tom hat
gekocht
.
Tom cooked.
-
Das Hähnchen ist
gekocht
.
The chicken is cooked.
-
Ich habe das Abendessen
gekocht
.
I cooked dinner.
-
Ich habe Reis mit Fleisch und Gemüse
gekocht
.
I cooked rice with meat and vegetables.
-
Wie wird Reis ohne Stärke
gekocht
?
How is rice cooked without starch?
-
Sein Frühstücksei ist fest
gekocht
.
His breakfast egg is hard boiled.
-
Die Hirsekörner werden wie Reis
gekocht
.
The millet grains are cooked like rice.
-
Die Mutter des Hauses hat ein Festessen
gekocht
.
The mother of the house has cooked a feast.
-
Das Wurzelwerk wird in gesalzenem Wasser
gekocht
.
The root system is boiled in salted water.
-
Die Fischsuppe sollte mit viel Fisch
gekocht
werden.
The fish soup should be cooked with a lot of fish.
Werkwoordschema Regels
- Hoe vervoeg je kochen in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je kochen in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je kochen in Imperatief?
- Hoe vervoeg je kochen in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je kochen in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je kochen in Infinitief?
- Hoe vervoeg je kochen in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
indicatief
Voorbeeldzinnen in de aantonende wijs Actief voor het werkwoord kochen
-
Ich
koche
Wasser.
I am boiling water.
-
Tom
kocht
gut.
Tom is good at cooking.
-
Tom
kocht
ein Ei.
Tom is boiling an egg.
-
Mutter
kocht
in der Küche.
Mother is cooking in the kitchen.
-
Susi
kocht
heute für uns.
Susi is cooking for us today.
-
Was
kochst
du?
What are you cooking?
-
Was für Gerichte
kochst
du gern?
What kind of food do you like to cook?
-
Suppe
koche
ich in einem großen Topf.
I use a big pot to cook soup.
-
In einer alten Pfanne
kocht
man leckeres Essen.
You can cook delicious food in an old pan.
-
Die Kartoffeln
kochen
.
The potatoes are boiling.
-
Sie
kochte
uns eine Gemüsesuppe.
She cooked us a vegetable soup.
-
Wir
kochen
uns eine Gemüsesuppe.
We are cooking ourselves a vegetable soup.
-
Die Suppe umrühren, bis sie
kocht
.
Stir the soup until it boils.
-
Das Wasser für den Kaffee
kocht
bereits.
The water for the coffee is already boiling.
-
Paula und ich
kochten
am Sonntag das Abendessen.
Paula and I cooked dinner on Sunday.
Werkwoordschema
Conjunctief
Gebruik van de conjunctief Actief voor het werkwoord kochen
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen met "würde"
Imperatief
Zinnen in de gebiedende wijs Actief voor het werkwoord kochen
Werkbladen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse kochen
-
kochen
cook, boil, prepare food, cook (for), cooked fruit, cooking, do the cooking, food cooking
готовить, варить, кипеть, кипятить, вариться, приготовление, сварить, свариться
cocinar, hervir, cocer, preparar, arder de rabia, bullir, fruta cocida, guisar
cuisiner, bouillir, cuire, faire bouillir, faire la cuisine, préparer, bouillir de colère, chauffer
pişirmek, kaynatmak, hazırlamak, haşlanmak, pişirilmiş meyve, pişmek, yemek hazırlamak, öfkelenmek
cozinhar, ferver, estar furioso, ferver de raiva, fruta cozida, lavar, preparar, preparar refeições
cucinare, bollire, preparare, bollire di rabbia, cuocere, essere furioso, far bollire, frutta cotta
găti, gătit, fi furios, fierbe, fierbere, fructe fierte, prepara, se înfuria
főzni, dühöng, forr, forral, forralni, fő, főtt gyümölcs, főz
gotować, kipieć, ugotować, burzyć się, g, gotowane owoce, gotować się, pienić się
μαγειρεύω, βράζω, μαγείρεμα, βράσιμο, θυμώνω, κοχλάζω από οργή, μαγείρεψε, μαγειρεμένο φρούτο
koken, bereiden, boos zijn, gekookt fruit, wassen, zieden
vařit, uvařit, vřít, prát, vařené ovoce, vařit (se), zuřit
koka, laga mat, laga, tillaga, tillreda, kokt frukt, tvätta, tvätta som vittvätt
koge, tilberede, kogt frugt, lave mad, syde, vask
料理する, 煮る, 調理する, ゆでる, 作る, 加熱する, 怒る, 料理
cuinar, bullir, bullir de ràbia, coure, estar enfadat, fruit cuit, rentar
keittää, keittäminen, keitetty hedelmä, kiehua, kokata, laittaa, raivostua, ruoanlaitto
koke, lage mat, kokt frukt, vask, være rasende, være sint
egosi, frutak egosi, garbiketa, haserre egon, haserretu, janari prestatu, janaria prestatzea, sutan jarri
kuvati, biti ljut, gori od besa, kuvano voće, prati, pripremati hranu, suvati
гответи, бити лут, варено овошје, варете, гори од беса, готвене, готви, перење
kuhati, jeziti se, kuhano sadje, prati, pripravljati jedi
pripravovať jedlo, variť, hnevať sa, pranie, varené ovocie, zvariť
kuhati, biti ljut, gori od bijesa, kuvano voće, prati, pripremati jela, saviti
kuhati, biti ljut, gori od bijesa, kuhano voće, prati, pripremati jela, pripremati jelo, saviti
готувати, варити, приготовлення, варене фрукт, готувати їжу, кип'ятити, кипіти, кипіти від люті
приготвяне, варене, гневя се, готвене, готвя, пране, приготвям, сварен плод
варыць, гатаваць, варыва, злавіцца, злувацца, кіпяціць, праваць
memasak, mendidih, buah dimasak, marah membara, mencuci suhu tinggi, merebus cucian
nấu ăn, giận, giặt nước sôi, luộc quần áo, nấu, nổi giận, trái cây nấu chín, đun
pishirmoq, g'azablanmoq, jahlanmoq, kirni qaynatmoq, pishirilgan meva, qaynatib yuvmoq, qaynatmoq, taom tayyorlash
खाना बनाना, पकाना, उबालकर धोना, उबालना, क्रोधित होना, गुस्सा होना, पका हुआ फल
做饭, 烹饪, 发怒, 怒火中烧, 煮沸, 煮洗, 煮熟的水果, 高温洗
ทำอาหาร, ปรุงอาหาร, คุกรุ่น, ซักน้ำร้อน, ต้ม, ต้มผ้า, ผลไม้สุก, เดือดดาล
요리하다, 끓이다, 삶다, 음식 준비하다, 조리된 과일, 조리하다, 화나다
bişirmek, bişirmək, bişmiş meyvə, paltarı qaynatmaq, pişirmək, qaynadıb yumaq, qaynatmaq, qəzəbli olmaq
ადუღება, ამზადება, გაცოფება, მძვინვარება, სამზადება, სარეცხის ხარშვა, შებრეული ხილი
রান্না করা, উবালানো, ক্রুদ্ধ থাকা, পাকানো ফল, ফোটিয়ে ধোয়া, রেগে থাকা
gatuaj, frut i gatuar, laj me ujë të valë, nervozohem, tërbohem, vloj, ziej, ziej rroba
उकळणे, उकळून धुणे, पाक करणे, पाकणे, रागावणे, शिजलेले फळ
उबाल्नु, उमालेर धुनु, खाना पकाउन, पकाउनु, पकाएको फल, पाक्नु, राग गर्नु, राग हुनु
వంట చేయడం, పాకిన పండు, మండిపోవు, మరిగించి ఉతకడం, మరిగించు, మరిగు, రగిలిపోవు, వండడం
gatavot, dusmoties, gatavoti augļi, vārīt, vārīt veļu, vārīties
கொதிக்க, சமைக்க, காய்ச்சி துவை, காய்ச்சு, கொந்தளிக்க, சமைக்கப்பட்ட பழம்
kokkama, keedetud puuvili, keema, keetma, pesu keetma, raevustuma, valmistada, vihastuma
բարկանալ, եռալ, եռացնել, եռացնելով լվանալ, խաշել, խաշված պտուղ, պատրաստել
cilan di avê germ de şûstin, fêkî çêkirî, hazir kirin, pêk kirin, qelandin, qelîn, qezeb bûn
לבשל، להרתיח כביסה، להתלהט בזעם، להתעצבן، לכבס בהרתחה، פירות מבושלים، רתיחה
إعداد الطعام، طهي، سلق، صنع، طبخ، طها، غسل، غلى
پختن، آشپزی، جوشاندن، آشپزی کردن، جوش آوردن، جوشیدن، شستن، عصبانی بودن
پکانا، ابلنا، غصے سے بھر جانا، غصے میں ہونا، پکا ہوا پھل، کھانا تیار کرنا، کھانا پکانا
kochen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van kochen- [Kochen] Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten, gekochtes Obst, abbrühen, anrichten, aufbrühen, den Kochlöffel schwingen
- [Kochen] Speisen (auch kalte) zubereiten, Speisen zubereiten, garen, am Herd stehen, dämpfen, Essen zubereiten
- [Kochen] auf über 100 °C erhitzen, sieden, brodeln, sieden, erhitzen, aufbrühen, dampfen
- [Kleidung] Kleidungsstücke bei hohen Temperaturen (meist 95 °C) waschen
- [Kochen] sich in einem aufgebrachten Gemütszustand befinden, aufbegehren, aufbrausen, auffahren, aufwallen, brodeln
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van kochen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van kochen
- Vorming van Imperatief van kochen
- Vorming van Konjunktiv I van kochen
- Vorming van Konjunktiv II van kochen
- Vorming van Infinitief van kochen
- Vorming van Deelwoord van kochen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Opmerkingen
2018/09 ·
Beantwoorden
Adela zegt: Hello,
why is the perfect for of the verb kochen gekocht and not gekochen?
Thank you for yur answer.
2018/09
Andreas von Netzverb zegt: Das Verb "kochen" ist regelmäßig. Regelmäßige Verben bilden das Partizip immer mit ge-STAMM-t. Also im Falle von kochen: geKOCHt. Nur bei unregelmäßigen Verben wird das Partizip mit ge-STAMM-en gebildet. Ein Beispiel ist das Verb laufen: geLAUFen.
2017/12 ·
Beantwoorden
ines zegt: this is super good Thank you very much