Onvoltooid verleden tijd van het Duitse werkwoord stücken

De vormen van de vervoeging van stücken (samenstellen, samenvoegen) in de verleden tijd zijn: ich stückte, du stücktest, er stückte, wir stückten, ihr stücktet, sie stückten. Als regelmatig werkwoord wordt de ongewijzigde stam stück gebruikt. Aan deze stam worden de zwakke verleden tijd-uitgangen -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten toegevoegd.De vorming van deze vormen volgt de grammaticaregels voor de vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd. Opmerkingen

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse stücken


Duits stücken
Engels assemble, put together
Russisch залатать, латать, починить, сшивать из кусков, сшить из кусков, чинить, собирать, составлять
Spaans ensamblar, montar
Frans assembler, monter
Turks parçaları birleştirmek
Portugees juntar, montar
Italiaans assemblare, montare
Roemeens asambla, monta
Hongaars darabokra bont, összeállít
Pools składać
Grieks συναρμολόγηση
Nederlands samenstellen, samenvoegen
Tsjechisch skládat
Zweeds montera, sätta ihop
Deens samle
Japans 組み立てる
Catalaans assemblar, muntar
Fins kokoonpano, koota
Noors sette sammen
Baskisch zatiak elkartzea
Servisch sastaviti
Macedonisch собирање од делови
Sloveens sestaviti iz posameznih delov
Slowaaks skladať
Bosnisch sastaviti, sklopiti
Kroatisch sastaviti
Oekraïens складати з частин
Bulgaars сглобявам, съединявам
Wit-Russisch складаць з асобных частак
Hebreeuwsלהרכיב
Arabischتجميع، تركيب
Perzischتکه تکه کردن، قطعه قطعه کردن
Urduٹکڑوں میں جوڑنا

stücken in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Werkwoordsvormen in Onvoltooid verleden tijd van stücken

Het werkwoord stücken is volledig vervoegd in alle personen en getallen in de Onvoltooid verleden tijd indicatief


Onvoltooid verleden tijd indicatiefVerleden tijd

  • ich stückte (1e persoonEnkelvoud)
  • du stücktest (2e persoonEnkelvoud)
  • er stückte (3e persoonEnkelvoud)
  • wir stückten (1e persoonMeervoud)
  • ihr stücktet (2e persoonMeervoud)
  • sie stückten (3e persoonMeervoud)

Opmerkingen



Inloggen