Vervoeging van het Duitse werkwoord hapern

De vervoeging van het werkwoord hapern (haperen, ontbreken) is regelmatig. De basisvormen zijn hapert, haperte en hat gehapert. Het hulpwerkwoord van hapern is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord hapern beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor hapern. Je kunt niet alleen hapern vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. 1Opmerking

C2 · regelmatig · haben

hapern

hapert · haperte · hat gehapert

 Onpersoonlijk werkwoord (alleen in de derde persoon enkelvoud)   Geen informele e-wegval mogelijk 

Engels lack, be deficient

an etwas mangeln (in Regel in Bezug auf Fähigkeiten/Fertigkeiten); fehlen, mangeln, mankieren

(mit+D, an+D, in+D, bei+D)

» Manchmal hapert es einfach an Mut. Engels Sometimes it simply lacks courage.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van hapern

Tegenwoordige tijd

ich hap(e)⁴r(e)⁵
du haperst
es hapert
wir hapern
ihr hapert
sie hapern

Onvoltooid verleden tijd

ich haperte
du hapertest
es haperte
wir haperten
ihr hapertet
sie haperten

Imperatief

-
hap(e)⁴r(e)⁵ (du)
-
hapern wir
hapert (ihr)
hapern Sie

Konjunktief I

ich hap(e)⁴re
du haperst
es hap(e)⁴re
wir hapern
ihr hapert
sie hapern

Konjunktief II

ich haperte
du hapertest
es haperte
wir haperten
ihr hapertet
sie haperten

Infinitief

hapern
zu hapern

Deelwoord

hapernd
gehapert

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord hapern vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich hap(e)⁴r(e)⁵
du haperst
es hapert
wir hapern
ihr hapert
sie hapern

Onvoltooid verleden tijd

ich haperte
du hapertest
es haperte
wir haperten
ihr hapertet
sie haperten

Perfectum

ich habe gehapert
du hast gehapert
es hat gehapert
wir haben gehapert
ihr habt gehapert
sie haben gehapert

Volt. verl. tijd

ich hatte gehapert
du hattest gehapert
es hatte gehapert
wir hatten gehapert
ihr hattet gehapert
sie hatten gehapert

Toekomende tijd I

ich werde hapern
du wirst hapern
es wird hapern
wir werden hapern
ihr werdet hapern
sie werden hapern

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde gehapert haben
du wirst gehapert haben
es wird gehapert haben
wir werden gehapert haben
ihr werdet gehapert haben
sie werden gehapert haben

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Manchmal hapert es einfach an Mut. 
  • Bei Tom hapert es gewaltig an Einfühlungsvermögen. 
  • Es hapert bei mir noch an den Grundlagen. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord hapern in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich hap(e)⁴re
du haperst
es hap(e)⁴re
wir hapern
ihr hapert
sie hapern

Konjunktief II

ich haperte
du hapertest
es haperte
wir haperten
ihr hapertet
sie haperten

Voltooid Konj.

ich habe gehapert
du habest gehapert
es habe gehapert
wir haben gehapert
ihr habet gehapert
sie haben gehapert

Konj. volt. verl. t.

ich hätte gehapert
du hättest gehapert
es hätte gehapert
wir hätten gehapert
ihr hättet gehapert
sie hätten gehapert

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde hapern
du werdest hapern
es werde hapern
wir werden hapern
ihr werdet hapern
sie werden hapern

Toek. volt. aanw.

ich werde gehapert haben
du werdest gehapert haben
es werde gehapert haben
wir werden gehapert haben
ihr werdet gehapert haben
sie werden gehapert haben

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde hapern
du würdest hapern
es würde hapern
wir würden hapern
ihr würdet hapern
sie würden hapern

Verleden cond.

ich würde gehapert haben
du würdest gehapert haben
es würde gehapert haben
wir würden gehapert haben
ihr würdet gehapert haben
sie würden gehapert haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord hapern


Tegenwoordige tijd

hap(e)⁴r(e)⁵ (du)
hapern wir
hapert (ihr)
hapern Sie

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor hapern


Infinitief I


hapern
zu hapern

Infinitief II


gehapert haben
gehapert zu haben

Tegenwoordig deelwoord


hapernd

Participle II


gehapert

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor hapern


  • Manchmal hapert es einfach an Mut. 
    Engels Sometimes it simply lacks courage.
  • Bei Tom hapert es gewaltig an Einfühlungsvermögen. 
    Engels Tom is sorely lacking in empathy.
  • Es hapert bei mir noch an den Grundlagen. 
    Engels I still lack the fundamentals.
  • Seine schriftlichen Sprachkenntnisse waren gut, es haperte jedoch noch mit der Aussprache. 
    Engels His written language skills were good, but he still struggled with pronunciation.
  • Woran hapert es denn noch? 
    Engels What is still lacking?
  • Ich übe fleißig meinen Text, aber an einigen Stellen hapert es noch ein wenig. 
    Engels I am diligently practicing my text, but there are still a few places where I am struggling a bit.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse hapern


Duits hapern
Engels lack, be deficient
Russisch не хватать, даваться с трудом, даться с трудом, не ладиться, не получаться, не получиться, не хватить, недоставать
Spaans faltar, tener dificultades, carecer
Frans faire défaut, manquer
Turks yürümemek, eksik olmak, yetersiz olmak
Portugees carecer de, haver falta, carecer, faltar
Italiaans mancare, mancare di, zoppicare, difettare
Roemeens lips, nu avea
Hongaars hiányzik
Pools brakować, manglować
Grieks λείπει, υστερεί
Nederlands haperen, ontbreken, schorten, gebrek hebben aan, tekortschieten
Tsjechisch chybět, postrádat
Zweeds brista, fattas, finnas brister, saknas, sakna
Deens gå i stå, være mangelfuld, mangel, mangle
Japans 不足する, 欠ける
Catalaans manquejar
Fins puutteellisuus, vaje
Noors mangel, mangle
Baskisch faltan
Servisch nedostajati
Macedonisch недостиг
Sloveens manjkati
Slowaaks chýbať
Bosnisch nedostajati
Kroatisch nedostajati
Oekraïens брак, недостаток
Bulgaars липса, недостиг
Wit-Russisch адставаць, неставаць
Hebreeuwsחסר
Arabischافتقار، نقص
Perzischکمبود
Urduکمی ہونا، کمی

hapern in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van hapern

  • an etwas mangeln (in Regel in Bezug auf Fähigkeiten/Fertigkeiten), fehlen, mangeln, mankieren

hapern in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor hapern


  • jemand/etwas hapert an etwas
  • jemand/etwas hapert an jemandem/etwas
  • jemand/etwas hapert an/mit etwas
  • jemand/etwas hapert bei jemandem
  • jemand/etwas hapert bei jemandem in etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord hapern vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord hapern


De vervoeging van het werkwoord hapern wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord hapern is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (hapert - haperte - hat gehapert) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary hapern en op hapern in de Duden.

hapern vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich hap(e)r(e)hapertehap(e)rehaperte-
du hapersthapertesthapersthapertesthap(e)r(e)
er haperthapertehap(e)rehaperte-
wir hapernhapertenhapernhapertenhapern
ihr haperthapertethaperthapertethapert
sie hapernhapertenhapernhapertenhapern

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich hap(e)r(e), du haperst, es hapert, wir hapern, ihr hapert, sie hapern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich haperte, du hapertest, es haperte, wir haperten, ihr hapertet, sie haperten
  • Perfectum: ich habe gehapert, du hast gehapert, es hat gehapert, wir haben gehapert, ihr habt gehapert, sie haben gehapert
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte gehapert, du hattest gehapert, es hatte gehapert, wir hatten gehapert, ihr hattet gehapert, sie hatten gehapert
  • Toekomende tijd I: ich werde hapern, du wirst hapern, es wird hapern, wir werden hapern, ihr werdet hapern, sie werden hapern
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gehapert haben, du wirst gehapert haben, es wird gehapert haben, wir werden gehapert haben, ihr werdet gehapert haben, sie werden gehapert haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich hap(e)re, du haperst, es hap(e)re, wir hapern, ihr hapert, sie hapern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich haperte, du hapertest, es haperte, wir haperten, ihr hapertet, sie haperten
  • Perfectum: ich habe gehapert, du habest gehapert, es habe gehapert, wir haben gehapert, ihr habet gehapert, sie haben gehapert
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte gehapert, du hättest gehapert, es hätte gehapert, wir hätten gehapert, ihr hättet gehapert, sie hätten gehapert
  • Toekomende tijd I: ich werde hapern, du werdest hapern, es werde hapern, wir werden hapern, ihr werdet hapern, sie werden hapern
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gehapert haben, du werdest gehapert haben, es werde gehapert haben, wir werden gehapert haben, ihr werdet gehapert haben, sie werden gehapert haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde hapern, du würdest hapern, es würde hapern, wir würden hapern, ihr würdet hapern, sie würden hapern
  • Voltooid verleden tijd: ich würde gehapert haben, du würdest gehapert haben, es würde gehapert haben, wir würden gehapert haben, ihr würdet gehapert haben, sie würden gehapert haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: hap(e)r(e) (du), hapern wir, hapert (ihr), hapern Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: hapern, zu hapern
  • Infinitief II: gehapert haben, gehapert zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: hapernd
  • Participle II: gehapert

Opmerkingen


2018/01 · Beantwoorden
Ken zegt: And its meaning is too complex for a quick mention?


Inloggen

Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 168607

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 1275401, 8805411, 6216350, 8805412, 9175905

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 168607