Vervoeging van het Duitse werkwoord gehorchen

De vervoeging van het werkwoord gehorchen (gehoorzamen, luisteren naar) is regelmatig. De basisvormen zijn gehorcht, gehorchte en hat gehorcht. Het hulpwerkwoord van gehorchen is "haben". Het voorvoegsel ge- van gehorchen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord gehorchen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor gehorchen. Je kunt niet alleen gehorchen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C1. Opmerkingen

C1 · regelmatig · haben · onlosmakelijk

gehorchen

gehorcht · gehorchte · hat gehorcht

Engels obey, be obedient, comply (with), conform oneself (to), respond, take orders, follow

einer Anweisung Folge leisten; einen Befehl ausführen; befolgen, hören, (sich) unterordnen, fügen

(dat.)

» Gehorche dir selbst. Engels Obey thyself.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van gehorchen

Tegenwoordige tijd

ich gehorch(e)⁵
du gehorchst
er gehorcht
wir gehorchen
ihr gehorcht
sie gehorchen

Onvoltooid verleden tijd

ich gehorchte
du gehorchtest
er gehorchte
wir gehorchten
ihr gehorchtet
sie gehorchten

Imperatief

-
gehorch(e)⁵ (du)
-
gehorchen wir
gehorcht (ihr)
gehorchen Sie

Konjunktief I

ich gehorche
du gehorchest
er gehorche
wir gehorchen
ihr gehorchet
sie gehorchen

Konjunktief II

ich gehorchte
du gehorchtest
er gehorchte
wir gehorchten
ihr gehorchtet
sie gehorchten

Infinitief

gehorchen
zu gehorchen

Deelwoord

gehorchend
gehorcht

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord gehorchen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich gehorch(e)⁵
du gehorchst
er gehorcht
wir gehorchen
ihr gehorcht
sie gehorchen

Onvoltooid verleden tijd

ich gehorchte
du gehorchtest
er gehorchte
wir gehorchten
ihr gehorchtet
sie gehorchten

Perfectum

ich habe gehorcht
du hast gehorcht
er hat gehorcht
wir haben gehorcht
ihr habt gehorcht
sie haben gehorcht

Volt. verl. tijd

ich hatte gehorcht
du hattest gehorcht
er hatte gehorcht
wir hatten gehorcht
ihr hattet gehorcht
sie hatten gehorcht

Toekomende tijd I

ich werde gehorchen
du wirst gehorchen
er wird gehorchen
wir werden gehorchen
ihr werdet gehorchen
sie werden gehorchen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde gehorcht haben
du wirst gehorcht haben
er wird gehorcht haben
wir werden gehorcht haben
ihr werdet gehorcht haben
sie werden gehorcht haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Alles gehorcht den Naturgesetzen. 
  • Die Beine gehorchten ihr nicht. 
  • Die Stimme gehorchte ihr nicht. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord gehorchen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich gehorche
du gehorchest
er gehorche
wir gehorchen
ihr gehorchet
sie gehorchen

Konjunktief II

ich gehorchte
du gehorchtest
er gehorchte
wir gehorchten
ihr gehorchtet
sie gehorchten

Voltooid Konj.

ich habe gehorcht
du habest gehorcht
er habe gehorcht
wir haben gehorcht
ihr habet gehorcht
sie haben gehorcht

Konj. volt. verl. t.

ich hätte gehorcht
du hättest gehorcht
er hätte gehorcht
wir hätten gehorcht
ihr hättet gehorcht
sie hätten gehorcht

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde gehorchen
du werdest gehorchen
er werde gehorchen
wir werden gehorchen
ihr werdet gehorchen
sie werden gehorchen

Toek. volt. aanw.

ich werde gehorcht haben
du werdest gehorcht haben
er werde gehorcht haben
wir werden gehorcht haben
ihr werdet gehorcht haben
sie werden gehorcht haben

  • Gehorche dir selbst. 

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde gehorchen
du würdest gehorchen
er würde gehorchen
wir würden gehorchen
ihr würdet gehorchen
sie würden gehorchen

Verleden cond.

ich würde gehorcht haben
du würdest gehorcht haben
er würde gehorcht haben
wir würden gehorcht haben
ihr würdet gehorcht haben
sie würden gehorcht haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord gehorchen


Tegenwoordige tijd

gehorch(e)⁵ (du)
gehorchen wir
gehorcht (ihr)
gehorchen Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor gehorchen


Infinitief I


gehorchen
zu gehorchen

Infinitief II


gehorcht haben
gehorcht zu haben

Tegenwoordig deelwoord


gehorchend

Participle II


gehorcht

  • Der kleine Hund wollte seiner Besitzerin nicht gehorchen . 
  • Dieses Land hat dem Imperialismus gehorcht . 
  • Wenn das Pferd nicht gehorcht , bekommt es die Spießrute zu spüren. 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor gehorchen


  • Gehorche dir selbst. 
    Engels Obey thyself.
  • Alles gehorcht den Naturgesetzen. 
    Engels Everything is subject to the laws of nature.
  • Sie gehorchten dem Befehl. 
    Engels They obeyed the command.
  • Die Beine gehorchten ihr nicht. 
    Engels The legs did not obey her.
  • Die Stimme gehorchte ihr nicht. 
    Engels The voice did not obey her.
  • Bitte gehorcht den Regeln der Schule. 
    Engels Please obey the rules of the school.
  • Das Auto gehorcht seinen Bremsen nicht mehr. 
    Engels The car no longer obeys its brakes.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse gehorchen


Duits gehorchen
Engels obey, be obedient, comply (with), conform oneself (to), respond, take orders, follow
Russisch повиноваться, слушаться, послушаться, подчиняться
Spaans obedecer, seguir
Frans obéir, obéir à
Turks itaat etmek, dinlemek, uygun davranmak
Portugees obedecer, obedecer a, seguir
Italiaans obbedire, obbedire a, ottemperare a, ubbidire
Roemeens asculta, se supune
Hongaars engedelmeskedik, szót fogad
Pools być posłusznym, słuchać, posłuchać, reagować, słuchać się, posłuszeństwo
Grieks υπακούω, πειθαρχώ
Nederlands gehoorzamen, luisteren naar
Tsjechisch poslouchat, poslouchatslechnout, poslechnout, řídit se
Zweeds lyda, lystra
Deens adlyde
Japans 従う, 服従する
Catalaans obeir
Fins totella
Noors lystre, adlyde
Baskisch aginduari men egitea
Servisch pokoriti se
Macedonisch слуша
Sloveens ubogati
Slowaaks poslúchať, poslúchnuť
Bosnisch pokoriti se
Kroatisch pokoriti se
Oekraïens підкорятися, слухатися
Bulgaars подчинявам се
Wit-Russisch падпарадкаванне, падпарадкавацца
Hebreeuwsלציית، ציות
Arabischيطيع، طاعة
Perzischاطاعت کردن
Urduاطاعت کرنا، حکم ماننا، اطاعت، فرمانبرداری

gehorchen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van gehorchen

  • einer Anweisung Folge leisten, einen Befehl ausführen, befolgen, hören, (sich) unterordnen, fügen
  • einer Anweisung Folge leisten, einen Befehl ausführen, befolgen, hören, (sich) unterordnen, fügen

gehorchen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord gehorchen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord gehorchen


De vervoeging van het werkwoord gehorchen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord gehorchen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (gehorcht - gehorchte - hat gehorcht) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary gehorchen en op gehorchen in de Duden.

gehorchen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich gehorch(e)gehorchtegehorchegehorchte-
du gehorchstgehorchtestgehorchestgehorchtestgehorch(e)
er gehorchtgehorchtegehorchegehorchte-
wir gehorchengehorchtengehorchengehorchtengehorchen
ihr gehorchtgehorchtetgehorchetgehorchtetgehorcht
sie gehorchengehorchtengehorchengehorchtengehorchen

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich gehorch(e), du gehorchst, er gehorcht, wir gehorchen, ihr gehorcht, sie gehorchen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich gehorchte, du gehorchtest, er gehorchte, wir gehorchten, ihr gehorchtet, sie gehorchten
  • Perfectum: ich habe gehorcht, du hast gehorcht, er hat gehorcht, wir haben gehorcht, ihr habt gehorcht, sie haben gehorcht
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte gehorcht, du hattest gehorcht, er hatte gehorcht, wir hatten gehorcht, ihr hattet gehorcht, sie hatten gehorcht
  • Toekomende tijd I: ich werde gehorchen, du wirst gehorchen, er wird gehorchen, wir werden gehorchen, ihr werdet gehorchen, sie werden gehorchen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gehorcht haben, du wirst gehorcht haben, er wird gehorcht haben, wir werden gehorcht haben, ihr werdet gehorcht haben, sie werden gehorcht haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich gehorche, du gehorchest, er gehorche, wir gehorchen, ihr gehorchet, sie gehorchen
  • Onvoltooid verleden tijd: ich gehorchte, du gehorchtest, er gehorchte, wir gehorchten, ihr gehorchtet, sie gehorchten
  • Perfectum: ich habe gehorcht, du habest gehorcht, er habe gehorcht, wir haben gehorcht, ihr habet gehorcht, sie haben gehorcht
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte gehorcht, du hättest gehorcht, er hätte gehorcht, wir hätten gehorcht, ihr hättet gehorcht, sie hätten gehorcht
  • Toekomende tijd I: ich werde gehorchen, du werdest gehorchen, er werde gehorchen, wir werden gehorchen, ihr werdet gehorchen, sie werden gehorchen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gehorcht haben, du werdest gehorcht haben, er werde gehorcht haben, wir werden gehorcht haben, ihr werdet gehorcht haben, sie werden gehorcht haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde gehorchen, du würdest gehorchen, er würde gehorchen, wir würden gehorchen, ihr würdet gehorchen, sie würden gehorchen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde gehorcht haben, du würdest gehorcht haben, er würde gehorcht haben, wir würden gehorcht haben, ihr würdet gehorcht haben, sie würden gehorcht haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: gehorch(e) (du), gehorchen wir, gehorcht (ihr), gehorchen Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: gehorchen, zu gehorchen
  • Infinitief II: gehorcht haben, gehorcht zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: gehorchend
  • Participle II: gehorcht

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 6216689, 2778660, 2707589, 2707604, 11181624, 9340910, 3771206, 8224465

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 84619, 272434

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 84619

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: gehorchen