Vervoeging van het Duitse werkwoord futtern

De vervoeging van het werkwoord futtern (eten, voeden) is regelmatig. De basisvormen zijn futtert, futterte en hat gefuttert. Het hulpwerkwoord van futtern is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord futtern beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor futtern. Je kunt niet alleen futtern vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben

futtern

futtert · futterte · hat gefuttert

 Geen informele e-wegval mogelijk 

Engels chow, chow down, feed one's face, guzzle, nosh, put on the feedbag, revet, scoff, stuff oneself, eat heartily, feed

[Essen] reichlich Nahrung zu sich nehmen; acheln, (sich) einverleiben, einverleiben, essen, vernaschen

(acc.)

» Ich habe Schokolade gefuttert . Engels I have eaten chocolate.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van futtern

Tegenwoordige tijd

ich futt(e)⁴r(e)⁵
du futterst
er futtert
wir futtern
ihr futtert
sie futtern

Onvoltooid verleden tijd

ich futterte
du futtertest
er futterte
wir futterten
ihr futtertet
sie futterten

Imperatief

-
futt(e)⁴r(e)⁵ (du)
-
futtern wir
futtert (ihr)
futtern Sie

Konjunktief I

ich futt(e)⁴re
du futterst
er futt(e)⁴re
wir futtern
ihr futtert
sie futtern

Konjunktief II

ich futterte
du futtertest
er futterte
wir futterten
ihr futtertet
sie futterten

Infinitief

futtern
zu futtern

Deelwoord

futternd
gefuttert

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord futtern vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich futt(e)⁴r(e)⁵
du futterst
er futtert
wir futtern
ihr futtert
sie futtern

Onvoltooid verleden tijd

ich futterte
du futtertest
er futterte
wir futterten
ihr futtertet
sie futterten

Perfectum

ich habe gefuttert
du hast gefuttert
er hat gefuttert
wir haben gefuttert
ihr habt gefuttert
sie haben gefuttert

Volt. verl. tijd

ich hatte gefuttert
du hattest gefuttert
er hatte gefuttert
wir hatten gefuttert
ihr hattet gefuttert
sie hatten gefuttert

Toekomende tijd I

ich werde futtern
du wirst futtern
er wird futtern
wir werden futtern
ihr werdet futtern
sie werden futtern

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde gefuttert haben
du wirst gefuttert haben
er wird gefuttert haben
wir werden gefuttert haben
ihr werdet gefuttert haben
sie werden gefuttert haben

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Und während sie futterten , schmatzten und grunzten sie, dass der Bauer es bis in die gute Stube hinein hörte. 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord futtern in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich futt(e)⁴re
du futterst
er futt(e)⁴re
wir futtern
ihr futtert
sie futtern

Konjunktief II

ich futterte
du futtertest
er futterte
wir futterten
ihr futtertet
sie futterten

Voltooid Konj.

ich habe gefuttert
du habest gefuttert
er habe gefuttert
wir haben gefuttert
ihr habet gefuttert
sie haben gefuttert

Konj. volt. verl. t.

ich hätte gefuttert
du hättest gefuttert
er hätte gefuttert
wir hätten gefuttert
ihr hättet gefuttert
sie hätten gefuttert

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde futtern
du werdest futtern
er werde futtern
wir werden futtern
ihr werdet futtern
sie werden futtern

Toek. volt. aanw.

ich werde gefuttert haben
du werdest gefuttert haben
er werde gefuttert haben
wir werden gefuttert haben
ihr werdet gefuttert haben
sie werden gefuttert haben

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde futtern
du würdest futtern
er würde futtern
wir würden futtern
ihr würdet futtern
sie würden futtern

Verleden cond.

ich würde gefuttert haben
du würdest gefuttert haben
er würde gefuttert haben
wir würden gefuttert haben
ihr würdet gefuttert haben
sie würden gefuttert haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord futtern


Tegenwoordige tijd

futt(e)⁴r(e)⁵ (du)
futtern wir
futtert (ihr)
futtern Sie

⁴ Gebruik zelden of ongebruikelijk⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor futtern


Infinitief I


futtern
zu futtern

Infinitief II


gefuttert haben
gefuttert zu haben

Tegenwoordig deelwoord


futternd

Participle II


gefuttert

  • Ich habe Schokolade gefuttert . 
  • Muss man wirklich Amarant futtern , um sich ausgewogen zu ernähren? 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor futtern


  • Ich habe Schokolade gefuttert . 
    Engels I have eaten chocolate.
  • Muss man wirklich Amarant futtern , um sich ausgewogen zu ernähren? 
    Engels Do you really have to eat amaranth to have a balanced diet?
  • Und während sie futterten , schmatzten und grunzten sie, dass der Bauer es bis in die gute Stube hinein hörte. 
    Engels And while they were feeding, they smacked and grunted so that the farmer could hear it all the way into the good room.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse futtern


Duits futtern
Engels chow, chow down, feed one's face, guzzle, nosh, put on the feedbag, revet, scoff
Russisch кормить, есть, лопать, питаться
Spaans comer, papar, alimentarse
Frans bouffer, jouer des mandibules, manger, se nourrir
Turks yemek, beslemek
Portugees comer, comer muito, alimentar-se
Italiaans rimpinzarsi, strafogarsi, mangiare
Roemeens se hrăni
Hongaars eszik, táplálkozik
Pools wcinać, zajadać, jeść, karmić
Grieks τρώω, ταΐζω, τροφή
Nederlands eten, voeden
Tsjechisch jíst hodně, jíst, krmit
Zweeds käka, futtra, äta
Deens spise, æde
Japans 食べる, 餌を与える
Catalaans menjar
Fins syödä runsaasti
Noors fôre, spise
Baskisch jan
Servisch hraniti se, jesti
Macedonisch јадење
Sloveens hraniti, nahriniti
Slowaaks kŕmiť, nažrať sa
Bosnisch hraniti se, jesti
Kroatisch hraniti se, nahraniti se
Oekraïens кормити, поїдати
Bulgaars храня се
Wit-Russisch корм, корміць
Hebreeuwsלהאכיל
Arabischأكل بنهم، يأكل بوفرة
Perzischخوراک، غذا خوردن
Urduخوراک لینا، کھانا کھانا

futtern in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van futtern

  • [Essen] reichlich Nahrung zu sich nehmen, acheln, (sich) einverleiben, einverleiben, essen, vernaschen
  • [Essen] reichlich Nahrung zu sich nehmen, acheln, (sich) einverleiben, einverleiben, essen, vernaschen

futtern in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord futtern vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord futtern


De vervoeging van het werkwoord futtern wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord futtern is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (futtert - futterte - hat gefuttert) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary futtern en op futtern in de Duden.

futtern vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich futt(e)r(e)futtertefutt(e)refutterte-
du futterstfuttertestfutterstfuttertestfutt(e)r(e)
er futtertfuttertefutt(e)refutterte-
wir futternfuttertenfutternfuttertenfuttern
ihr futtertfuttertetfuttertfuttertetfuttert
sie futternfuttertenfutternfuttertenfuttern

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich futt(e)r(e), du futterst, er futtert, wir futtern, ihr futtert, sie futtern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich futterte, du futtertest, er futterte, wir futterten, ihr futtertet, sie futterten
  • Perfectum: ich habe gefuttert, du hast gefuttert, er hat gefuttert, wir haben gefuttert, ihr habt gefuttert, sie haben gefuttert
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte gefuttert, du hattest gefuttert, er hatte gefuttert, wir hatten gefuttert, ihr hattet gefuttert, sie hatten gefuttert
  • Toekomende tijd I: ich werde futtern, du wirst futtern, er wird futtern, wir werden futtern, ihr werdet futtern, sie werden futtern
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gefuttert haben, du wirst gefuttert haben, er wird gefuttert haben, wir werden gefuttert haben, ihr werdet gefuttert haben, sie werden gefuttert haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich futt(e)re, du futterst, er futt(e)re, wir futtern, ihr futtert, sie futtern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich futterte, du futtertest, er futterte, wir futterten, ihr futtertet, sie futterten
  • Perfectum: ich habe gefuttert, du habest gefuttert, er habe gefuttert, wir haben gefuttert, ihr habet gefuttert, sie haben gefuttert
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte gefuttert, du hättest gefuttert, er hätte gefuttert, wir hätten gefuttert, ihr hättet gefuttert, sie hätten gefuttert
  • Toekomende tijd I: ich werde futtern, du werdest futtern, er werde futtern, wir werden futtern, ihr werdet futtern, sie werden futtern
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gefuttert haben, du werdest gefuttert haben, er werde gefuttert haben, wir werden gefuttert haben, ihr werdet gefuttert haben, sie werden gefuttert haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde futtern, du würdest futtern, er würde futtern, wir würden futtern, ihr würdet futtern, sie würden futtern
  • Voltooid verleden tijd: ich würde gefuttert haben, du würdest gefuttert haben, er würde gefuttert haben, wir würden gefuttert haben, ihr würdet gefuttert haben, sie würden gefuttert haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: futt(e)r(e) (du), futtern wir, futtert (ihr), futtern Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: futtern, zu futtern
  • Infinitief II: gefuttert haben, gefuttert zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: futternd
  • Participle II: gefuttert

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 720502

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 7673605, 481936

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 238478

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: futtern