Vervoeging van het Duitse werkwoord fasten
De vervoeging van het werkwoord fasten (vasten) is regelmatig. De basisvormen zijn fastet, fastete en hat gefastet. Het hulpwerkwoord van fasten is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord fasten beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor fasten. Je kunt niet alleen fasten vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B2. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van fasten
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord fasten vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | gefastet |
du | hast | gefastet |
er | hat | gefastet |
wir | haben | gefastet |
ihr | habt | gefastet |
sie | haben | gefastet |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | gefastet |
du | hattest | gefastet |
er | hatte | gefastet |
wir | hatten | gefastet |
ihr | hattet | gefastet |
sie | hatten | gefastet |
Toekomende tijd I
ich | werde | fasten |
du | wirst | fasten |
er | wird | fasten |
wir | werden | fasten |
ihr | werdet | fasten |
sie | werden | fasten |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | gefastet | haben |
du | wirst | gefastet | haben |
er | wird | gefastet | haben |
wir | werden | gefastet | haben |
ihr | werdet | gefastet | haben |
sie | werden | gefastet | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord fasten in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | gefastet |
du | habest | gefastet |
er | habe | gefastet |
wir | haben | gefastet |
ihr | habet | gefastet |
sie | haben | gefastet |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | gefastet |
du | hättest | gefastet |
er | hätte | gefastet |
wir | hätten | gefastet |
ihr | hättet | gefastet |
sie | hätten | gefastet |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord fasten
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor fasten
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor fasten
-
Tom
fastet
gerade.
Tom is fasting.
-
Sie haben
gefastet
.
They have fasted.
-
Tom hat heute Morgen
gefastet
.
Tom fasted this morning.
-
Ich beschloss, bis zum Tod
zu
fasten
.
I decided to fast until death.
-
Er betete,
fastete
und läuterte sich.
He prayed, fasted, and purified himself.
-
Sie
fasten
, das nennt man auch Ramadan.
They fast, this is also called Ramadan.
-
Ich habe über den Winter wieder stark zugenommen und werde jetzt erstmal
fasten
.
I have gained a lot of weight again over the winter and will now fast for a while.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse fasten
-
fasten
fast, go on a fast, starve, abstain
поститься, голодать, соблюдать пост, соблюсти пост
ayunar
jeûner, faire maigre
Oruç, oruç tutmak, oruç
ficar em jejum, jejuar, abstinência, jejum
digiunare
post
böjtöl, koplal
pościć, głodować
νηστεύω, νηστεία
vasten
postit se, půst
fasta
faste
断食する, ファスティング, 断食
jejunis
paastota, paasto, paastoaminen
faste
barautu, gose, gosealdia
postiti, постити
пости, пост
postiti
pôst
postiti
postiti
постити, утримуватись від їжі
пост
пост
צום
صام، امتناع عن الطعام، صوم
روزه گرفتن، پرهيز
روزہ رکھنا، روزہ
fasten in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van fasten- (aus körperlichen oder religiösen Gründen) für eine bestimmte Zeit auf alle oder gewisse Nahrung verzichten, hungern
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van fasten
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van fasten
- Vorming van Imperatief van fasten
- Vorming van Konjunktiv I van fasten
- Vorming van Konjunktiv II van fasten
- Vorming van Infinitief van fasten
- Vorming van Deelwoord van fasten
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van fasten
≡ addizieren
≡ abdizieren
≡ aasen
≡ adoptieren
≡ adhärieren
≡ adden
≡ adaptieren
≡ achten
≡ abonnieren
≡ achseln
≡ adeln
≡ adorieren
≡ abortieren
≡ ackern
≡ addieren
≡ achteln
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord fasten vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord fasten
De vervoeging van het werkwoord fasten wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord fasten is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (fastet - fastete - hat gefastet) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary fasten en op fasten in de Duden.
fasten vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | fast(e) | fastete | faste | fastete | - |
du | fastest | fastetest | fastest | fastetest | fast(e) |
er | fastet | fastete | faste | fastete | - |
wir | fasten | fasteten | fasten | fasteten | fasten |
ihr | fastet | fastetet | fastet | fastetet | fastet |
sie | fasten | fasteten | fasten | fasteten | fasten |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich fast(e), du fastest, er fastet, wir fasten, ihr fastet, sie fasten
- Onvoltooid verleden tijd: ich fastete, du fastetest, er fastete, wir fasteten, ihr fastetet, sie fasteten
- Perfectum: ich habe gefastet, du hast gefastet, er hat gefastet, wir haben gefastet, ihr habt gefastet, sie haben gefastet
- Voltooid verleden tijd: ich hatte gefastet, du hattest gefastet, er hatte gefastet, wir hatten gefastet, ihr hattet gefastet, sie hatten gefastet
- Toekomende tijd I: ich werde fasten, du wirst fasten, er wird fasten, wir werden fasten, ihr werdet fasten, sie werden fasten
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gefastet haben, du wirst gefastet haben, er wird gefastet haben, wir werden gefastet haben, ihr werdet gefastet haben, sie werden gefastet haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich faste, du fastest, er faste, wir fasten, ihr fastet, sie fasten
- Onvoltooid verleden tijd: ich fastete, du fastetest, er fastete, wir fasteten, ihr fastetet, sie fasteten
- Perfectum: ich habe gefastet, du habest gefastet, er habe gefastet, wir haben gefastet, ihr habet gefastet, sie haben gefastet
- Voltooid verleden tijd: ich hätte gefastet, du hättest gefastet, er hätte gefastet, wir hätten gefastet, ihr hättet gefastet, sie hätten gefastet
- Toekomende tijd I: ich werde fasten, du werdest fasten, er werde fasten, wir werden fasten, ihr werdet fasten, sie werden fasten
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gefastet haben, du werdest gefastet haben, er werde gefastet haben, wir werden gefastet haben, ihr werdet gefastet haben, sie werden gefastet haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde fasten, du würdest fasten, er würde fasten, wir würden fasten, ihr würdet fasten, sie würden fasten
- Voltooid verleden tijd: ich würde gefastet haben, du würdest gefastet haben, er würde gefastet haben, wir würden gefastet haben, ihr würdet gefastet haben, sie würden gefastet haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: fast(e) (du), fasten wir, fastet (ihr), fasten Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: fasten, zu fasten
- Infinitief II: gefastet haben, gefastet zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: fastend
- Participle II: gefastet