Vervoeging van het Duitse werkwoord davonschleppen

De vervoeging van het werkwoord davonschleppen (wegslepen, slepen) is regelmatig. De basisvormen zijn schleppt davon, schleppte davon en hat davongeschleppt. Het hulpwerkwoord van davonschleppen is "haben". Het werkwoord davonschleppen kan reflexief gebruikt worden. De eerste lettergreep davon- van davonschleppen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord davonschleppen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor davonschleppen. Je kunt niet alleen davonschleppen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben · scheidbaar

davon·schleppen

schleppt davon · schleppte davon · hat davongeschleppt

Engels carry off, drag away

/ˌdaːfɔnˈʃlɛpən/ · /ˈʃlɛpt daˈfɔn/ · /ˈʃlɛptə daˈfɔn/ · /ˈdaːfɔnɡəˈʃlɛpt/

mühsam davontragen und sich schwerfällig bewegen

(sich)

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van davonschleppen

Tegenwoordige tijd

ich schlepp(e)⁵ davon
du schleppst davon
er schleppt davon
wir schleppen davon
ihr schleppt davon
sie schleppen davon

Onvoltooid verleden tijd

ich schleppte davon
du schlepptest davon
er schleppte davon
wir schleppten davon
ihr schlepptet davon
sie schleppten davon

Imperatief

-
schlepp(e)⁵ (du) davon
-
schleppen wir davon
schleppt (ihr) davon
schleppen Sie davon

Konjunktief I

ich schleppe davon
du schleppest davon
er schleppe davon
wir schleppen davon
ihr schleppet davon
sie schleppen davon

Konjunktief II

ich schleppte davon
du schlepptest davon
er schleppte davon
wir schleppten davon
ihr schlepptet davon
sie schleppten davon

Infinitief

davonschleppen
davonzuschleppen

Deelwoord

davonschleppend
davongeschleppt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord davonschleppen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich schlepp(e)⁵ davon
du schleppst davon
er schleppt davon
wir schleppen davon
ihr schleppt davon
sie schleppen davon

Onvoltooid verleden tijd

ich schleppte davon
du schlepptest davon
er schleppte davon
wir schleppten davon
ihr schlepptet davon
sie schleppten davon

Perfectum

ich habe davongeschleppt
du hast davongeschleppt
er hat davongeschleppt
wir haben davongeschleppt
ihr habt davongeschleppt
sie haben davongeschleppt

Volt. verl. tijd

ich hatte davongeschleppt
du hattest davongeschleppt
er hatte davongeschleppt
wir hatten davongeschleppt
ihr hattet davongeschleppt
sie hatten davongeschleppt

Toekomende tijd I

ich werde davonschleppen
du wirst davonschleppen
er wird davonschleppen
wir werden davonschleppen
ihr werdet davonschleppen
sie werden davonschleppen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde davongeschleppt haben
du wirst davongeschleppt haben
er wird davongeschleppt haben
wir werden davongeschleppt haben
ihr werdet davongeschleppt haben
sie werden davongeschleppt haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord davonschleppen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich schleppe davon
du schleppest davon
er schleppe davon
wir schleppen davon
ihr schleppet davon
sie schleppen davon

Konjunktief II

ich schleppte davon
du schlepptest davon
er schleppte davon
wir schleppten davon
ihr schlepptet davon
sie schleppten davon

Voltooid Konj.

ich habe davongeschleppt
du habest davongeschleppt
er habe davongeschleppt
wir haben davongeschleppt
ihr habet davongeschleppt
sie haben davongeschleppt

Konj. volt. verl. t.

ich hätte davongeschleppt
du hättest davongeschleppt
er hätte davongeschleppt
wir hätten davongeschleppt
ihr hättet davongeschleppt
sie hätten davongeschleppt

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde davonschleppen
du werdest davonschleppen
er werde davonschleppen
wir werden davonschleppen
ihr werdet davonschleppen
sie werden davonschleppen

Toek. volt. aanw.

ich werde davongeschleppt haben
du werdest davongeschleppt haben
er werde davongeschleppt haben
wir werden davongeschleppt haben
ihr werdet davongeschleppt haben
sie werden davongeschleppt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde davonschleppen
du würdest davonschleppen
er würde davonschleppen
wir würden davonschleppen
ihr würdet davonschleppen
sie würden davonschleppen

Verleden cond.

ich würde davongeschleppt haben
du würdest davongeschleppt haben
er würde davongeschleppt haben
wir würden davongeschleppt haben
ihr würdet davongeschleppt haben
sie würden davongeschleppt haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord davonschleppen


Tegenwoordige tijd

schlepp(e)⁵ (du) davon
schleppen wir davon
schleppt (ihr) davon
schleppen Sie davon

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor davonschleppen


Infinitief I


davonschleppen
davonzuschleppen

Infinitief II


davongeschleppt haben
davongeschleppt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


davonschleppend

Participle II


davongeschleppt

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse davonschleppen


Duits davonschleppen
Engels carry off, drag away
Russisch тащить, тянуть
Spaans arrastrar, cargar pesadamente
Frans traîner, porter avec difficulté
Turks ağır hareket etmek, zorla taşımak
Portugees arrastar, carregar
Italiaans portare via, trascinare
Roemeens transporta cu greu, trasa
Hongaars nehézkesen cipelni
Pools wlec
Grieks κουβαλώ, μεταφέρω
Nederlands wegslepen, slepen, zeulen
Tsjechisch nesený, táhnout se
Zweeds släpa bort
Deens slæbe
Japans 苦労して運ぶ, 重荷を運ぶ
Catalaans arrossegar, carregar
Fins raskas kuljettaminen, vaivoin kantaminen
Noors slite, slæpe
Baskisch zailtasunez eramatea
Servisch mukotrpno prenositi, teško nositi
Macedonisch тешко движење, тешко носење
Sloveens muhav prenos, težko prenašati
Slowaaks mútiť sa, ťažko niesť
Bosnisch mukotrpno nositi, teško nositi
Kroatisch mukotrpno nositi, teško nositi
Oekraïens перевозити, тягти
Bulgaars мъка, тежко носене
Wit-Russisch цягар, цягнуць
Indonesisch menyeret
Vietnamees kéo lê
Oezbeeks og'ir olib ketish
Hindi खिंचकर ले जाना
Chinees 拖着走
Thais ลากไปด้วย
Koreaans 끌고 가다
Azerbeidzjaans çəkib aparmaq
Georgisch გადმოტანა
Bengaals টেনে নেওয়া
Albanees tërhiq me vështirësi
Marathi ओढून नेणे
Nepalees खींचेर लैजानु
Telugu తీసుకెళ్లడం
Lets vilkt līdzi
Tamil இழுத்து கொண்டு செல்லுதல்
Ests kaasa vedama
Armeens ձգելով քաշել
Koerdisch li ser xistin
Hebreeuwsסחיבה קשה
Arabischسحب بصعوبة، نقل بصعوبة
Perzischبه زحمت بردن
Urduبھاری لے جانا، مشقت سے اٹھانا

davonschleppen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van davonschleppen

  • mühsam davontragen und sich schwerfällig bewegen

davonschleppen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord davonschleppen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord davonschleppen


De vervoeging van het werkwoord davon·schleppen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord davon·schleppen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (schleppt davon - schleppte davon - hat davongeschleppt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary davonschleppen en op davonschleppen in de Duden.

davonschleppen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich schlepp(e) davonschleppte davonschleppe davonschleppte davon-
du schleppst davonschlepptest davonschleppest davonschlepptest davonschlepp(e) davon
er schleppt davonschleppte davonschleppe davonschleppte davon-
wir schleppen davonschleppten davonschleppen davonschleppten davonschleppen davon
ihr schleppt davonschlepptet davonschleppet davonschlepptet davonschleppt davon
sie schleppen davonschleppten davonschleppen davonschleppten davonschleppen davon

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich schlepp(e) davon, du schleppst davon, er schleppt davon, wir schleppen davon, ihr schleppt davon, sie schleppen davon
  • Onvoltooid verleden tijd: ich schleppte davon, du schlepptest davon, er schleppte davon, wir schleppten davon, ihr schlepptet davon, sie schleppten davon
  • Perfectum: ich habe davongeschleppt, du hast davongeschleppt, er hat davongeschleppt, wir haben davongeschleppt, ihr habt davongeschleppt, sie haben davongeschleppt
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte davongeschleppt, du hattest davongeschleppt, er hatte davongeschleppt, wir hatten davongeschleppt, ihr hattet davongeschleppt, sie hatten davongeschleppt
  • Toekomende tijd I: ich werde davonschleppen, du wirst davonschleppen, er wird davonschleppen, wir werden davonschleppen, ihr werdet davonschleppen, sie werden davonschleppen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde davongeschleppt haben, du wirst davongeschleppt haben, er wird davongeschleppt haben, wir werden davongeschleppt haben, ihr werdet davongeschleppt haben, sie werden davongeschleppt haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich schleppe davon, du schleppest davon, er schleppe davon, wir schleppen davon, ihr schleppet davon, sie schleppen davon
  • Onvoltooid verleden tijd: ich schleppte davon, du schlepptest davon, er schleppte davon, wir schleppten davon, ihr schlepptet davon, sie schleppten davon
  • Perfectum: ich habe davongeschleppt, du habest davongeschleppt, er habe davongeschleppt, wir haben davongeschleppt, ihr habet davongeschleppt, sie haben davongeschleppt
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte davongeschleppt, du hättest davongeschleppt, er hätte davongeschleppt, wir hätten davongeschleppt, ihr hättet davongeschleppt, sie hätten davongeschleppt
  • Toekomende tijd I: ich werde davonschleppen, du werdest davonschleppen, er werde davonschleppen, wir werden davonschleppen, ihr werdet davonschleppen, sie werden davonschleppen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde davongeschleppt haben, du werdest davongeschleppt haben, er werde davongeschleppt haben, wir werden davongeschleppt haben, ihr werdet davongeschleppt haben, sie werden davongeschleppt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde davonschleppen, du würdest davonschleppen, er würde davonschleppen, wir würden davonschleppen, ihr würdet davonschleppen, sie würden davonschleppen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde davongeschleppt haben, du würdest davongeschleppt haben, er würde davongeschleppt haben, wir würden davongeschleppt haben, ihr würdet davongeschleppt haben, sie würden davongeschleppt haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: schlepp(e) (du) davon, schleppen wir davon, schleppt (ihr) davon, schleppen Sie davon

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: davonschleppen, davonzuschleppen
  • Infinitief II: davongeschleppt haben, davongeschleppt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: davonschleppend
  • Participle II: davongeschleppt

Opmerkingen



Inloggen