Vervoeging van het Duitse werkwoord davoneilen

De vervoeging van het werkwoord davoneilen (hard weglopen, wegsnellen) is regelmatig. De basisvormen zijn eilt davon, eilte davon en ist davongeeilt. Het hulpwerkwoord van davoneilen is "sein". De eerste lettergreep davon- van davoneilen is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord davoneilen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor davoneilen. Je kunt niet alleen davoneilen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · sein · scheidbaar

davon·eilen

eilt davon · eilte davon · ist davongeeilt

Engels hurry away, bustle off, hasten away, scuttle away, leave quickly, rush off

einen Ort zügig verlassen; sich rasch von einem Ort entfernen; forthasten, davonhasten, forteilen, davonjagen

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van davoneilen

Tegenwoordige tijd

ich eil(e)⁵ davon
du eilst davon
er eilt davon
wir eilen davon
ihr eilt davon
sie eilen davon

Onvoltooid verleden tijd

ich eilte davon
du eiltest davon
er eilte davon
wir eilten davon
ihr eiltet davon
sie eilten davon

Imperatief

-
eil(e)⁵ (du) davon
-
eilen wir davon
eilt (ihr) davon
eilen Sie davon

Konjunktief I

ich eile davon
du eilest davon
er eile davon
wir eilen davon
ihr eilet davon
sie eilen davon

Konjunktief II

ich eilte davon
du eiltest davon
er eilte davon
wir eilten davon
ihr eiltet davon
sie eilten davon

Infinitief

davoneilen
davonzueilen

Deelwoord

davoneilend
davongeeilt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord davoneilen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich eil(e)⁵ davon
du eilst davon
er eilt davon
wir eilen davon
ihr eilt davon
sie eilen davon

Onvoltooid verleden tijd

ich eilte davon
du eiltest davon
er eilte davon
wir eilten davon
ihr eiltet davon
sie eilten davon

Perfectum

ich bin davongeeilt
du bist davongeeilt
er ist davongeeilt
wir sind davongeeilt
ihr seid davongeeilt
sie sind davongeeilt

Volt. verl. tijd

ich war davongeeilt
du warst davongeeilt
er war davongeeilt
wir waren davongeeilt
ihr wart davongeeilt
sie waren davongeeilt

Toekomende tijd I

ich werde davoneilen
du wirst davoneilen
er wird davoneilen
wir werden davoneilen
ihr werdet davoneilen
sie werden davoneilen

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde davongeeilt sein
du wirst davongeeilt sein
er wird davongeeilt sein
wir werden davongeeilt sein
ihr werdet davongeeilt sein
sie werden davongeeilt sein

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord davoneilen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich eile davon
du eilest davon
er eile davon
wir eilen davon
ihr eilet davon
sie eilen davon

Konjunktief II

ich eilte davon
du eiltest davon
er eilte davon
wir eilten davon
ihr eiltet davon
sie eilten davon

Voltooid Konj.

ich sei davongeeilt
du seiest davongeeilt
er sei davongeeilt
wir seien davongeeilt
ihr seiet davongeeilt
sie seien davongeeilt

Konj. volt. verl. t.

ich wäre davongeeilt
du wärest davongeeilt
er wäre davongeeilt
wir wären davongeeilt
ihr wäret davongeeilt
sie wären davongeeilt

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde davoneilen
du werdest davoneilen
er werde davoneilen
wir werden davoneilen
ihr werdet davoneilen
sie werden davoneilen

Toek. volt. aanw.

ich werde davongeeilt sein
du werdest davongeeilt sein
er werde davongeeilt sein
wir werden davongeeilt sein
ihr werdet davongeeilt sein
sie werden davongeeilt sein

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde davoneilen
du würdest davoneilen
er würde davoneilen
wir würden davoneilen
ihr würdet davoneilen
sie würden davoneilen

Verleden cond.

ich würde davongeeilt sein
du würdest davongeeilt sein
er würde davongeeilt sein
wir würden davongeeilt sein
ihr würdet davongeeilt sein
sie würden davongeeilt sein

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord davoneilen


Tegenwoordige tijd

eil(e)⁵ (du) davon
eilen wir davon
eilt (ihr) davon
eilen Sie davon

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor davoneilen


Infinitief I


davoneilen
davonzueilen

Infinitief II


davongeeilt sein
davongeeilt zu sein

Tegenwoordig deelwoord


davoneilend

Participle II


davongeeilt

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse davoneilen


Duits davoneilen
Engels hurry away, bustle off, hasten away, scuttle away, leave quickly, rush off
Russisch умчаться, покинуть, убежать, ускользнуть
Spaans salir corriendo, escapar, huir, irse rápidamente, salir rápido
Frans partir en hâte, s'en aller rapidement, partir rapidement, s'en aller, s'éloigner rapidement
Turks hızla gitmek, aceleyle ayrılmak, kaçmak
Portugees afastar-se rapidamente, apressar-se, sair rapidamente
Italiaans scappare, fuggire
Roemeens pleca repede, se îndepărta rapid
Hongaars elmenekül, elmenekülni
Pools uciekać, uciec, umknąć, umykać, opuszczać, zbiegać
Grieks φεύγω τρεχάτος, απομακρύνομαι, φεύγω, φεύγω γρήγορα
Nederlands hard weglopen, wegsnellen, vluchten, weglopen, wegrennen
Tsjechisch pádit, rychle odejít, rychle opustit místo, rychle zmizet
Zweeds skynda sig bort
Deens skynde sig derfra, forlade hurtigt, skynde sig væk
Japans 急いで出る, 急いで去る, 素早く離れる
Catalaans escapar-se, marxar ràpidament
Fins karkuun, paeta, poistua nopeasti
Noors forlate raskt, forsvinne, skynde seg bort
Baskisch ihes egin
Servisch bežati, napustiti, pobeći
Macedonisch брзо заминување
Sloveens hitro oditi, hitro zapustiti kraj
Slowaaks rýchlo odísť
Bosnisch brzo otići, napustiti mjesto, pobjeći
Kroatisch brzo otići, napustiti mjesto, pobjegnuti
Oekraïens швидко залишити місце, швидко покинути місце
Bulgaars бягам, изчезвам, напускам
Wit-Russisch забраць, знікнуць, пакінуць месца
Hebreeuwsלברוח، להיעלם
Arabischالابتعاد بسرعة، الرحيل بسرعة
Perzischدور شدن، فرار کردن
Urduجلدی نکلنا، جلدی چھوڑنا، فوری روانہ ہونا

davoneilen in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van davoneilen

  • einen Ort zügig verlassen, sich rasch von einem Ort entfernen, forthasten, davonhasten, forteilen, davonjagen

davoneilen in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord davoneilen vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord davoneilen


De vervoeging van het werkwoord davon·eilen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord davon·eilen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (eilt davon - eilte davon - ist davongeeilt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary davoneilen en op davoneilen in de Duden.

davoneilen vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich eil(e) davoneilte davoneile davoneilte davon-
du eilst davoneiltest davoneilest davoneiltest davoneil(e) davon
er eilt davoneilte davoneile davoneilte davon-
wir eilen davoneilten davoneilen davoneilten davoneilen davon
ihr eilt davoneiltet davoneilet davoneiltet davoneilt davon
sie eilen davoneilten davoneilen davoneilten davoneilen davon

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich eil(e) davon, du eilst davon, er eilt davon, wir eilen davon, ihr eilt davon, sie eilen davon
  • Onvoltooid verleden tijd: ich eilte davon, du eiltest davon, er eilte davon, wir eilten davon, ihr eiltet davon, sie eilten davon
  • Perfectum: ich bin davongeeilt, du bist davongeeilt, er ist davongeeilt, wir sind davongeeilt, ihr seid davongeeilt, sie sind davongeeilt
  • Voltooid verleden tijd: ich war davongeeilt, du warst davongeeilt, er war davongeeilt, wir waren davongeeilt, ihr wart davongeeilt, sie waren davongeeilt
  • Toekomende tijd I: ich werde davoneilen, du wirst davoneilen, er wird davoneilen, wir werden davoneilen, ihr werdet davoneilen, sie werden davoneilen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde davongeeilt sein, du wirst davongeeilt sein, er wird davongeeilt sein, wir werden davongeeilt sein, ihr werdet davongeeilt sein, sie werden davongeeilt sein

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich eile davon, du eilest davon, er eile davon, wir eilen davon, ihr eilet davon, sie eilen davon
  • Onvoltooid verleden tijd: ich eilte davon, du eiltest davon, er eilte davon, wir eilten davon, ihr eiltet davon, sie eilten davon
  • Perfectum: ich sei davongeeilt, du seiest davongeeilt, er sei davongeeilt, wir seien davongeeilt, ihr seiet davongeeilt, sie seien davongeeilt
  • Voltooid verleden tijd: ich wäre davongeeilt, du wärest davongeeilt, er wäre davongeeilt, wir wären davongeeilt, ihr wäret davongeeilt, sie wären davongeeilt
  • Toekomende tijd I: ich werde davoneilen, du werdest davoneilen, er werde davoneilen, wir werden davoneilen, ihr werdet davoneilen, sie werden davoneilen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde davongeeilt sein, du werdest davongeeilt sein, er werde davongeeilt sein, wir werden davongeeilt sein, ihr werdet davongeeilt sein, sie werden davongeeilt sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde davoneilen, du würdest davoneilen, er würde davoneilen, wir würden davoneilen, ihr würdet davoneilen, sie würden davoneilen
  • Voltooid verleden tijd: ich würde davongeeilt sein, du würdest davongeeilt sein, er würde davongeeilt sein, wir würden davongeeilt sein, ihr würdet davongeeilt sein, sie würden davongeeilt sein

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: eil(e) (du) davon, eilen wir davon, eilt (ihr) davon, eilen Sie davon

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: davoneilen, davonzueilen
  • Infinitief II: davongeeilt sein, davongeeilt zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: davoneilend
  • Participle II: davongeeilt

Opmerkingen



Inloggen

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 1194075

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: davoneilen