Vervoeging van het Duitse werkwoord bürden

De vervoeging van het werkwoord bürden (belasten, lasten) is regelmatig. De basisvormen zijn bürdet, bürdete en hat gebürdet. Het hulpwerkwoord van bürden is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord bürden beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor bürden. Je kunt niet alleen bürden vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben

bürden

bürdet · bürdete · hat gebürdet

 toevoeging van -e 

Engels impose, burden, load

eine Last aufladen

acc., auf+A

» Sie schwieg, um nicht noch mehr Kummer auf die Mutter zu bürden . Engels She was silent to not burden her mother with more sorrow.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van bürden

Tegenwoordige tijd

ich bürd(e)⁵
du bürdest
er bürdet
wir bürden
ihr bürdet
sie bürden

Onvoltooid verleden tijd

ich bürdete
du bürdetest
er bürdete
wir bürdeten
ihr bürdetet
sie bürdeten

Imperatief

-
bürd(e)⁵ (du)
-
bürden wir
bürdet (ihr)
bürden Sie

Konjunktief I

ich bürde
du bürdest
er bürde
wir bürden
ihr bürdet
sie bürden

Konjunktief II

ich bürdete
du bürdetest
er bürdete
wir bürdeten
ihr bürdetet
sie bürdeten

Infinitief

bürden
zu bürden

Deelwoord

bürdend
gebürdet

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord bürden vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich bürd(e)⁵
du bürdest
er bürdet
wir bürden
ihr bürdet
sie bürden

Onvoltooid verleden tijd

ich bürdete
du bürdetest
er bürdete
wir bürdeten
ihr bürdetet
sie bürdeten

Perfectum

ich habe gebürdet
du hast gebürdet
er hat gebürdet
wir haben gebürdet
ihr habt gebürdet
sie haben gebürdet

Volt. verl. tijd

ich hatte gebürdet
du hattest gebürdet
er hatte gebürdet
wir hatten gebürdet
ihr hattet gebürdet
sie hatten gebürdet

Toekomende tijd I

ich werde bürden
du wirst bürden
er wird bürden
wir werden bürden
ihr werdet bürden
sie werden bürden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde gebürdet haben
du wirst gebürdet haben
er wird gebürdet haben
wir werden gebürdet haben
ihr werdet gebürdet haben
sie werden gebürdet haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord bürden in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich bürde
du bürdest
er bürde
wir bürden
ihr bürdet
sie bürden

Konjunktief II

ich bürdete
du bürdetest
er bürdete
wir bürdeten
ihr bürdetet
sie bürdeten

Voltooid Konj.

ich habe gebürdet
du habest gebürdet
er habe gebürdet
wir haben gebürdet
ihr habet gebürdet
sie haben gebürdet

Konj. volt. verl. t.

ich hätte gebürdet
du hättest gebürdet
er hätte gebürdet
wir hätten gebürdet
ihr hättet gebürdet
sie hätten gebürdet

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde bürden
du werdest bürden
er werde bürden
wir werden bürden
ihr werdet bürden
sie werden bürden

Toek. volt. aanw.

ich werde gebürdet haben
du werdest gebürdet haben
er werde gebürdet haben
wir werden gebürdet haben
ihr werdet gebürdet haben
sie werden gebürdet haben

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde bürden
du würdest bürden
er würde bürden
wir würden bürden
ihr würdet bürden
sie würden bürden

Verleden cond.

ich würde gebürdet haben
du würdest gebürdet haben
er würde gebürdet haben
wir würden gebürdet haben
ihr würdet gebürdet haben
sie würden gebürdet haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord bürden


Tegenwoordige tijd

bürd(e)⁵ (du)
bürden wir
bürdet (ihr)
bürden Sie

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor bürden


Infinitief I


bürden
zu bürden

Infinitief II


gebürdet haben
gebürdet zu haben

Tegenwoordig deelwoord


bürdend

Participle II


gebürdet

  • Sie schwieg, um nicht noch mehr Kummer auf die Mutter zu bürden . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor bürden


  • Sie schwieg, um nicht noch mehr Kummer auf die Mutter zu bürden . 
    Engels She was silent to not burden her mother with more sorrow.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse bürden


Duits bürden
Engels impose, burden, load
Russisch нагружать, обременять
Spaans cargar, imponer
Frans charger, imposer
Turks yük bindirmek, yüklemek
Portugees imputar a, carregar, impor
Italiaans accollare, addossare, caricare, imporre
Roemeens povară, încărca
Hongaars megterhel
Pools obciążać, nakładać ciężar
Grieks βάρος, φορτίο
Nederlands belasten, lasten
Tsjechisch zatížit, naložit zátěž
Zweeds belasta, börda
Deens belaste, byrde
Japans 負担をかける, 重荷を負わせる
Catalaans càrrega, pes
Fins kuormittaa, taakka
Noors belaste, byrde
Baskisch karga
Servisch opterećenje, teret
Macedonisch оптоварување
Sloveens naložiti breme, obremeniti
Slowaaks naložiť bremeno
Bosnisch opterećenje, teret
Kroatisch opterećenje, teret
Oekraïens вантажити, накладати
Bulgaars товар
Wit-Russisch навантажваць
Hebreeuwsלָשֵׂאת، מַשָּׂא
Arabischحمل، عبء
Perzischبار
Urduبوجھ ڈالنا

bürden in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van bürden

Voorzetsels

Voorzetsels voor bürden


  • jemand/etwas bürdet etwas auf jemanden

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord bürden vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord bürden


De vervoeging van het werkwoord bürden wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord bürden is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (bürdet - bürdete - hat gebürdet) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary bürden en op bürden in de Duden.

bürden vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich bürd(e)bürdetebürdebürdete-
du bürdestbürdetestbürdestbürdetestbürd(e)
er bürdetbürdetebürdebürdete-
wir bürdenbürdetenbürdenbürdetenbürden
ihr bürdetbürdetetbürdetbürdetetbürdet
sie bürdenbürdetenbürdenbürdetenbürden

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich bürd(e), du bürdest, er bürdet, wir bürden, ihr bürdet, sie bürden
  • Onvoltooid verleden tijd: ich bürdete, du bürdetest, er bürdete, wir bürdeten, ihr bürdetet, sie bürdeten
  • Perfectum: ich habe gebürdet, du hast gebürdet, er hat gebürdet, wir haben gebürdet, ihr habt gebürdet, sie haben gebürdet
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte gebürdet, du hattest gebürdet, er hatte gebürdet, wir hatten gebürdet, ihr hattet gebürdet, sie hatten gebürdet
  • Toekomende tijd I: ich werde bürden, du wirst bürden, er wird bürden, wir werden bürden, ihr werdet bürden, sie werden bürden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gebürdet haben, du wirst gebürdet haben, er wird gebürdet haben, wir werden gebürdet haben, ihr werdet gebürdet haben, sie werden gebürdet haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich bürde, du bürdest, er bürde, wir bürden, ihr bürdet, sie bürden
  • Onvoltooid verleden tijd: ich bürdete, du bürdetest, er bürdete, wir bürdeten, ihr bürdetet, sie bürdeten
  • Perfectum: ich habe gebürdet, du habest gebürdet, er habe gebürdet, wir haben gebürdet, ihr habet gebürdet, sie haben gebürdet
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte gebürdet, du hättest gebürdet, er hätte gebürdet, wir hätten gebürdet, ihr hättet gebürdet, sie hätten gebürdet
  • Toekomende tijd I: ich werde bürden, du werdest bürden, er werde bürden, wir werden bürden, ihr werdet bürden, sie werden bürden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gebürdet haben, du werdest gebürdet haben, er werde gebürdet haben, wir werden gebürdet haben, ihr werdet gebürdet haben, sie werden gebürdet haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde bürden, du würdest bürden, er würde bürden, wir würden bürden, ihr würdet bürden, sie würden bürden
  • Voltooid verleden tijd: ich würde gebürdet haben, du würdest gebürdet haben, er würde gebürdet haben, wir würden gebürdet haben, ihr würdet gebürdet haben, sie würden gebürdet haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: bürd(e) (du), bürden wir, bürdet (ihr), bürden Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: bürden, zu bürden
  • Infinitief II: gebürdet haben, gebürdet zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: bürdend
  • Participle II: gebürdet

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen uit Wiktionary (de.wiktionary.org) zijn vrij beschikbaar onder de licentie CC BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.de). Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via de volgende links: 1142922

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 1142922