Vervoeging van het Duitse werkwoord bürden
De vervoeging van het werkwoord bürden (belasten, lasten) is regelmatig. De basisvormen zijn bürdet, bürdete en hat gebürdet. Het hulpwerkwoord van bürden is "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord bürden beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor bürden. Je kunt niet alleen bürden vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van bürden
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord bürden vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
ich | habe | gebürdet |
du | hast | gebürdet |
er | hat | gebürdet |
wir | haben | gebürdet |
ihr | habt | gebürdet |
sie | haben | gebürdet |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | gebürdet |
du | hattest | gebürdet |
er | hatte | gebürdet |
wir | hatten | gebürdet |
ihr | hattet | gebürdet |
sie | hatten | gebürdet |
Toekomende tijd I
ich | werde | bürden |
du | wirst | bürden |
er | wird | bürden |
wir | werden | bürden |
ihr | werdet | bürden |
sie | werden | bürden |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | gebürdet | haben |
du | wirst | gebürdet | haben |
er | wird | gebürdet | haben |
wir | werden | gebürdet | haben |
ihr | werdet | gebürdet | haben |
sie | werden | gebürdet | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord bürden in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | gebürdet |
du | habest | gebürdet |
er | habe | gebürdet |
wir | haben | gebürdet |
ihr | habet | gebürdet |
sie | haben | gebürdet |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | gebürdet |
du | hättest | gebürdet |
er | hätte | gebürdet |
wir | hätten | gebürdet |
ihr | hättet | gebürdet |
sie | hätten | gebürdet |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord bürden
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor bürden
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor bürden
-
Sie schwieg, um nicht noch mehr Kummer auf die Mutter
zu
bürden
.
She was silent to not burden her mother with more sorrow.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse bürden
-
bürden
impose, burden, load
нагружать, обременять
cargar, imponer
charger, imposer
yük bindirmek, yüklemek
imputar a, carregar, impor
accollare, addossare, caricare, imporre
povară, încărca
megterhel
obciążać, nakładać ciężar
βάρος, φορτίο
belasten, lasten
zatížit, naložit zátěž
belasta, börda
belaste, byrde
負担をかける, 重荷を負わせる
càrrega, pes
kuormittaa, taakka
belaste, byrde
karga
opterećenje, teret
оптоварување
naložiti breme, obremeniti
naložiť bremeno
opterećenje, teret
opterećenje, teret
вантажити, накладати
товар
навантажваць
לָשֵׂאת، מַשָּׂא
حمل، عبء
بار
بوجھ ڈالنا
bürden in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van bürdenVoorzetsels
Voorzetsels voor bürden
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van bürden
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van bürden
- Vorming van Imperatief van bürden
- Vorming van Konjunktiv I van bürden
- Vorming van Konjunktiv II van bürden
- Vorming van Infinitief van bürden
- Vorming van Deelwoord van bürden
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van bürden
≡ ackern
≡ adoptieren
≡ adeln
≡ addieren
≡ aalen
≡ adden
≡ abdizieren
≡ adaptieren
≡ überbürden
≡ adorieren
≡ aufbürden
≡ adhärieren
≡ achteln
≡ aasen
≡ addizieren
≡ abortieren
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord bürden vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord bürden
De vervoeging van het werkwoord bürden wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord bürden is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (bürdet - bürdete - hat gebürdet) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary bürden en op bürden in de Duden.
bürden vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | bürd(e) | bürdete | bürde | bürdete | - |
du | bürdest | bürdetest | bürdest | bürdetest | bürd(e) |
er | bürdet | bürdete | bürde | bürdete | - |
wir | bürden | bürdeten | bürden | bürdeten | bürden |
ihr | bürdet | bürdetet | bürdet | bürdetet | bürdet |
sie | bürden | bürdeten | bürden | bürdeten | bürden |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich bürd(e), du bürdest, er bürdet, wir bürden, ihr bürdet, sie bürden
- Onvoltooid verleden tijd: ich bürdete, du bürdetest, er bürdete, wir bürdeten, ihr bürdetet, sie bürdeten
- Perfectum: ich habe gebürdet, du hast gebürdet, er hat gebürdet, wir haben gebürdet, ihr habt gebürdet, sie haben gebürdet
- Voltooid verleden tijd: ich hatte gebürdet, du hattest gebürdet, er hatte gebürdet, wir hatten gebürdet, ihr hattet gebürdet, sie hatten gebürdet
- Toekomende tijd I: ich werde bürden, du wirst bürden, er wird bürden, wir werden bürden, ihr werdet bürden, sie werden bürden
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gebürdet haben, du wirst gebürdet haben, er wird gebürdet haben, wir werden gebürdet haben, ihr werdet gebürdet haben, sie werden gebürdet haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich bürde, du bürdest, er bürde, wir bürden, ihr bürdet, sie bürden
- Onvoltooid verleden tijd: ich bürdete, du bürdetest, er bürdete, wir bürdeten, ihr bürdetet, sie bürdeten
- Perfectum: ich habe gebürdet, du habest gebürdet, er habe gebürdet, wir haben gebürdet, ihr habet gebürdet, sie haben gebürdet
- Voltooid verleden tijd: ich hätte gebürdet, du hättest gebürdet, er hätte gebürdet, wir hätten gebürdet, ihr hättet gebürdet, sie hätten gebürdet
- Toekomende tijd I: ich werde bürden, du werdest bürden, er werde bürden, wir werden bürden, ihr werdet bürden, sie werden bürden
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde gebürdet haben, du werdest gebürdet haben, er werde gebürdet haben, wir werden gebürdet haben, ihr werdet gebürdet haben, sie werden gebürdet haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde bürden, du würdest bürden, er würde bürden, wir würden bürden, ihr würdet bürden, sie würden bürden
- Voltooid verleden tijd: ich würde gebürdet haben, du würdest gebürdet haben, er würde gebürdet haben, wir würden gebürdet haben, ihr würdet gebürdet haben, sie würden gebürdet haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: bürd(e) (du), bürden wir, bürdet (ihr), bürden Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: bürden, zu bürden
- Infinitief II: gebürdet haben, gebürdet zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: bürdend
- Participle II: gebürdet