Zelfstandige naamwoorden met "Prinzen"

C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -en, -en

Prinz, der

Prinzen · Prinzen⁰

принц, короле́вич, царе́вич

Der Sohn eines Königs; Königssohn

» Anwesend waren der französische Gesandte, der Prinz , der seit kurzer Zeit ein häufiger Gast im Hause der Gräfin war, und viele glänzende Damen und Herren. Присутствовали французский посланник, принц, который в последнее время часто бывал в доме графини, и многие блестящие дамы и господа.

⁰ hangt af van de betekenis

zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-

Prinzengarde, die

Prinzengarde · Prinzengarden

принцесская гвардия

[Tradition] Tanzgruppe im Karneval, die den Prinzen begleitet

C2 · zelfstandig naamwoord · neutraal · regelmatig · -s, -e

Prinzenpaar, das

Prinzenpaar(e)s · Prinzenpaare

принц и принцесса, принцесса и принц

Prinz oder Prinzessin als Nachfolger eines souveränen Fürstenhauses mit ihrem Ehepartner; Prinz und Prinzessin im Karneval

Alle Duitse zelfstandige naamwoorden