Vervoeging van het Duitse werkwoord forthaben ⟨statief passief⟩

De vervoeging van het werkwoord forthaben (kwijt zijn, verliezen) is onregelmatig. De basisvormen zijn ist fortgehabt, war fortgehabt en ist fortgehabt gewesen. Het hulpwerkwoord van forthaben is "haben". De eerste lettergreep fort- van forthaben is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het statief passief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord forthaben beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor forthaben. Je kunt niet alleen forthaben vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

onregelmatig · haben · scheidbaar

fort·gehabt sein

ist fortgehabt · war fortgehabt · ist fortgehabt gewesen

 toevoeging van -e   Verandering van de stamklinker  a - a - a   Medeklinkerverandering  b - t - b 

Engels no longer have, not possess

/ˈfɔʁtɡəˌhabt/ · /fɔʁt/ · /ˈhatə fɔʁt/ · /ˈhɛtə fɔʁt/ · /ˈfɔʁtɡəˌhabt/

etwas nicht mehr besitzen

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van forthaben

Tegenwoordige tijd

ich bin fortgehabt
du bist fortgehabt
er ist fortgehabt
wir sind fortgehabt
ihr seid fortgehabt
sie sind fortgehabt

Onvoltooid verleden tijd

ich war fortgehabt
du warst fortgehabt
er war fortgehabt
wir waren fortgehabt
ihr wart fortgehabt
sie waren fortgehabt

Imperatief

-
sei (du) fortgehabt
-
seien wir fortgehabt
seid (ihr) fortgehabt
seien Sie fortgehabt

Konjunktief I

ich sei fortgehabt
du seiest fortgehabt
er sei fortgehabt
wir seien fortgehabt
ihr seiet fortgehabt
sie seien fortgehabt

Konjunktief II

ich wäre fortgehabt
du wärest fortgehabt
er wäre fortgehabt
wir wären fortgehabt
ihr wäret fortgehabt
sie wären fortgehabt

Infinitief

fortgehabt sein
fortgehabt zu sein

Deelwoord

fortgehabt seiend
fortgehabt gewesen

indicatief

Het werkwoord forthaben vervoegd in de aantonende wijs statief passief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich bin fortgehabt
du bist fortgehabt
er ist fortgehabt
wir sind fortgehabt
ihr seid fortgehabt
sie sind fortgehabt

Onvoltooid verleden tijd

ich war fortgehabt
du warst fortgehabt
er war fortgehabt
wir waren fortgehabt
ihr wart fortgehabt
sie waren fortgehabt

Perfectum

ich bin fortgehabt gewesen
du bist fortgehabt gewesen
er ist fortgehabt gewesen
wir sind fortgehabt gewesen
ihr seid fortgehabt gewesen
sie sind fortgehabt gewesen

Volt. verl. tijd

ich war fortgehabt gewesen
du warst fortgehabt gewesen
er war fortgehabt gewesen
wir waren fortgehabt gewesen
ihr wart fortgehabt gewesen
sie waren fortgehabt gewesen

Toekomende tijd I

ich werde fortgehabt sein
du wirst fortgehabt sein
er wird fortgehabt sein
wir werden fortgehabt sein
ihr werdet fortgehabt sein
sie werden fortgehabt sein

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde fortgehabt gewesen sein
du wirst fortgehabt gewesen sein
er wird fortgehabt gewesen sein
wir werden fortgehabt gewesen sein
ihr werdet fortgehabt gewesen sein
sie werden fortgehabt gewesen sein

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord forthaben in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich sei fortgehabt
du seiest fortgehabt
er sei fortgehabt
wir seien fortgehabt
ihr seiet fortgehabt
sie seien fortgehabt

Konjunktief II

ich wäre fortgehabt
du wärest fortgehabt
er wäre fortgehabt
wir wären fortgehabt
ihr wäret fortgehabt
sie wären fortgehabt

Voltooid Konj.

ich sei fortgehabt gewesen
du seiest fortgehabt gewesen
er sei fortgehabt gewesen
wir seien fortgehabt gewesen
ihr seiet fortgehabt gewesen
sie seien fortgehabt gewesen

Konj. volt. verl. t.

ich wäre fortgehabt gewesen
du wärest fortgehabt gewesen
er wäre fortgehabt gewesen
wir wären fortgehabt gewesen
ihr wäret fortgehabt gewesen
sie wären fortgehabt gewesen

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde fortgehabt sein
du werdest fortgehabt sein
er werde fortgehabt sein
wir werden fortgehabt sein
ihr werdet fortgehabt sein
sie werden fortgehabt sein

Toek. volt. aanw.

ich werde fortgehabt gewesen sein
du werdest fortgehabt gewesen sein
er werde fortgehabt gewesen sein
wir werden fortgehabt gewesen sein
ihr werdet fortgehabt gewesen sein
sie werden fortgehabt gewesen sein

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde fortgehabt sein
du würdest fortgehabt sein
er würde fortgehabt sein
wir würden fortgehabt sein
ihr würdet fortgehabt sein
sie würden fortgehabt sein

Verleden cond.

ich würde fortgehabt gewesen sein
du würdest fortgehabt gewesen sein
er würde fortgehabt gewesen sein
wir würden fortgehabt gewesen sein
ihr würdet fortgehabt gewesen sein
sie würden fortgehabt gewesen sein

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs statief passief tegenwoordige tijd voor het werkwoord forthaben


Tegenwoordige tijd

sei (du) fortgehabt
seien wir fortgehabt
seid (ihr) fortgehabt
seien Sie fortgehabt

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in statief passief voor forthaben


Infinitief I


fortgehabt sein
fortgehabt zu sein

Infinitief II


fortgehabt gewesen sein
fortgehabt gewesen zu sein

Tegenwoordig deelwoord


fortgehabt seiend

Participle II


fortgehabt gewesen

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse forthaben


Duits forthaben
Engels no longer have, not possess
Russisch не иметь
Spaans deshacerse, no tener
Frans ne plus avoir, perdre
Turks sahip olmamak
Portugees não ter mais
Italiaans aver tolto, avere allontanato, eliminato, non avere più
Roemeens nu mai avea ceva
Hongaars elveszít
Pools nie posiadać
Grieks αποχτώ, χάνω
Nederlands kwijt zijn, verliezen
Tsjechisch nemít
Zweeds inte längre ha
Deens miste
Japans 持っていない
Catalaans no tenir
Fins menettää
Noors miste
Baskisch ez izatea
Servisch nemati više
Macedonisch нема
Sloveens izgubiti
Slowaaks nemá viac
Bosnisch nemati
Kroatisch nemati više
Oekraïens не мати
Bulgaars не притежавам, нямам
Wit-Russisch не мець
Indonesisch habis, kehabisan
Vietnamees cạn kiệt, hết
Oezbeeks tugab qolmoq, tugamoq
Hindi खत्म होना, चुक जाना
Chinees 没有了, 用完
Thais หมด
Koreaans 떨어지다, 없다
Azerbeidzjaans bitmək, tükənmək
Georgisch ამოწურვა, გათავება
Bengaals ফুরিয়ে যাওয়া, শেষ হয়ে যাওয়া
Albanees mbaroj, shteroj
Marathi आटणे, संपणे
Nepalees सक्नु, समाप्त हुनु
Telugu తీరిపోవడం, ముగియడం
Lets beigties, izbeigties
Tamil தீர்ந்து போதல், முடிந்து போதல்
Ests lõppema, otsa saama
Armeens սպառվել, վերջանալ
Koerdisch qedî bûn, qut bûn
Hebreeuwsלא להחזיק
Perzischنداشتن
Urduنہ ہونا، کھو دینا

forthaben in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van forthaben

  • etwas nicht mehr besitzen

forthaben in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord forthaben vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord forthaben


De vervoeging van het werkwoord fort·gehabt sein wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord fort·gehabt sein is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (ist fortgehabt - war fortgehabt - ist fortgehabt gewesen) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary forthaben en op forthaben in de Duden.

forthaben vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich bin fortgehabtwar fortgehabtsei fortgehabtwäre fortgehabt-
du bist fortgehabtwarst fortgehabtseiest fortgehabtwärest fortgehabtsei fortgehabt
er ist fortgehabtwar fortgehabtsei fortgehabtwäre fortgehabt-
wir sind fortgehabtwaren fortgehabtseien fortgehabtwären fortgehabtseien fortgehabt
ihr seid fortgehabtwart fortgehabtseiet fortgehabtwäret fortgehabtseid fortgehabt
sie sind fortgehabtwaren fortgehabtseien fortgehabtwären fortgehabtseien fortgehabt

indicatief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: ich bin fortgehabt, du bist fortgehabt, er ist fortgehabt, wir sind fortgehabt, ihr seid fortgehabt, sie sind fortgehabt
  • Onvoltooid verleden tijd: ich war fortgehabt, du warst fortgehabt, er war fortgehabt, wir waren fortgehabt, ihr wart fortgehabt, sie waren fortgehabt
  • Perfectum: ich bin fortgehabt gewesen, du bist fortgehabt gewesen, er ist fortgehabt gewesen, wir sind fortgehabt gewesen, ihr seid fortgehabt gewesen, sie sind fortgehabt gewesen
  • Voltooid verleden tijd: ich war fortgehabt gewesen, du warst fortgehabt gewesen, er war fortgehabt gewesen, wir waren fortgehabt gewesen, ihr wart fortgehabt gewesen, sie waren fortgehabt gewesen
  • Toekomende tijd I: ich werde fortgehabt sein, du wirst fortgehabt sein, er wird fortgehabt sein, wir werden fortgehabt sein, ihr werdet fortgehabt sein, sie werden fortgehabt sein
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde fortgehabt gewesen sein, du wirst fortgehabt gewesen sein, er wird fortgehabt gewesen sein, wir werden fortgehabt gewesen sein, ihr werdet fortgehabt gewesen sein, sie werden fortgehabt gewesen sein

Conjunctief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: ich sei fortgehabt, du seiest fortgehabt, er sei fortgehabt, wir seien fortgehabt, ihr seiet fortgehabt, sie seien fortgehabt
  • Onvoltooid verleden tijd: ich wäre fortgehabt, du wärest fortgehabt, er wäre fortgehabt, wir wären fortgehabt, ihr wäret fortgehabt, sie wären fortgehabt
  • Perfectum: ich sei fortgehabt gewesen, du seiest fortgehabt gewesen, er sei fortgehabt gewesen, wir seien fortgehabt gewesen, ihr seiet fortgehabt gewesen, sie seien fortgehabt gewesen
  • Voltooid verleden tijd: ich wäre fortgehabt gewesen, du wärest fortgehabt gewesen, er wäre fortgehabt gewesen, wir wären fortgehabt gewesen, ihr wäret fortgehabt gewesen, sie wären fortgehabt gewesen
  • Toekomende tijd I: ich werde fortgehabt sein, du werdest fortgehabt sein, er werde fortgehabt sein, wir werden fortgehabt sein, ihr werdet fortgehabt sein, sie werden fortgehabt sein
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde fortgehabt gewesen sein, du werdest fortgehabt gewesen sein, er werde fortgehabt gewesen sein, wir werden fortgehabt gewesen sein, ihr werdet fortgehabt gewesen sein, sie werden fortgehabt gewesen sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) statief passief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde fortgehabt sein, du würdest fortgehabt sein, er würde fortgehabt sein, wir würden fortgehabt sein, ihr würdet fortgehabt sein, sie würden fortgehabt sein
  • Voltooid verleden tijd: ich würde fortgehabt gewesen sein, du würdest fortgehabt gewesen sein, er würde fortgehabt gewesen sein, wir würden fortgehabt gewesen sein, ihr würdet fortgehabt gewesen sein, sie würden fortgehabt gewesen sein

Imperatief statief passief

  • Tegenwoordige tijd: sei (du) fortgehabt, seien wir fortgehabt, seid (ihr) fortgehabt, seien Sie fortgehabt

Infinitief/Deelwoord statief passief

  • Infinitief I: fortgehabt sein, fortgehabt zu sein
  • Infinitief II: fortgehabt gewesen sein, fortgehabt gewesen zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: fortgehabt seiend
  • Participle II: fortgehabt gewesen

Opmerkingen



Inloggen