Vervoeging van het Duitse werkwoord zerfressen
De vervoeging van het werkwoord zerfressen (verteren, aantasten) is onregelmatig. De basisvormen zijn zerfrisst, zerfraß en hat zerfressen. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers e - a - e. Het hulpwerkwoord van zerfressen is "haben". Het voorvoegsel zer- van zerfressen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord zerfressen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor zerfressen. Je kunt niet alleen zerfressen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen ☆
onregelmatig · haben · onlosmakelijk
zerfrisst · zerfraß · hat zerfressen
s-Samentrekking en e-Uitbreiding Verandering van de stamklinker e - a - e Verandering van e/i in de tegenwoordige tijd en de gebiedende wijs Weglaten van dubbele medeklinkers ss - ß - ss
corrode, erode, eat away at, consume, devour, gnaw
durch Beißen, Nagen beschädigen oder zerstören; durch einen aggressiven Stoff oder ein sehr starkes Gefühl beschädigen
(acc.)
» Tom war von Hass zerfressen
. Tom was consumed by hatred.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van zerfressen
Tegenwoordige tijd
ich | zerfress(e)⁵ |
du | zerfrisst |
er | zerfrisst |
wir | zerfressen |
ihr | zerfresst |
sie | zerfressen |
Onvoltooid verleden tijd
ich | zerfraß |
du | zerfraß(es)t |
er | zerfraß |
wir | zerfraßen |
ihr | zerfraß(e)t |
sie | zerfraßen |
Konjunktief I
ich | zerfresse |
du | zerfressest |
er | zerfresse |
wir | zerfressen |
ihr | zerfresset |
sie | zerfressen |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord zerfressen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Tegenwoordige tijd
ich | zerfress(e)⁵ |
du | zerfrisst |
er | zerfrisst |
wir | zerfressen |
ihr | zerfresst |
sie | zerfressen |
Onvoltooid verleden tijd
ich | zerfraß |
du | zerfraß(es)t |
er | zerfraß |
wir | zerfraßen |
ihr | zerfraß(e)t |
sie | zerfraßen |
Perfectum
ich | habe | zerfressen |
du | hast | zerfressen |
er | hat | zerfressen |
wir | haben | zerfressen |
ihr | habt | zerfressen |
sie | haben | zerfressen |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | zerfressen |
du | hattest | zerfressen |
er | hatte | zerfressen |
wir | hatten | zerfressen |
ihr | hattet | zerfressen |
sie | hatten | zerfressen |
Toekomende tijd I
ich | werde | zerfressen |
du | wirst | zerfressen |
er | wird | zerfressen |
wir | werden | zerfressen |
ihr | werdet | zerfressen |
sie | werden | zerfressen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | zerfressen | haben |
du | wirst | zerfressen | haben |
er | wird | zerfressen | haben |
wir | werden | zerfressen | haben |
ihr | werdet | zerfressen | haben |
sie | werden | zerfressen | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord zerfressen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Konjunktief I
ich | zerfresse |
du | zerfressest |
er | zerfresse |
wir | zerfressen |
ihr | zerfresset |
sie | zerfressen |
Voltooid Konj.
ich | habe | zerfressen |
du | habest | zerfressen |
er | habe | zerfressen |
wir | haben | zerfressen |
ihr | habet | zerfressen |
sie | haben | zerfressen |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | zerfressen |
du | hättest | zerfressen |
er | hätte | zerfressen |
wir | hätten | zerfressen |
ihr | hättet | zerfressen |
sie | hätten | zerfressen |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord zerfressen
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor zerfressen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor zerfressen
-
Tom war von Hass
zerfressen
.
Tom was consumed by hatred.
-
Europa wird innerlich von Würmern
zerfressen
.
Europe is being eaten from the inside by worms.
-
Das Kerngehäuse des Apfels war vom Wurm
zerfressen
.
The core of the apple had been eaten by the worm.
-
Zweifel
zerfrisst
wie ein Holzwurm auch den stärksten Balken.
Doubt eats away like a woodworm even the strongest beam.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse zerfressen
-
zerfressen
corrode, erode, eat away at, consume, devour, gnaw
разъедать, проедать, проесть, изъедать, изъесть, разъесть, точить, разрушать
consumir, corroer, apolillar, carcomer, comerse, devorar, deteriorar, roer
manger, corroder, entamer, ronger, dévorer
aşındırmak, yemek
carcomer, comer, morder, devorar, corrupção, deteriorar, roer
corrodere, rosicchiare, attaccare, rodere, consumare, distruggere, mangiare
roade, devora, mânca
tönkretesz, elpusztít, felfal, megrág
przegryzać, przegryźć, przeżerać, przeżreć, toczyć, wyniszczać, wyniszczyć, zżerać
καταστρέφω, διαβρώνω, φθείρω, κατατρώγω
verteren, aantasten, aanvreten, opvreten, wegvreten, afslijten, opeten, verknagen
rozežraný, rozhlodaný, rozžvýkat, roztrhat, rozžrat
förstöra, äta upp
fortære, gnave itu, gnave, æde, æde op
侵食する, 噛み砕く, 蝕む, 食い破る
corrompre, danyar, deteriorar, rossegar
syömä, syöpynyt, syövyttämä, syövyttää, syödä, kuluttaa, puremalla tuhoaminen
ete opp, tære, gnage, ødelegge
jan, janar, zaratatu
izgristi, nagristi, nagrizati, pojedati, proždirati
изгризано, изедени, изедени од, изедено
razjedati, požirati, požreti
rozžierať, rozpúšťať, znehodnocovať
nagristi, izgristi, pojedati, proždirati
izgristi, nagristi, nagrizati, proždirati
знищувати, пошкоджувати, поїдати
изяждам, разяждам
з'ядаць, знішчэнне, паражэнне, раз'ядаць
לְחַבֵּל، לכרסם، לנשוך
أكل، تآكل، تلف، يأكل، يخرب
نابود کردن، خوردن، از بین بردن
کھا جانا، نقصان پہنچانا، چبانا، کھانا
zerfressen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van zerfressen- durch Beißen, Nagen beschädigen oder zerstören, durch einen aggressiven Stoff oder ein sehr starkes Gefühl beschädigen
- durch Beißen, Nagen beschädigen oder zerstören, durch einen aggressiven Stoff oder ein sehr starkes Gefühl beschädigen
- durch Beißen, Nagen beschädigen oder zerstören, durch einen aggressiven Stoff oder ein sehr starkes Gefühl beschädigen
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van zerfressen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van zerfressen
- Vorming van Imperatief van zerfressen
- Vorming van Konjunktiv I van zerfressen
- Vorming van Konjunktiv II van zerfressen
- Vorming van Infinitief van zerfressen
- Vorming van Deelwoord van zerfressen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van zerfressen
≡ verfressen
≡ zerfetzen
≡ durchfressen
≡ zerdrücken
≡ zerfahren
≡ überfressen
≡ zerfleddern
≡ zerbomben
≡ zerdeppern
≡ zerdehnen
≡ festfressen
≡ zerbeulen
≡ zerbeißen
≡ zerfallen
≡ kahlfressen
≡ reinfressen
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord zerfressen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord zerfressen
De vervoeging van het werkwoord zerfressen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord zerfressen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (zerfrisst - zerfraß - hat zerfressen) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary zerfressen en op zerfressen in de Duden.
zerfressen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | zerfress(e) | zerfraß | zerfresse | zerfräße | - |
du | zerfrisst | zerfraß(es)t | zerfressest | zerfräßest | zerfriss |
er | zerfrisst | zerfraß | zerfresse | zerfräße | - |
wir | zerfressen | zerfraßen | zerfressen | zerfräßen | zerfressen |
ihr | zerfresst | zerfraß(e)t | zerfresset | zerfräßet | zerfresst |
sie | zerfressen | zerfraßen | zerfressen | zerfräßen | zerfressen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich zerfress(e), du zerfrisst, er zerfrisst, wir zerfressen, ihr zerfresst, sie zerfressen
- Onvoltooid verleden tijd: ich zerfraß, du zerfraß(es)t, er zerfraß, wir zerfraßen, ihr zerfraß(e)t, sie zerfraßen
- Perfectum: ich habe zerfressen, du hast zerfressen, er hat zerfressen, wir haben zerfressen, ihr habt zerfressen, sie haben zerfressen
- Voltooid verleden tijd: ich hatte zerfressen, du hattest zerfressen, er hatte zerfressen, wir hatten zerfressen, ihr hattet zerfressen, sie hatten zerfressen
- Toekomende tijd I: ich werde zerfressen, du wirst zerfressen, er wird zerfressen, wir werden zerfressen, ihr werdet zerfressen, sie werden zerfressen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde zerfressen haben, du wirst zerfressen haben, er wird zerfressen haben, wir werden zerfressen haben, ihr werdet zerfressen haben, sie werden zerfressen haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich zerfresse, du zerfressest, er zerfresse, wir zerfressen, ihr zerfresset, sie zerfressen
- Onvoltooid verleden tijd: ich zerfräße, du zerfräßest, er zerfräße, wir zerfräßen, ihr zerfräßet, sie zerfräßen
- Perfectum: ich habe zerfressen, du habest zerfressen, er habe zerfressen, wir haben zerfressen, ihr habet zerfressen, sie haben zerfressen
- Voltooid verleden tijd: ich hätte zerfressen, du hättest zerfressen, er hätte zerfressen, wir hätten zerfressen, ihr hättet zerfressen, sie hätten zerfressen
- Toekomende tijd I: ich werde zerfressen, du werdest zerfressen, er werde zerfressen, wir werden zerfressen, ihr werdet zerfressen, sie werden zerfressen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde zerfressen haben, du werdest zerfressen haben, er werde zerfressen haben, wir werden zerfressen haben, ihr werdet zerfressen haben, sie werden zerfressen haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde zerfressen, du würdest zerfressen, er würde zerfressen, wir würden zerfressen, ihr würdet zerfressen, sie würden zerfressen
- Voltooid verleden tijd: ich würde zerfressen haben, du würdest zerfressen haben, er würde zerfressen haben, wir würden zerfressen haben, ihr würdet zerfressen haben, sie würden zerfressen haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: zerfriss (du), zerfressen wir, zerfresst (ihr), zerfressen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: zerfressen, zu zerfressen
- Infinitief II: zerfressen haben, zerfressen zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: zerfressend
- Participle II: zerfressen