Vervoeging van het Duitse werkwoord ausdenken ⟨Bijzin⟩

De vervoeging van het werkwoord ausdenken (bedenken, ten einde denken) is onregelmatig. De basisvormen zijn ... ausdenkt, ... ausdachte en ... ausgedacht hat. Het hulpwerkwoord van ausdenken is "haben". De eerste lettergreep aus- van ausdenken is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Bijzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord ausdenken beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor ausdenken. Je kunt niet alleen ausdenken vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau A2. Opmerkingen

Video 

A2 · onregelmatig · haben · scheidbaar

aus·denken

... ausdenkt · ... ausdachte · ... ausgedacht hat

 Verandering van de stamklinker  e - a - a   Medeklinkerverandering  ch - ch - ch 

Engels come up with, devise, imagine, invent, think up, concoct, contrive, dream up, excogitate, make up, mastermind, strike out, think of, think out

/ˈaʊsˌdɛŋkən/ · /dɛŋkt ˈaʊs/ · /daxtə ˈaʊs/ · /dɛçtə ˈaʊs/ · /ˌaʊsɡəˈdaxt/

sich etwas Neues überlegen; ersinnen; erdenken, ausfeilen, ersinnen, erfinden

(sich+D, sich+A, acc.)

» Die Folgen sind nicht auszudenken . Engels The consequences are unimaginable.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van ausdenken

Tegenwoordige tijd

... ich ausdenk(e)⁵
... du ausdenkst
... er ausdenkt
... wir ausdenken
... ihr ausdenkt
... sie ausdenken

Onvoltooid verleden tijd

... ich ausdachte
... du ausdachtest
... er ausdachte
... wir ausdachten
... ihr ausdachtet
... sie ausdachten

Imperatief

-
denk(e)⁵ (du) aus
-
denken wir aus
denkt (ihr) aus
denken Sie aus

Konjunktief I

... ich ausdenke
... du ausdenkest
... er ausdenke
... wir ausdenken
... ihr ausdenket
... sie ausdenken

Konjunktief II

... ich ausdächte
... du ausdächtest
... er ausdächte
... wir ausdächten
... ihr ausdächtet
... sie ausdächten

Infinitief

ausdenken
auszudenken

Deelwoord

ausdenkend
ausgedacht

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord ausdenken vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

... ich ausdenk(e)⁵
... du ausdenkst
... er ausdenkt
... wir ausdenken
... ihr ausdenkt
... sie ausdenken

Onvoltooid verleden tijd

... ich ausdachte
... du ausdachtest
... er ausdachte
... wir ausdachten
... ihr ausdachtet
... sie ausdachten

Perfectum

... ich ausgedacht habe
... du ausgedacht hast
... er ausgedacht hat
... wir ausgedacht haben
... ihr ausgedacht habt
... sie ausgedacht haben

Volt. verl. tijd

... ich ausgedacht hatte
... du ausgedacht hattest
... er ausgedacht hatte
... wir ausgedacht hatten
... ihr ausgedacht hattet
... sie ausgedacht hatten

Toekomende tijd I

... ich ausdenken werde
... du ausdenken wirst
... er ausdenken wird
... wir ausdenken werden
... ihr ausdenken werdet
... sie ausdenken werden

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

... ich ausgedacht haben werde
... du ausgedacht haben wirst
... er ausgedacht haben wird
... wir ausgedacht haben werden
... ihr ausgedacht haben werdet
... sie ausgedacht haben werden

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


  • Du denkst dir das aus , oder? 
  • Niemand glaubte Kevin, weil er sich ständig Geschichten ausdenkt . 
  • Woher weiß ich, dass du dir das nicht einfach nur ausdenkst ? 

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord ausdenken in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

... ich ausdenke
... du ausdenkest
... er ausdenke
... wir ausdenken
... ihr ausdenket
... sie ausdenken

Konjunktief II

... ich ausdächte
... du ausdächtest
... er ausdächte
... wir ausdächten
... ihr ausdächtet
... sie ausdächten

Voltooid Konj.

... ich ausgedacht habe
... du ausgedacht habest
... er ausgedacht habe
... wir ausgedacht haben
... ihr ausgedacht habet
... sie ausgedacht haben

Konj. volt. verl. t.

... ich ausgedacht hätte
... du ausgedacht hättest
... er ausgedacht hätte
... wir ausgedacht hätten
... ihr ausgedacht hättet
... sie ausgedacht hätten

Toekomende aanvoegende wijs I

... ich ausdenken werde
... du ausdenken werdest
... er ausdenken werde
... wir ausdenken werden
... ihr ausdenken werdet
... sie ausdenken werden

Toek. volt. aanw.

... ich ausgedacht haben werde
... du ausgedacht haben werdest
... er ausgedacht haben werde
... wir ausgedacht haben werden
... ihr ausgedacht haben werdet
... sie ausgedacht haben werden

  • Wenn ich mir ein Beispiel ausdenke , korrigierst du es dann für mich? 

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

... ich ausdenken würde
... du ausdenken würdest
... er ausdenken würde
... wir ausdenken würden
... ihr ausdenken würdet
... sie ausdenken würden

Verleden cond.

... ich ausgedacht haben würde
... du ausgedacht haben würdest
... er ausgedacht haben würde
... wir ausgedacht haben würden
... ihr ausgedacht haben würdet
... sie ausgedacht haben würden

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord ausdenken


Tegenwoordige tijd

denk(e)⁵ (du) aus
denken wir aus
denkt (ihr) aus
denken Sie aus

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor ausdenken


Infinitief I


ausdenken
auszudenken

Infinitief II


ausgedacht haben
ausgedacht zu haben

Tegenwoordig deelwoord


ausdenkend

Participle II


ausgedacht

  • Die Folgen sind nicht auszudenken . 
  • Was hast du dir ausgedacht ? 
  • Das habe ich mir gerade ausgedacht . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor ausdenken


  • Die Folgen sind nicht auszudenken . 
    Engels The consequences are unimaginable.
  • Was hast du dir ausgedacht ? 
    Engels What have you come up with?
  • Das habe ich mir gerade ausgedacht . 
    Engels I just thought of that.
  • Du denkst dir das aus , oder? 
    Engels You're making that up, aren't you?
  • Das müssen Sie sich wohl gerade ausgedacht haben. 
    Engels You must have just thought of that.
  • Niemand glaubte Kevin, weil er sich ständig Geschichten ausdenkt . 
    Engels Nobody believed Kevin because he always makes up stories.
  • Wenn ich mir ein Beispiel ausdenke , korrigierst du es dann für mich? 
    Engels If I create an example, will you correct it for me?

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse ausdenken


Duits ausdenken
Engels come up with, devise, imagine, invent, think up, concoct, contrive, dream up
Russisch выдумывать, придумывать, выдумать, придумать, измыслить, измышлять, изобретать, надумать
Spaans idear, inventar, concebir, cranear, discurrir, forjarse, imaginar, imaginarse
Frans imaginer, inventer, concevoir, méditer
Turks hayal etmek, icat etmek, bulmak, tasarlamak
Portugees inventar, conceber, criar, excogitar, imaginar, pensar sobre
Italiaans ideare, concepire, escogitare, immaginare, immaginarsi, inventare, tirare fuori
Roemeens concepe, inventa
Hongaars kieszel, kigondol, kitalál
Pools wymyślić, obmyślić sobie, wymyślać, wymyślić sobie, zmyślać, zmyślić
Grieks επινοώ, σχεδιάζω, φαντάζομαι
Nederlands bedenken, ten einde denken, uitdenken, uitvinden, verzinnen
Tsjechisch vymyslet, přemýšlet, vymyslet si
Zweeds hitta på, påhitt, tänka ut
Deens forestille sig, opfinde, udspekulere, udtænke
Japans 思いつく, 案出する, 考える, 考案する
Catalaans imaginar, imaginar-se, inventar
Fins ajatella, keksiä
Noors finne på, finne på noe, tenke ut
Baskisch asmatu, bururatu
Servisch izmisliti, smisliti, измислити
Macedonisch измислити, измислувам, смишлувам
Sloveens izmisliti, izumiti, priti na misel
Slowaaks vymyslieť
Bosnisch izmisliti, smisliti
Kroatisch izmisliti, smisliti
Oekraïens вигадувати, видумувати, винаходити, обдумати, придумувати
Bulgaars измислям
Wit-Russisch выдумаць, выдумваць, прыдумаць
Indonesisch merancang
Vietnamees nghĩ ra
Oezbeeks g'oya topmoq
Hindi इजाद करना
Chinees 想出
Thais คิดขึ้นมา, คิดค้น
Koreaans 고안하다
Azerbeidzjaans icad etmək
Georgisch გამოგონება, გამოიგონე
Bengaals আবিষ্কার করা
Albanees shpik
Marathi आविष्कार करणे
Nepalees आविष्कार गर्नु
Telugu కల్పించు
Lets izdomāt
Tamil உருவாக்கு
Ests mõelda välja
Armeens հորինել
Koerdisch pêşniyar kirin, çêkirin
Hebreeuwsלהמציא
Arabischابتكار، اختراع، يبتكر
Perzischاختراع کردن، ایده پردازی
Urduنیا خیال کرنا

ausdenken in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van ausdenken

  • sich etwas Neues überlegen, erdenken, ersinnen
  • ersinnen, durchdenken, ausfeilen, ersinnen, erfinden, in Umlauf bringen

ausdenken in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord ausdenken vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord ausdenken


De vervoeging van het werkwoord aus·denken wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord aus·denken is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (... ausdenkt - ... ausdachte - ... ausgedacht hat) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary ausdenken en op ausdenken in de Duden.

ausdenken vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich ... ausdenk(e)... ausdachte... ausdenke... ausdächte-
du ... ausdenkst... ausdachtest... ausdenkest... ausdächtestdenk(e) aus
er ... ausdenkt... ausdachte... ausdenke... ausdächte-
wir ... ausdenken... ausdachten... ausdenken... ausdächtendenken aus
ihr ... ausdenkt... ausdachtet... ausdenket... ausdächtetdenkt aus
sie ... ausdenken... ausdachten... ausdenken... ausdächtendenken aus

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich ausdenk(e), ... du ausdenkst, ... er ausdenkt, ... wir ausdenken, ... ihr ausdenkt, ... sie ausdenken
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich ausdachte, ... du ausdachtest, ... er ausdachte, ... wir ausdachten, ... ihr ausdachtet, ... sie ausdachten
  • Perfectum: ... ich ausgedacht habe, ... du ausgedacht hast, ... er ausgedacht hat, ... wir ausgedacht haben, ... ihr ausgedacht habt, ... sie ausgedacht haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich ausgedacht hatte, ... du ausgedacht hattest, ... er ausgedacht hatte, ... wir ausgedacht hatten, ... ihr ausgedacht hattet, ... sie ausgedacht hatten
  • Toekomende tijd I: ... ich ausdenken werde, ... du ausdenken wirst, ... er ausdenken wird, ... wir ausdenken werden, ... ihr ausdenken werdet, ... sie ausdenken werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich ausgedacht haben werde, ... du ausgedacht haben wirst, ... er ausgedacht haben wird, ... wir ausgedacht haben werden, ... ihr ausgedacht haben werdet, ... sie ausgedacht haben werden

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ... ich ausdenke, ... du ausdenkest, ... er ausdenke, ... wir ausdenken, ... ihr ausdenket, ... sie ausdenken
  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich ausdächte, ... du ausdächtest, ... er ausdächte, ... wir ausdächten, ... ihr ausdächtet, ... sie ausdächten
  • Perfectum: ... ich ausgedacht habe, ... du ausgedacht habest, ... er ausgedacht habe, ... wir ausgedacht haben, ... ihr ausgedacht habet, ... sie ausgedacht haben
  • Voltooid verleden tijd: ... ich ausgedacht hätte, ... du ausgedacht hättest, ... er ausgedacht hätte, ... wir ausgedacht hätten, ... ihr ausgedacht hättet, ... sie ausgedacht hätten
  • Toekomende tijd I: ... ich ausdenken werde, ... du ausdenken werdest, ... er ausdenken werde, ... wir ausdenken werden, ... ihr ausdenken werdet, ... sie ausdenken werden
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ... ich ausgedacht haben werde, ... du ausgedacht haben werdest, ... er ausgedacht haben werde, ... wir ausgedacht haben werden, ... ihr ausgedacht haben werdet, ... sie ausgedacht haben werden

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ... ich ausdenken würde, ... du ausdenken würdest, ... er ausdenken würde, ... wir ausdenken würden, ... ihr ausdenken würdet, ... sie ausdenken würden
  • Voltooid verleden tijd: ... ich ausgedacht haben würde, ... du ausgedacht haben würdest, ... er ausgedacht haben würde, ... wir ausgedacht haben würden, ... ihr ausgedacht haben würdet, ... sie ausgedacht haben würden

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: denk(e) (du) aus, denken wir aus, denkt (ihr) aus, denken Sie aus

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: ausdenken, auszudenken
  • Infinitief II: ausgedacht haben, ausgedacht zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: ausdenkend
  • Participle II: ausgedacht

Opmerkingen



Inloggen

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 2650655, 3341865, 2383886, 4258779, 945096, 6641667, 8204703, 7831704

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 124954

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: ausdenken