Infinitief van het Duitse werkwoord überkochen
De infinitiefvormen van überkochen zijn: überkochen, überzukochen
.
De uitgang -en
wordt toegevoegd aan de stam van het werkwoord koch
.
Bij het vormen van het infinitief met zu wordt zu
na het scheidbare eerste deel über-
(voorvoegsel) ingevoegd.
De vorming van de vormen komt overeen met de grammaticaregels voor de vervoeging van werkwoorden in de infinitief.
Opmerkingen
☆
regelmatig · sein · scheidbaar
Werkwoordschema Verbuigingsregels
- Vorming van Tegenwoordige tijd van überkochen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van überkochen
- Vorming van Imperatief van überkochen
- Vorming van Konjunktiv I van überkochen
- Vorming van Konjunktiv II van überkochen
- Vorming van Infinitief van überkochen
- Vorming van Deelwoord van überkochen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
Verdere regels voor de vervoeging van überkochen
- Hoe vervoeg je überkochen in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je überkochen in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je überkochen in Imperatief?
- Hoe vervoeg je überkochen in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je überkochen in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je überkochen in Infinitief?
- Hoe vervoeg je überkochen in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse überkochen
-
überkochen
boil over
déborder
transbordar
traboccare bollendo
kipieć, wykipieć
überkochen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Werkwoordsvormen in Infinitief van überkochen
Het werkwoord überkochen is volledig vervoegd in alle personen en getallen in de Infinitief Tegenwoordige tijd Perfectum
Infinitief Tegenwoordige tijd Perfectumbasisvorm
- ich koche über (1e persoonEnkelvoud)
- du kochest über (2e persoonEnkelvoud)
- er kocht über (3e persoonEnkelvoud)
- wir kochen über (1e persoonMeervoud)
- ihr kocht über (2e persoonMeervoud)
- sie kochen über (3e persoonMeervoud)