Vervoeging van het Duitse werkwoord tollen (ist) 〈Vragende zin〉
De vervoeging van het werkwoord tollen (ravotten, stoeien) is regelmatig. De basisvormen zijn tollt?, tollte? en ist getollt?. Het hulpwerkwoord van tollen is "sein". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "haben". De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Vragende zin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord tollen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor tollen. Je kunt niet alleen tollen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau C2. Opmerkingen ☆
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van tollen (ist)
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord tollen (ist) vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Perfectum
| bin | ich | getollt? |
| bist | du | getollt? |
| ist | er | getollt? |
| sind | wir | getollt? |
| seid | ihr | getollt? |
| sind | sie | getollt? |
Volt. verl. tijd
| war | ich | getollt? |
| warst | du | getollt? |
| war | er | getollt? |
| waren | wir | getollt? |
| wart | ihr | getollt? |
| waren | sie | getollt? |
Toekomende tijd I
| werde | ich | tollen? |
| wirst | du | tollen? |
| wird | er | tollen? |
| werden | wir | tollen? |
| werdet | ihr | tollen? |
| werden | sie | tollen? |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
| werde | ich | getollt | sein? |
| wirst | du | getollt | sein? |
| wird | er | getollt | sein? |
| werden | wir | getollt | sein? |
| werdet | ihr | getollt | sein? |
| werden | sie | getollt | sein? |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord tollen (ist) in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
| sei | ich | getollt? |
| seiest | du | getollt? |
| sei | er | getollt? |
| seien | wir | getollt? |
| seiet | ihr | getollt? |
| seien | sie | getollt? |
Konj. volt. verl. t.
| wäre | ich | getollt? |
| wärest | du | getollt? |
| wäre | er | getollt? |
| wären | wir | getollt? |
| wäret | ihr | getollt? |
| wären | sie | getollt? |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord tollen (ist)
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor tollen (ist)
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse tollen (ist)
-
tollen (ist)
romp, frolic, charge about, play
резвиться, бегать, бесить, гофрировать, играть, порезвиться, скакать
gambetear, jugar, saltos, correr
gambader, courir, sauter
koşmak, oyun oynamak, şenlenmek
brincar, correr, pular
scorrazzare, saltare
se juca, se zbengui
futkároz, ugrál
szaleć, bawić się, ganiać
παίζω, χοροπηδώ
ravotten, stoeien
bláznit, řádit
hoppa, leka, skutta
lege, løbe rundt
戯れる, 遊ぶ
córrer, jugar
juosta, leikkiä
herje, leke
dantza, jolastu
divljati, igrati se
игра
divjati, norčevati
blázniť sa, hrať sa
divljati, igrati se
divljati, skakati, trčati
бігати, гратися, скакати
играя, скача
гульнявыя рухі, скакаць
berjingkrak, melompat-lompat
nô nghịch, nô đùa
o‘ynab yugurmoq, sho‘xlik qilmoq
अठखेलियाँ करना, उछलकूद करना
嬉闹, 撒欢
วิ่งเล่น, เล่นซน
뛰놀다, 뛰어놀다
dəcəllik etmək, oynayıb qaçmaq
კოტრიალობს, ხტუნაობს
দৌড়ঝাঁপ করা, লম্ফঝম্প করা
lodrohem, loz
उड्या मारत खेळणे, धम्माल करणे
कुदफाँद गर्नु, दौडधुप गर्नु
అల్లరి చేయడం, దూకుతూ ఆడడం
dauzīties, skraidīt
துள்ளி விளையாடு
karglema, mürada
թռվռալ, վազվզել
lîstin, şên bûn
לרוץ، לשחק
يتجول، يعبث، مرِحَ
سرگرم شدن، شادی کردن، پریدن، باشلوغی وسروصدابازی کردن
بے خودی میں کھیلنا، بے قابو دوڑنا
tollen (ist) in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van tollen (ist)- sich beim Spiel in ausgelassener Weise oder wild bewegen, umherlaufen (bei Kindern, jungen Tieren), toben
- toben, herumtollen, herumtoben, rumbandusen, ausgelassen (sein), aufgedreht (sein)
Betekenissen Synoniemen
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van tollen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van tollen
- Vorming van Imperatief van tollen
- Vorming van Konjunktiv I van tollen
- Vorming van Konjunktiv II van tollen
- Vorming van Infinitief van tollen
- Vorming van Deelwoord van tollen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van tollen (ist)
≡ achteln
≡ adeln
≡ abonnieren
≡ austollen
≡ aasen
≡ aalen
≡ addieren
≡ achten
≡ umhertollen
≡ adorieren
≡ adoptieren
≡ adden
≡ adhärieren
≡ abortieren
≡ adaptieren
≡ abdizieren
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord tollen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord tollen (ist)
De vervoeging van het werkwoord tollen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord tollen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (tollt? - tollte? - ist getollt?) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary tollen en op tollen in de Duden.
tollen vervoeging
| Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
|---|---|---|---|---|---|
| ich | toll(e)? | tollte? | tolle? | tollte? | - |
| du | tollst? | tolltest? | tollest? | tolltest? | toll(e) |
| er | tollt? | tollte? | tolle? | tollte? | - |
| wir | tollen? | tollten? | tollen? | tollten? | tollen |
| ihr | tollt? | tolltet? | tollet? | tolltet? | tollt |
| sie | tollen? | tollten? | tollen? | tollten? | tollen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: toll(e) ich?, tollst du?, tollt er?, tollen wir?, tollt ihr?, tollen sie?
- Onvoltooid verleden tijd: tollte ich?, tolltest du?, tollte er?, tollten wir?, tolltet ihr?, tollten sie?
- Perfectum: bin ich getollt?, bist du getollt?, ist er getollt?, sind wir getollt?, seid ihr getollt?, sind sie getollt?
- Voltooid verleden tijd: war ich getollt?, warst du getollt?, war er getollt?, waren wir getollt?, wart ihr getollt?, waren sie getollt?
- Toekomende tijd I: werde ich tollen?, wirst du tollen?, wird er tollen?, werden wir tollen?, werdet ihr tollen?, werden sie tollen?
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich getollt sein?, wirst du getollt sein?, wird er getollt sein?, werden wir getollt sein?, werdet ihr getollt sein?, werden sie getollt sein?
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: tolle ich?, tollest du?, tolle er?, tollen wir?, tollet ihr?, tollen sie?
- Onvoltooid verleden tijd: tollte ich?, tolltest du?, tollte er?, tollten wir?, tolltet ihr?, tollten sie?
- Perfectum: sei ich getollt?, seiest du getollt?, sei er getollt?, seien wir getollt?, seiet ihr getollt?, seien sie getollt?
- Voltooid verleden tijd: wäre ich getollt?, wärest du getollt?, wäre er getollt?, wären wir getollt?, wäret ihr getollt?, wären sie getollt?
- Toekomende tijd I: werde ich tollen?, werdest du tollen?, werde er tollen?, werden wir tollen?, werdet ihr tollen?, werden sie tollen?
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: werde ich getollt sein?, werdest du getollt sein?, werde er getollt sein?, werden wir getollt sein?, werdet ihr getollt sein?, werden sie getollt sein?
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: würde ich tollen?, würdest du tollen?, würde er tollen?, würden wir tollen?, würdet ihr tollen?, würden sie tollen?
- Voltooid verleden tijd: würde ich getollt sein?, würdest du getollt sein?, würde er getollt sein?, würden wir getollt sein?, würdet ihr getollt sein?, würden sie getollt sein?
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: toll(e) (du), tollen wir, tollt (ihr), tollen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: tollen, zu tollen
- Infinitief II: getollt sein, getollt zu sein
- Tegenwoordig deelwoord: tollend
- Participle II: getollt