Vervoeging van het Duitse werkwoord fernlenken

De vervoeging van het werkwoord fernlenken (op afstand besturen, draadloos besturen) is regelmatig. De basisvormen zijn lenkt fern, lenkte fern en hat ferngelenkt. Het hulpwerkwoord van fernlenken is "haben". De eerste lettergreep fern- van fernlenken is scheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord fernlenken beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor fernlenken. Je kunt niet alleen fernlenken vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Opmerkingen

regelmatig · haben · scheidbaar

fern·lenken

lenkt fern · lenkte fern · hat ferngelenkt

 Werkwoord wordt meestal alleen in de infinitief gebruikt   Werkwoord wordt meestal alleen in het voltooid deelwoord (Partizip II) gebruikt 

Engels remote-control, remote control, steer remotely, steering from afar

fernsteuern; steuernd aus der Ferne

(acc.)

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van fernlenken

Tegenwoordige tijd

ich lenk(e)⁵ fern
du lenkst fern
er lenkt fern
wir lenken fern
ihr lenkt fern
sie lenken fern

Onvoltooid verleden tijd

ich lenkte fern
du lenktest fern
er lenkte fern
wir lenkten fern
ihr lenktet fern
sie lenkten fern

Imperatief

-
lenk(e)⁵ (du) fern
-
lenken wir fern
lenkt (ihr) fern
lenken Sie fern

Konjunktief I

ich lenke fern
du lenkest fern
er lenke fern
wir lenken fern
ihr lenket fern
sie lenken fern

Konjunktief II

ich lenkte fern
du lenktest fern
er lenkte fern
wir lenkten fern
ihr lenktet fern
sie lenkten fern

Infinitief

fernlenken
fernzulenken

Deelwoord

fernlenkend
ferngelenkt

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord fernlenken vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich lenk(e)⁵ fern
du lenkst fern
er lenkt fern
wir lenken fern
ihr lenkt fern
sie lenken fern

Onvoltooid verleden tijd

ich lenkte fern
du lenktest fern
er lenkte fern
wir lenkten fern
ihr lenktet fern
sie lenkten fern

Perfectum

ich habe ferngelenkt
du hast ferngelenkt
er hat ferngelenkt
wir haben ferngelenkt
ihr habt ferngelenkt
sie haben ferngelenkt

Volt. verl. tijd

ich hatte ferngelenkt
du hattest ferngelenkt
er hatte ferngelenkt
wir hatten ferngelenkt
ihr hattet ferngelenkt
sie hatten ferngelenkt

Toekomende tijd I

ich werde fernlenken
du wirst fernlenken
er wird fernlenken
wir werden fernlenken
ihr werdet fernlenken
sie werden fernlenken

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde ferngelenkt haben
du wirst ferngelenkt haben
er wird ferngelenkt haben
wir werden ferngelenkt haben
ihr werdet ferngelenkt haben
sie werden ferngelenkt haben

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord fernlenken in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich lenke fern
du lenkest fern
er lenke fern
wir lenken fern
ihr lenket fern
sie lenken fern

Konjunktief II

ich lenkte fern
du lenktest fern
er lenkte fern
wir lenkten fern
ihr lenktet fern
sie lenkten fern

Voltooid Konj.

ich habe ferngelenkt
du habest ferngelenkt
er habe ferngelenkt
wir haben ferngelenkt
ihr habet ferngelenkt
sie haben ferngelenkt

Konj. volt. verl. t.

ich hätte ferngelenkt
du hättest ferngelenkt
er hätte ferngelenkt
wir hätten ferngelenkt
ihr hättet ferngelenkt
sie hätten ferngelenkt

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde fernlenken
du werdest fernlenken
er werde fernlenken
wir werden fernlenken
ihr werdet fernlenken
sie werden fernlenken

Toek. volt. aanw.

ich werde ferngelenkt haben
du werdest ferngelenkt haben
er werde ferngelenkt haben
wir werden ferngelenkt haben
ihr werdet ferngelenkt haben
sie werden ferngelenkt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde fernlenken
du würdest fernlenken
er würde fernlenken
wir würden fernlenken
ihr würdet fernlenken
sie würden fernlenken

Verleden cond.

ich würde ferngelenkt haben
du würdest ferngelenkt haben
er würde ferngelenkt haben
wir würden ferngelenkt haben
ihr würdet ferngelenkt haben
sie würden ferngelenkt haben

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord fernlenken


Tegenwoordige tijd

lenk(e)⁵ (du) fern
lenken wir fern
lenkt (ihr) fern
lenken Sie fern

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor fernlenken


Infinitief I


fernlenken
fernzulenken

Infinitief II


ferngelenkt haben
ferngelenkt zu haben

Tegenwoordig deelwoord


fernlenkend

Participle II


ferngelenkt

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse fernlenken


Duits fernlenken
Engels remote-control, remote control, steer remotely, steering from afar
Russisch управлять на расстоянии, удалённое управление
Spaans telecontrolar, teledirigir, control remoto, controlar a distancia
Frans radioguider, téléguider, télécommander
Turks uzaktan kontrol etmek, uzaktan yönlendirme
Portugees controlar à distância
Italiaans telecomandare, teleguidare, controllare a distanza, controllare da lontano
Roemeens control de la distanță
Hongaars távirányítani, távolról irányítani
Pools zdalnie sterować, zdalne sterowanie
Grieks τηλεκατεύθυνση
Nederlands op afstand besturen, draadloos besturen
Tsjechisch ovládat na dálku, dálkové ovládání
Zweeds fjärrstyra, fjärrstyrning
Deens fjernstyre
Japans 遠隔操作
Catalaans control remot, controlar a distància
Fins etäohjata, etäohjaus
Noors fjernstyre, fjernstyring
Baskisch urrunetik gidatu, urrunetik gidatzea
Servisch daljinski upravljati, daljinsko upravljanje
Macedonisch управување на далечина, управување од далечина
Sloveens daljinsko upravljanje
Slowaaks diaľkovo ovládať, diaľkové ovládanie
Bosnisch daljinski upravljati, daljinsko upravljanje
Kroatisch daljinski upravljati, daljinsko upravljanje
Oekraïens дистанційно керувати, віддалене керування
Bulgaars управление от разстояние
Wit-Russisch аддалена кіраваць, дистанцыйна кіраваць
Hebreeuwsלשלוט מרחוק، שליטה מרחוק
Arabischالتحكم عن بُعد، التحكم عن بعد
Perzischکنترل از راه دور
Urduدور سے کنٹرول کرنا

fernlenken in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van fernlenken

  • fernsteuern, steuernd aus der Ferne

fernlenken in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord fernlenken vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord fernlenken


De vervoeging van het werkwoord fern·lenken wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord fern·lenken is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (lenkt fern - lenkte fern - hat ferngelenkt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary fernlenken en op fernlenken in de Duden.

fernlenken vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich lenk(e) fernlenkte fernlenke fernlenkte fern-
du lenkst fernlenktest fernlenkest fernlenktest fernlenk(e) fern
er lenkt fernlenkte fernlenke fernlenkte fern-
wir lenken fernlenkten fernlenken fernlenkten fernlenken fern
ihr lenkt fernlenktet fernlenket fernlenktet fernlenkt fern
sie lenken fernlenkten fernlenken fernlenkten fernlenken fern

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich lenk(e) fern, du lenkst fern, er lenkt fern, wir lenken fern, ihr lenkt fern, sie lenken fern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich lenkte fern, du lenktest fern, er lenkte fern, wir lenkten fern, ihr lenktet fern, sie lenkten fern
  • Perfectum: ich habe ferngelenkt, du hast ferngelenkt, er hat ferngelenkt, wir haben ferngelenkt, ihr habt ferngelenkt, sie haben ferngelenkt
  • Voltooid verleden tijd: ich hatte ferngelenkt, du hattest ferngelenkt, er hatte ferngelenkt, wir hatten ferngelenkt, ihr hattet ferngelenkt, sie hatten ferngelenkt
  • Toekomende tijd I: ich werde fernlenken, du wirst fernlenken, er wird fernlenken, wir werden fernlenken, ihr werdet fernlenken, sie werden fernlenken
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde ferngelenkt haben, du wirst ferngelenkt haben, er wird ferngelenkt haben, wir werden ferngelenkt haben, ihr werdet ferngelenkt haben, sie werden ferngelenkt haben

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich lenke fern, du lenkest fern, er lenke fern, wir lenken fern, ihr lenket fern, sie lenken fern
  • Onvoltooid verleden tijd: ich lenkte fern, du lenktest fern, er lenkte fern, wir lenkten fern, ihr lenktet fern, sie lenkten fern
  • Perfectum: ich habe ferngelenkt, du habest ferngelenkt, er habe ferngelenkt, wir haben ferngelenkt, ihr habet ferngelenkt, sie haben ferngelenkt
  • Voltooid verleden tijd: ich hätte ferngelenkt, du hättest ferngelenkt, er hätte ferngelenkt, wir hätten ferngelenkt, ihr hättet ferngelenkt, sie hätten ferngelenkt
  • Toekomende tijd I: ich werde fernlenken, du werdest fernlenken, er werde fernlenken, wir werden fernlenken, ihr werdet fernlenken, sie werden fernlenken
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde ferngelenkt haben, du werdest ferngelenkt haben, er werde ferngelenkt haben, wir werden ferngelenkt haben, ihr werdet ferngelenkt haben, sie werden ferngelenkt haben

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde fernlenken, du würdest fernlenken, er würde fernlenken, wir würden fernlenken, ihr würdet fernlenken, sie würden fernlenken
  • Voltooid verleden tijd: ich würde ferngelenkt haben, du würdest ferngelenkt haben, er würde ferngelenkt haben, wir würden ferngelenkt haben, ihr würdet ferngelenkt haben, sie würden ferngelenkt haben

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: lenk(e) (du) fern, lenken wir fern, lenkt (ihr) fern, lenken Sie fern

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: fernlenken, fernzulenken
  • Infinitief II: ferngelenkt haben, ferngelenkt zu haben
  • Tegenwoordig deelwoord: fernlenkend
  • Participle II: ferngelenkt

Opmerkingen



Inloggen