Voorbeeldzinnen met het werkwoord aushändigen 〈statief passief〉 〈Bijzin〉
Voorbeelden van het gebruik van de vervoeging van het werkwoord aushändigen. Dit zijn echte zinnen en zinnen uit het project Tatoeba. Voor elke vervoegde vorm wordt zo'n voorbeeldzin getoond. De werkwoordsvorm wordt gemarkeerd. Als er meer dan één zin is, wordt er willekeurig een voorbeeld met het Duitse werkwoord aushändigen gekozen. Om de vervoeging niet alleen aan de hand van voorbeelden te begrijpen, maar ook te oefenen, zijn er werkbladen voor het werkwoord aushändigen beschikbaar.
Tegenwoordige tijd
Onvoltooid verleden tijd
-
Konjunktief I
-
Konjunktief II
-
Imperatief
-
Infinitief
-
Meine heutige gute Tat war es, den von Baby Tom achtlos weggeworfenen Schnuller vom Boden aufzuheben und ihn seiner Mutter Maria wieder
auszuhändigen
.
My good deed today was to pick up the pacifier that baby Tom had carelessly thrown on the floor and hand it back to his mother Maria.
Deelwoord
-
Ich habe ihm das Geld nicht
ausgehändigt
.
I did not hand him the money.
-
Auf der Arbeit wird jedem jetzt eine Maske
ausgehändigt
.
Everyone at work is now being issued with a mask.
-
Er hat mir einen Einschreibebrief
ausgehändigt
.
He handed me a registered letter.
-
Den besten zehn Teilnehmern wurden heute Ehrenurkunden
ausgehändigt
.
The ten best participants were awarded honorary certificates today.
-
Zum Schuljahresende bekommen die Schüler ihre Zeugnisse
ausgehändigt
.
At the end of the school year, students receive their certificates.
Werkwoordschema Regels
- Hoe vervoeg je aushändigen in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Imperatief?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Infinitief?
- Hoe vervoeg je aushändigen in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
indicatief
Voorbeeldzinnen in de aantonende wijs statief passief voor het werkwoord aushändigen
Conjunctief
Gebruik van de conjunctief statief passief voor het werkwoord aushändigen
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen met "würde"
Imperatief
Zinnen in de gebiedende wijs statief passief voor het werkwoord aushändigen
Werkbladen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse aushändigen
-
aushändigen
deliver, hand over, hand out, surrender, give in, hand in, pay over, turn over
вручать, вручить, выдавать, выдать, передать, передавать
entregar, dar, hacer entrega
remettre, remettre en main, délivrer à, remettre à
teslim etmek, eline vermek, vermek
entregar, entregar a ), passar
consegnare, consegnare a mano, consegnare alla mano, restituire, rilasciare, rimettere
preda, înmâna
kiszolgáltatni, kézbesít, átadni
wręczyć, doręczać, doręczyć, przekazać, wręczać
παραδίδω, παράδοση
overhandigen, geven, ter hand stellen
doručovat, doručovatčit, předat, vydat
utlämna, överlämna, lämna ut, överräcka
udlevere, overgive, overrække
届ける, 引き渡す, 手渡す
donar, entregar
antaa, jättää, luovuttaa, ojentaa
overlevere, utlevere
eman
predati, uručiti
предавам
izročiti, predati
odovzdať, vydanie
predati, uručiti
izdati, predati
вручити, передати
в handing, предаване
аддаць, перадаць
menyerahkan
trao
topshirish
सौंपना
交出
ส่งมอบ
건네다
təslim etmək
ჩაბარება
হস্তান্তর করা
dorëzoj
सौंपणे
हस्तान्तरण गर्नु
సమర్పించు
nodot
கையளிக்க
üle andma
հանձնել
dest dan
העברה، מסירה
تسليم، سلم
تحویل دادن، دست دادن
دینا، سپرد کرنا
aushändigen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
!!!/ANMELDUNG.anmelden!!! |
Definities
Betekenissen en synoniemen van aushändigen- einen geforderten oder geschuldeten Gegenstand in die Hand eines anderen geben, ausfolgen, herüber reichen, zuteilen, übergeben, (jemandem etwas) geben
500
Oeps ... De site heeft helaas een fout
De pagina https://nl.verbformen.net/conjugation/examples/zpassiv/nebensatz/ausha3ndigen.htm bevat een fout. We zijn zojuist op de hoogte gebracht van deze fout. We werken hard aan een oplossing zodat de pagina binnenkort weer beschikbaar is.
Zoeken in het Netzverb-woordenboek
Alle Duitse werkwoordenA1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: intransitief · overgankelijk>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
ist abgefahren
depart, leave, dig, drive along, exit, pull out, remove, sail, start, take off
/ˈapˌfaːʁən/ · /fɛːʁt ap/ · /fuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
sich (fahrend, im Fahrzeug) von einem Ort wegbegeben; eine bestimmte Strecke entlangfahren; davonfahren, abfliegen, anfahren, entlangfahren
(acc., von+D, auf+A, nach+D)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · reflexief · passief>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
hat abgefahren
leave, depart, be into, detach, dismiss, drive along, let someone go, reject, separate
/ˈapˌfaːʁən/ · /ˈfɛːɐ̯t ap/ · /ˈfuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
[…, Kultur, Unterhaltung] etwas von einem Ort (fahrend, mit einem Fahrzeug) an einen anderen Ort bringen; etwas (fahrend, bei der Fahrt, mit einem Fahrzeug) abtrennen; abtransportieren, abrasieren, entlangfahren, abblitzen
(sich+A, acc., dat., von+D, auf+A)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · passief>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
hat abgeflogen
1, patrol, depart, fly along, fly out, fly over, overfly, take off
/ˈap.fliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /fløːɡə ap/ · /ˈap.ɡəˈfloːɡn̩/
mit einem Luftfahrzeug von einem Ort (Unfallort) wegbringen; eine Strecke prüfend überfliegen, suchend entlangfliegen; ausfliegen
(acc., von+D, nach+D)
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
ist abgeflogen
depart, take off, fly away, leave, start
/ˈapˌfliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /ˈfløːɡə ap/ · /apɡəˈfloːɡən/
einen Ort fliegend verlassen; fortfliegen, losfliegen, wegfliegen, davonfliegen, starten
(acc., von+D, nach+D)
» Angela Merkel ist Montag erst einmal nach Vietnam und in die Mongolei abgeflogen
. Angela Merkel flew to Vietnam and Mongolia on Monday first.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · reflexief>
gibt
ab
·
gab
ab
(gäbe
ab
) ·
hat abgegeben
hand over, concern, deliver, give, pass, submit, appropriate, cast, concede, deal with, dispense, drop, emit, engage, fire, generate, give back, give in, give off, give up, hand, hand in, lose, mess about with, mess around with, meter out, provide, quote, release, render, return, sell, suitable, turn in, yield
/ˈapɡeːbən/ · /ɡɪpt ˈap/ · /ɡap ˈap/ · /ɡeːbə ˈap/ · /apɡəˈɡeːbən/
[…, Sport, Spiele] jemandem etwas geben, der es haben soll oder verlangt; bei Ballspielen den Ball einem Mitspieler zukommen lassen; einreichen, abschieben (auf), verteilen, passen
(sich+A, acc., dat., in+A, bei+D, von+D, an+A, mit+D)
» Auch den zweiten Satz hat sie leider abgegeben
. Unfortunately, she has also submitted the second sentence.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · passief
holt
ab
·
holte
ab
·
hat abgeholt
pick up, collect, come for, acknowledge, address, call (for), call for, come (for), come to meet, fetch, meet, retrieve, take away
/apˈhoːlən/ · /hɔlt ap/ · /hɔltə ap/ · /apɡəˈhoːlt/
von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen; jemand an einem vereinbarten Ort treffen und mit ihm an einen anderen Ort gehen; abführen, holen, verhaften, einsammeln
acc.
» Sein Nachbar wurde gestern Nacht abgeholt
. His neighbor was picked up last night.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
rechnet
ab
·
rechnete
ab
·
hat abgerechnet
settle, account for, bill, invoice, balance accounts (with), balance accounts with, calculate, call to account, clear, deduct, deduct from, fix, fix wagon, get even (with), punish, reckon (with), reconcile, render account, render an account, settle account with, settle old scores, settle up, settle up (with)
/apˈʁɛçnən/ · /ˈʁɛçnət ap/ · /ˈʁɛçnətə ap/ · /apɡəˈʁɛçnət/
[…, Wirtschaft] mittels einem Rechenverfahren von etwas abziehen; die letzte Rechnung erstellen und diese bezahlen; abziehen, subtrahieren, liquidieren, Abschluss machen
(acc., von+D, mit+D)
» Das Opfer hat gleich am nächsten Tag mit dem Täter abgerechnet
. The victim settled accounts with the perpetrator the very next day.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
sagt
ab
·
sagte
ab
·
hat abgesagt
call off, cancel, beg off, cancel (on), countermand, declare off, decline, nix, refuse, reject, renege, revoke, turn down, write off
/ˈapˌzaːɡn̩/ · /ˈzaːkt ap/ · /ˈzaːktə ap/ · /ˈapɡəˌzaːkt/
[…, Kultur] etwas Angekündigtes widerrufen, eine Veranstaltung oder sonstiges nicht stattfinden lassen; vermindernd, abblasen, abtragen, canceln, abziehen
(acc., dat.)
» Die angekündigte Party wurde abgesagt
. The announced party was canceled.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: overgankelijk · reflexief>
bietet
an
·
bot
an
(böte
an
) ·
hat angeboten
offer, propose, present, provide, advertise, offer to, proffer, quote, run, suggest, supply, volunteer
/ˈanˌbiːtən/ · /ˈbiːtət an/ · /bɔt an/ · /ˈbøːtə an/ · /ˈanɡəˌboːtən/
etwas zum Essen, Trinken oder Genuss vorsetzen, bereitstellen; etwas zum Kauf, Tausch, Übernahme oder dergleichen ausstellen, bereitstellen; kredenzen, andienen, anregen, sich aufdrängen
acc., (sich+A, dat., zu+D, für+A, als)
» Ich bot
mich an
, sie nach Hause zu begleiten. I offered to accompany her home.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief>
fängt
an
·
fing
an
(finge
an
) ·
hat angefangen
start, begin, get going, take up, accomplish, achieve, begin doing, begin to do, bring about, embark on, embark upon, get down (to), get started, get under way, initiate, kick things off, make a start, set (about), start (with), start doing, start off with, start on (about), start to do, strike up, undertake
/ˈanˌfaŋən/ · /fɛŋt an/ · /fɪŋk an/ · /ˈfɪŋə an/ · /ˈan ɡəˌfan ɡən/
etwas beginnen; zuwege bringen; beginnen, öffnen, lancieren, mit sich bringen
(acc., von+D, bei+D, mit+D, als)
» Erst als die Influencer anfingen
, die Produkte in die Kamera zu halten, ging das Geschäft richtig los. Only when the influencers started holding the products in front of the camera did the business really take off.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · <ook: passief>
klickt
an
·
klickte
an
·
hat angeklickt
click, click on, press, select
/aŋˈklɪkən/ · /ˈklɪkt an/ · /ˈklɪktə an/ · /anɡəˈklɪkt/
[Computer] durch einen Klick mit der Maus markieren oder auswählen
acc.
» Wenn du das Bild anklickst
, dann wird es größer. If you click on the image, it will get bigger.
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
kommt
/kömmt
⁷ an
·
kam
an
(käme
an
) ·
ist angekommen
arrive, be important, matter, reach, appear, approach, be able to fight, be crucial, be decisive, be welcomed, come, come across, come down to, come out (with), come up (with), cope (with), depend, depend (on), depend on, find favor, get in, wander in, get to
/aŋˈkɔmən/ · /ˈkɔmt an/ · /kan/ · /ˈkɛːmə an/ · /aŋˈɡəˌkɔmən/
ein Ziel erreichen; wichtig sein; (ein Ziel) erreichen, antanzen, herkommen, geboren werden
(acc., dat., auf+D, gegen+A, bei+D, auf+A, in+D, für+A, mit+D)
» Meine Verbesserungsvorschläge kamen
gut an
. My suggestions for improvement were well received.
⁷ verouderd
Alle Duitse werkwoorden