Voorbeeldzinnen met het werkwoord sich unterwinden
Voorbeelden van het gebruik van de vervoeging van het werkwoord unterwinden. Dit zijn echte zinnen en zinnen uit het project Tatoeba. Voor elke vervoegde vorm wordt zo'n voorbeeldzin getoond. De werkwoordsvorm wordt gemarkeerd. Als er meer dan één zin is, wordt er willekeurig een voorbeeld met het Duitse werkwoord sich unterwinden gekozen. Om de vervoeging niet alleen aan de hand van voorbeelden te begrijpen, maar ook te oefenen, zijn er werkbladen voor het werkwoord unterwinden beschikbaar.
Tegenwoordige tijd
-
Onvoltooid verleden tijd
-
Konjunktief I
-
Konjunktief II
-
Imperatief
-
Infinitief
-
Deelwoord
-
Werkwoordschema Regels
- Hoe vervoeg je unterwinden in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Imperatief?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Infinitief?
- Hoe vervoeg je unterwinden in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
indicatief
Voorbeeldzinnen in de aantonende wijs Actief voor het werkwoord sich unterwinden
Conjunctief
Gebruik van de conjunctief Actief voor het werkwoord sich unterwinden
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen met "würde"
Imperatief
Zinnen in de gebiedende wijs Actief voor het werkwoord sich unterwinden
Werkbladen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse sich unterwinden
-
sich unterwinden
undertake, venture, seize, take possession
завладеть, принимать на себя
apoderarse, asumir, atreverse
oser, s'approprier, s'engager
ele geçirmek, girişmek, üstlenmek
apoderar-se, arriscar, assumir
impegnarsi, osare, prendere possesso
se angaja, se ocupa, subordona, învălui
birtokba venni, vállalkozik
podjąć się, przejąć
αναλαμβάνω, καταλαμβάνω, τολμώ
aanpakken, in bezit nemen, ondernemen
odvážit se, ovládnout, pustit se do, získat
ta i besittning, åta sig, övertaga
besætte, overtage, påtage sig, vove
占有する, 引き受ける, 挑戦する
apoderar-se, atrevir-se
haasteen vastaanottaminen, haltuunotto, ottaminen
ta på seg, tilegne seg
ausartzea, eskuratu
preuzeti, usuditi se, zauzeti
завземање, започнува, презема
prevzeti, tvegati
odvážiť sa, prevziať zodpovednosť, zabaviť, získať
prihvatiti se, usuditi se, zauzeti
prihvatiti, usuditi se, zauzeti
взятися, володіти, захопити, підприємство
ангажирам се, завладяване, поемам
захапіць, прымаць на сябе
memberanikan diri, mengambil alih, mengemban, menguasai
chiếm hữu, chiếm đoạt, dám đảm nhận, đảm nhận
bo'yniga olmoq, egallamoq, jur'at etmoq, o‘zlashtirmoq
अधिग्रहण करना, कब्ज़ा करना, बीड़ा उठाना, साहस करना
占据, 占有, 承担, 敢于承担
กล้ารับ, ครอบครอง, ยึด, อาสารับ
감행하다, 자청하다, 점유하다, 취득하다
cəsarət etmək, sahiblənmək, öhdəsinə götürmək, ələ keçirmək
გაბედვა, დაპატრონება, თავზე იღებს, ხელში ჩაგდება
অধিগ্রহণ করা, উদ্যোগ নেওয়া, দখল করা, সাহস করা
guxoj, marr në zotërim, marr përsipër, përvetësoj
अधिग्रहण करणे, ताबा घेणे, धाडस करणे, हातात घेणे
अधिग्रहण गर्नु, कब्जा गर्नु, जिम्मा लिनु, साहस गर्नु
అధిగ్రహించడం, బాధ్యత తీసుకోవు, సాహసం చేయు, స్వాధీనం చేసుకోవడం
piesavināties, pārņemt, uzdrošināties, uzņemties
ஆக்கிரமித்தல், கைப்பற்றுதல், துணிந்து செய், மேற்கொள்
ette võtma, julgema, omandama, valdusse võtma
գրավել, համարձակվել, ստանձնել, տիրանալ
destgirtin, hewl dan, li ser xwe dan, zabt kirin
להתמודד، לכבוש
استيلاء، يتجرأ، يقبل التحدي
تصرف کردن، مبادرت کردن
خود کو پیش کرنا، قبضہ کرنا، چیلنج کرنا
sich unterwinden in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
!!!/ANMELDUNG.anmelden!!! |
Definities
Betekenissen en synoniemen van sich unterwinden- wagen, sich einer Sache anzunehmen, annehmen, sorgen, trauen, unterwerfen, wagen
- in Besitz nehmen, aneignen, in seine Gewalt bringen
500
Oeps ... De site heeft helaas een fout
De pagina https://nl.verbformen.net/conjugation/examples/unterwinden.htm bevat een fout. We zijn zojuist op de hoogte gebracht van deze fout. We werken hard aan een oplossing zodat de pagina binnenkort weer beschikbaar is.
Zoeken in het Netzverb-woordenboek
Alle Duitse werkwoordenA1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: intransitief · overgankelijk>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
ist abgefahren
depart, leave, dig, drive along, exit, pull out, remove, sail, start, take off
/ˈapˌfaːʁən/ · /fɛːʁt ap/ · /fuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
sich (fahrend, im Fahrzeug) von einem Ort wegbegeben; eine bestimmte Strecke entlangfahren; davonfahren, abfliegen, anfahren, entlangfahren
(acc., von+D, auf+A, nach+D)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · reflexief · passief>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
hat abgefahren
leave, depart, be into, detach, dismiss, drive along, let someone go, reject, separate
/ˈapˌfaːʁən/ · /ˈfɛːɐ̯t ap/ · /ˈfuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
[…, Kultur, Unterhaltung] etwas von einem Ort (fahrend, mit einem Fahrzeug) an einen anderen Ort bringen; etwas (fahrend, bei der Fahrt, mit einem Fahrzeug) abtrennen; abtransportieren, abrasieren, entlangfahren, abblitzen
(sich+A, acc., dat., von+D, auf+A)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · passief>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
hat abgeflogen
1, patrol, depart, fly along, fly out, fly over, overfly, take off
/ˈap.fliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /fløːɡə ap/ · /ˈap.ɡəˈfloːɡn̩/
mit einem Luftfahrzeug von einem Ort (Unfallort) wegbringen; eine Strecke prüfend überfliegen, suchend entlangfliegen; ausfliegen
(acc., von+D, nach+D)
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
ist abgeflogen
depart, take off, fly away, leave, start
/ˈapˌfliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /ˈfløːɡə ap/ · /apɡəˈfloːɡən/
einen Ort fliegend verlassen; fortfliegen, losfliegen, wegfliegen, davonfliegen, starten
(acc., von+D, nach+D)
» Angela Merkel ist Montag erst einmal nach Vietnam und in die Mongolei abgeflogen
. Angela Merkel flew to Vietnam and Mongolia on Monday first.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · reflexief>
gibt
ab
·
gab
ab
(gäbe
ab
) ·
hat abgegeben
hand over, concern, deliver, give, pass, submit, appropriate, cast, concede, deal with, dispense, drop, emit, engage, fire, generate, give back, give in, give off, give up, hand, hand in, lose, mess about with, mess around with, meter out, provide, quote, release, render, return, sell, suitable, turn in, yield
/ˈapɡeːbən/ · /ɡɪpt ˈap/ · /ɡap ˈap/ · /ɡeːbə ˈap/ · /apɡəˈɡeːbən/
[…, Sport, Spiele] jemandem etwas geben, der es haben soll oder verlangt; bei Ballspielen den Ball einem Mitspieler zukommen lassen; einreichen, abschieben (auf), verteilen, passen
(sich+A, acc., dat., in+A, bei+D, von+D, an+A, mit+D)
» Mit sowas gebe
ich mich nicht ab
. I don't deal with such things.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · passief
holt
ab
·
holte
ab
·
hat abgeholt
pick up, collect, come for, acknowledge, address, call (for), call for, come (for), come to meet, fetch, meet, retrieve, take away
/apˈhoːlən/ · /hɔlt ap/ · /hɔltə ap/ · /apɡəˈhoːlt/
von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen; jemand an einem vereinbarten Ort treffen und mit ihm an einen anderen Ort gehen; abführen, holen, verhaften, einsammeln
acc.
» Kannst du mich morgen vom Bahnhof abholen
? Can you pick me up from the train station tomorrow?
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
rechnet
ab
·
rechnete
ab
·
hat abgerechnet
settle, account for, bill, invoice, balance accounts (with), balance accounts with, calculate, call to account, clear, deduct, deduct from, fix, fix wagon, get even (with), punish, reckon (with), reconcile, render account, render an account, settle account with, settle old scores, settle up, settle up (with)
/apˈʁɛçnən/ · /ˈʁɛçnət ap/ · /ˈʁɛçnətə ap/ · /apɡəˈʁɛçnət/
[…, Wirtschaft] mittels einem Rechenverfahren von etwas abziehen; die letzte Rechnung erstellen und diese bezahlen; abziehen, subtrahieren, liquidieren, Abschluss machen
(acc., von+D, mit+D)
» Das Opfer hat gleich am nächsten Tag mit dem Täter abgerechnet
. The victim settled accounts with the perpetrator the very next day.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
sagt
ab
·
sagte
ab
·
hat abgesagt
call off, cancel, beg off, cancel (on), countermand, declare off, decline, nix, refuse, reject, renege, revoke, turn down, write off
/ˈapˌzaːɡn̩/ · /ˈzaːkt ap/ · /ˈzaːktə ap/ · /ˈapɡəˌzaːkt/
[…, Kultur] etwas Angekündigtes widerrufen, eine Veranstaltung oder sonstiges nicht stattfinden lassen; vermindernd, abblasen, abtragen, canceln, abziehen
(acc., dat.)
» Die angekündigte Party wurde abgesagt
. The announced party was canceled.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: overgankelijk · reflexief>
bietet
an
·
bot
an
(böte
an
) ·
hat angeboten
offer, propose, present, provide, advertise, offer to, proffer, quote, run, suggest, supply, volunteer
/ˈanˌbiːtən/ · /ˈbiːtət an/ · /bɔt an/ · /ˈbøːtə an/ · /ˈanɡəˌboːtən/
etwas zum Essen, Trinken oder Genuss vorsetzen, bereitstellen; etwas zum Kauf, Tausch, Übernahme oder dergleichen ausstellen, bereitstellen; kredenzen, andienen, anregen, sich aufdrängen
acc., (sich+A, dat., zu+D, für+A, als)
» Der Supermarkt bot
heute besonders günstig Sekt an
. The supermarket offered particularly cheap sparkling wine today.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief>
fängt
an
·
fing
an
(finge
an
) ·
hat angefangen
start, begin, get going, take up, accomplish, achieve, begin doing, begin to do, bring about, embark on, embark upon, get down (to), get started, get under way, initiate, kick things off, make a start, set (about), start (with), start doing, start off with, start on (about), start to do, strike up, undertake
/ˈanˌfaŋən/ · /fɛŋt an/ · /fɪŋk an/ · /ˈfɪŋə an/ · /ˈan ɡəˌfan ɡən/
etwas beginnen; zuwege bringen; beginnen, öffnen, lancieren, mit sich bringen
(acc., von+D, bei+D, mit+D, als)
» Erst als die Influencer anfingen
, die Produkte in die Kamera zu halten, ging das Geschäft richtig los. Only when the influencers started holding the products in front of the camera did the business really take off.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · <ook: passief>
klickt
an
·
klickte
an
·
hat angeklickt
click, click on, press, select
/aŋˈklɪkən/ · /ˈklɪkt an/ · /ˈklɪktə an/ · /anɡəˈklɪkt/
[Computer] durch einen Klick mit der Maus markieren oder auswählen
acc.
» Wenn du das Bild anklickst
, dann wird es größer. If you click on the image, it will get bigger.
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
kommt
/kömmt
⁷ an
·
kam
an
(käme
an
) ·
ist angekommen
arrive, be important, matter, reach, appear, approach, be able to fight, be crucial, be decisive, be welcomed, come, come across, come down to, come out (with), come up (with), cope (with), depend, depend (on), depend on, find favor, get in, wander in, get to
/aŋˈkɔmən/ · /ˈkɔmt an/ · /kan/ · /ˈkɛːmə an/ · /aŋˈɡəˌkɔmən/
ein Ziel erreichen; wichtig sein; (ein Ziel) erreichen, antanzen, herkommen, geboren werden
(acc., dat., auf+D, gegen+A, bei+D, auf+A, in+D, für+A, mit+D)
» Ich kam
gestern in Bremen an
. I arrived in Bremen yesterday.
⁷ verouderd
Alle Duitse werkwoorden