Voorbeeldzinnen met het werkwoord rauchen 〈Bijzin〉
Voorbeelden van het gebruik van de vervoeging van het werkwoord rauchen. Dit zijn echte zinnen en zinnen uit het project Tatoeba. Voor elke vervoegde vorm wordt zo'n voorbeeldzin getoond. De werkwoordsvorm wordt gemarkeerd. Als er meer dan één zin is, wordt er willekeurig een voorbeeld met het Duitse werkwoord rauchen gekozen. Om de vervoeging niet alleen aan de hand van voorbeelden te begrijpen, maar ook te oefenen, zijn er werkbladen voor het werkwoord rauchen beschikbaar.
Tegenwoordige tijd
-
Ich
rauche
Zigaretten.
I smoke cigarettes.
-
Sie
raucht
nicht.
She does not smoke.
-
Du
rauchst
nicht.
You do not smoke.
-
Er
raucht
eine Zigarette.
He smokes a cigarette.
-
Tom
raucht
nicht mehr.
Tom doesn't smoke anymore.
-
Er
raucht
mehr denn je.
He's smoking more than ever.
-
Sie
raucht
zwanzig Zigaretten am Tag.
She smokes twenty cigarettes a day.
-
Rauchst
du noch?
Do you still smoke?
-
Das Feuer
raucht
.
The fire is smoking.
-
Mein Vater
raucht
selten.
My father seldom smokes.
Onvoltooid verleden tijd
-
Tom
rauchte
nicht.
Tom wasn't smoking.
-
Die Asche
rauchte
noch.
The cinders were still smoking.
-
Sie
rauchte
eine Brasil.
She smoked a Brasil.
Konjunktief I
-
Konjunktief II
-
Imperatief
-
Infinitief
-
Darf ich hier
rauchen
?
May I smoke here?
-
Das kann man in der Pfeife
rauchen
.
It's no good.
-
Menschen können Cannabis
rauchen
oder essen.
People can smoke or eat cannabis.
-
Man kann das Pulver schnupfen oder
rauchen
.
One can sniff or smoke the powder.
-
Er hat vor zwei Jahren aufgehört
zu
rauchen
.
He gave up smoking two years ago.
Deelwoord
-
Hast du
geraucht
?
Have you been smoking?
-
Sie hat eine Zigarette
geraucht
.
She has smoked a cigarette.
-
Tom hat mindestens zwei Päckchen Zigaretten
geraucht
.
Tom has smoked at least two packs of cigarettes.
-
Tom hat früher Pfeife
geraucht
.
Tom used to smoke a pipe.
-
Tom mied Orte, an denen
geraucht
wurde.
Tom avoided places where people smoked.
-
Obwohl sie nie
geraucht
hat, hustet Maria.
Although she has never smoked, Maria coughs.
-
Habt ihr früher
geraucht
?
Did you use to smoke cigarettes?
-
Hast du je Gras
geraucht
?
Have you ever smoked grass?
-
Du hast mal
geraucht
, nicht wahr?
You smoked at some point, didn't you?
Werkwoordschema Regels
- Hoe vervoeg je rauchen in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je rauchen in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je rauchen in Imperatief?
- Hoe vervoeg je rauchen in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je rauchen in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je rauchen in Infinitief?
- Hoe vervoeg je rauchen in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
indicatief
Voorbeeldzinnen in de aantonende wijs Actief voor het werkwoord rauchen
-
Ich
rauche
Zigaretten.
I smoke cigarettes.
-
Sie
raucht
nicht.
She does not smoke.
-
Du
rauchst
nicht.
You do not smoke.
-
Er
raucht
eine Zigarette.
He smokes a cigarette.
-
Tom
raucht
nicht mehr.
Tom doesn't smoke anymore.
-
Er
raucht
mehr denn je.
He's smoking more than ever.
-
Sie
raucht
zwanzig Zigaretten am Tag.
She smokes twenty cigarettes a day.
-
Rauchst
du noch?
Do you still smoke?
-
Das Feuer
raucht
.
The fire is smoking.
-
Mein Vater
raucht
selten.
My father seldom smokes.
-
Ich
rauche
schon seit einigen Jahren nicht mehr.
I haven't smoked for several years.
-
Tom
raucht
dauernd.
Tom is always smoking.
-
Tom
rauchte
nicht.
Tom wasn't smoking.
-
Bitte
rauchen
Sie nicht drinnen.
Please don't smoke inside.
-
Du hustest, weil du
rauchst
.
You cough because you smoke.
Werkwoordschema
Conjunctief
Gebruik van de conjunctief Actief voor het werkwoord rauchen
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen met "würde"
Imperatief
Zinnen in de gebiedende wijs Actief voor het werkwoord rauchen
Werkbladen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse rauchen
-
rauchen
smoke, fume, puff, reek, smolder, smoulder, whiff
курить, дымить, выкуривать, выкурить, надымить, покурить, прокуривать, прокурить
fumar, humear, echar humo, fumarse, pitar, expulsar humo
fumer
sigara içmek, duman çekmek, duman çıkarmak, duman çıkmak, kullanmak, tütmek
fumar, deitar fumo, fumegar, afumegar, esfumear, exalar, lançar fumaça, lançar fumo
fumare, esserci fumo, fumigare
fuma
dohányozni, füstöl, dohányzik, füstgomolyokat ereget, füstölög, ontja a füstöt, füstölni, füstöt kibocsátani
palić, dymić, zapalić, wciągać dym, wydychać
καπνίζω
roken
kouřit, dýmat, vykouřit
röka, bolma, ryka
ryge, dampe
煙草を吸う, 喫煙, 煙を出す, 煙を吸う
fum, fumar
polttaa, savuttaa, tupakoida, savuta, savustaa
røyke, ryke
kezketa, tutan
димити, пушити, pušiti
дими, пуши, дим, пушење
kaditi, dimiti
fajčiť, dymiť
димити, пушити, pušiti
pušiti
диміти, курити, палити
изпускане на дим, пуша
курыць, дыміць
לעשן، עשן
يدخن، تصاعد منه الدخان، دخن، شرب، تدخين، دخان، يتصاعد منه الدخان
دود کردن، سیگار کشیدن
سگریٹ پینا، دھواں نکالنا، دھواں پینا
rauchen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van rauchenVerbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van rauchen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van rauchen
- Vorming van Imperatief van rauchen
- Vorming van Konjunktiv I van rauchen
- Vorming van Konjunktiv II van rauchen
- Vorming van Infinitief van rauchen
- Vorming van Deelwoord van rauchen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?