Voorbeeldzinnen met het werkwoord anheften
Voorbeelden van het gebruik van de vervoeging van het werkwoord anheften. Dit zijn echte zinnen en zinnen uit het project Tatoeba. Voor elke vervoegde vorm wordt zo'n voorbeeldzin getoond. De werkwoordsvorm wordt gemarkeerd. Als er meer dan één zin is, wordt er willekeurig een voorbeeld met het Duitse werkwoord anheften gekozen. Om de vervoeging niet alleen aan de hand van voorbeelden te begrijpen, maar ook te oefenen, zijn er werkbladen voor het werkwoord anheften beschikbaar.
Tegenwoordige tijd
-
Diese Gewalt, die einem widerfährt, wenn ein anderer einem eine Identität als Etikett
anheftet
, sie wie eine Verurteilung ausspricht, empfand Sarah noch viel stärker als ich.
This violence that befalls one when another attaches an identity to one as a label, pronouncing it like a condemnation, Sarah felt much stronger than I did.
Onvoltooid verleden tijd
-
Konjunktief I
-
Konjunktief II
-
Imperatief
-
Infinitief
-
Deelwoord
-
Auf jede der Sohlen wird je eins der längeren Filzstücke gelegt und erst mit Stecknadeln
angeheftet
, dann zusammengenäht.
On each of the soles, one of the longer felt pieces is placed and first pinned with pins, then sewn together.
Werkwoordschema Regels
- Hoe vervoeg je anheften in Tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoeg je anheften in Onvoltooid verleden tijd?
- Hoe vervoeg je anheften in Imperatief?
- Hoe vervoeg je anheften in Konjunktiv I?
- Hoe vervoeg je anheften in Konjunktiv II?
- Hoe vervoeg je anheften in Infinitief?
- Hoe vervoeg je anheften in Deelwoord?
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Imperatief Conjunctief I Conjunctief II Infinitief Deelwoord
indicatief
Voorbeeldzinnen in de aantonende wijs Actief voor het werkwoord anheften
-
Diese Gewalt, die einem widerfährt, wenn ein anderer einem eine Identität als Etikett
anheftet
, sie wie eine Verurteilung ausspricht, empfand Sarah noch viel stärker als ich.
This violence that befalls one when another attaches an identity to one as a label, pronouncing it like a condemnation, Sarah felt much stronger than I did.
Werkwoordschema
Conjunctief
Gebruik van de conjunctief Actief voor het werkwoord anheften
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen met "würde"
Imperatief
Zinnen in de gebiedende wijs Actief voor het werkwoord anheften
Werkbladen
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse anheften
-
anheften
attach, pin, affix, affix on, annex, baste, clinch, fasten
прикрепить, прикреплять, метать, наметать, намётывать, подшивать, подшить, прибивать
agarrar, fijar, grapar, hilvanar, pegar, pegar a, pegar en, sujetar
attacher, fixer, faufiler
iğnelemek, ataşlamak, eklemek, kliplemek
prender, afixar, agrafar, fixar, pregar
attaccare a, fissare, affiggere, appuntare, appuntare a, attacare, attaccare, fissare a
atașa, prinde
füzni, rögzíteni
przypiąć, przyczepić, przyfastrygować, przyfastrygowywać, przypinać, wpinać, wpiąć
καρφιτσώνω, προσαρτώ, συνδέω
bevestigen, vasthechten, aanhechten
přidat, připevnit, připevňovat, připevňovatnit, přistehovat
fästa, fästa med klämma
hæfte
クリップで留める, 留める
fixar, subjectar
kiinnittää
feste, hefte, tråkle
lotu, lotura
priključiti, prikvačiti
прикачување
prikvačiti, pripeti
pripevniť
priključiti, prikvačiti
priključiti, prikvačiti
закріпити, прикріпити
закачам, прикачвам
прыкрепіць
menjepit, menyematkan
ghim, kẹp
igna bilan mahkamlamoq, qistirmoq
क्लिप लगाना, पिन लगाना
别上, 夹上
กลัด, หนีบ
클립으로 고정하다, 핀으로 고정하다
klipsləmək, sancaqlamaq
კლიპით დამაგრება, ქინძისთავით დამაგრება
ক্লিপ লাগানো, পিন লাগানো
kap me kapëse, mbërthej me gjilpërë
क्लिप लावणे, पिन लावणे
क्लिप लगाउनु, पिन लगाउनु
క్లిప్ పెట్టు, పిన్ పెట్టు
piespraust, saspraust
கிளிப் போடு, பின் போடு
klambriga kinnitama, nõelaga kinnitama
կլիպով ամրացնել, քորոցով ամրացնել
klîp kirin, pîn kirin
להצמיד
إرفاق، تثبيت
پیوست کردن، چسباندن
لگانا، چپکانا
anheften in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
!!!/ANMELDUNG.anmelden!!! |
Definities
Betekenissen en synoniemen van anheften- lose (mit einer Klammer oder Nadel) befestigen, affigieren, anklammern, beifügen, anpappen, anpinnen
500
Oeps ... De site heeft helaas een fout
De pagina https://nl.verbformen.net/conjugation/examples/anheften.htm bevat een fout. We zijn zojuist op de hoogte gebracht van deze fout. We werken hard aan een oplossing zodat de pagina binnenkort weer beschikbaar is.
Zoeken in het Netzverb-woordenboek
Alle Duitse werkwoordenA1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: intransitief · overgankelijk>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
ist abgefahren
depart, leave, dig, drive along, exit, pull out, remove, sail, start, take off
/ˈapˌfaːʁən/ · /fɛːʁt ap/ · /fuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
sich (fahrend, im Fahrzeug) von einem Ort wegbegeben; eine bestimmte Strecke entlangfahren; davonfahren, abfliegen, anfahren, entlangfahren
(acc., von+D, auf+A, nach+D)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · reflexief · passief>
fährt
ab
·
fuhr
ab
(führe
ab
) ·
hat abgefahren
leave, depart, be into, detach, dismiss, drive along, let someone go, reject, separate
/ˈapˌfaːʁən/ · /ˈfɛːɐ̯t ap/ · /ˈfuːɐ̯ ap/ · /ˈfyːʁə ap/ · /ˈapɡəˈfaːʁən/
[…, Kultur, Unterhaltung] etwas von einem Ort (fahrend, mit einem Fahrzeug) an einen anderen Ort bringen; etwas (fahrend, bei der Fahrt, mit einem Fahrzeug) abtrennen; abtransportieren, abrasieren, entlangfahren, abblitzen
(sich+A, acc., dat., von+D, auf+A)
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · passief>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
hat abgeflogen
1, patrol, depart, fly along, fly out, fly over, overfly, take off
/ˈap.fliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /fløːɡə ap/ · /ˈap.ɡəˈfloːɡn̩/
mit einem Luftfahrzeug von einem Ort (Unfallort) wegbringen; eine Strecke prüfend überfliegen, suchend entlangfliegen; ausfliegen
(acc., von+D, nach+D)
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
fliegt
ab
·
flog
ab
(flöge
ab
) ·
ist abgeflogen
depart, take off, fly away, leave, start
/ˈapˌfliːɡn̩/ · /fliːkt ap/ · /floːk ap/ · /ˈfløːɡə ap/ · /apɡəˈfloːɡən/
einen Ort fliegend verlassen; fortfliegen, losfliegen, wegfliegen, davonfliegen, starten
(acc., von+D, nach+D)
» Angela Merkel ist Montag erst einmal nach Vietnam und in die Mongolei abgeflogen
. Angela Merkel flew to Vietnam and Mongolia on Monday first.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · reflexief>
gibt
ab
·
gab
ab
(gäbe
ab
) ·
hat abgegeben
hand over, concern, deliver, give, pass, submit, appropriate, cast, concede, deal with, dispense, drop, emit, engage, fire, generate, give back, give in, give off, give up, hand, hand in, lose, mess about with, mess around with, meter out, provide, quote, release, render, return, sell, suitable, turn in, yield
/ˈapɡeːbən/ · /ɡɪpt ˈap/ · /ɡap ˈap/ · /ɡeːbə ˈap/ · /apɡəˈɡeːbən/
[…, Sport, Spiele] jemandem etwas geben, der es haben soll oder verlangt; bei Ballspielen den Ball einem Mitspieler zukommen lassen; einreichen, abschieben (auf), verteilen, passen
(sich+A, acc., dat., in+A, bei+D, von+D, an+A, mit+D)
» Auch den zweiten Satz hat sie leider abgegeben
. Unfortunately, she has also submitted the second sentence.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · passief
holt
ab
·
holte
ab
·
hat abgeholt
pick up, collect, come for, acknowledge, address, call (for), call for, come (for), come to meet, fetch, meet, retrieve, take away
/apˈhoːlən/ · /hɔlt ap/ · /hɔltə ap/ · /apɡəˈhoːlt/
von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen; jemand an einem vereinbarten Ort treffen und mit ihm an einen anderen Ort gehen; abführen, holen, verhaften, einsammeln
acc.
» Ich muss noch ein Paket von der Post abholen
. I still have to pick up a package from the post office.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
rechnet
ab
·
rechnete
ab
·
hat abgerechnet
settle, account for, bill, invoice, balance accounts (with), balance accounts with, calculate, call to account, clear, deduct, deduct from, fix, fix wagon, get even (with), punish, reckon (with), reconcile, render account, render an account, settle account with, settle old scores, settle up, settle up (with)
/apˈʁɛçnən/ · /ˈʁɛçnət ap/ · /ˈʁɛçnətə ap/ · /apɡəˈʁɛçnət/
[…, Wirtschaft] mittels einem Rechenverfahren von etwas abziehen; die letzte Rechnung erstellen und diese bezahlen; abziehen, subtrahieren, liquidieren, Abschluss machen
(acc., von+D, mit+D)
» Mit mehreren Kunden muss ich noch abrechnen
, da noch Zahlungen offen sind. I still need to bill several customers, as there are still outstanding payments.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief · passief>
sagt
ab
·
sagte
ab
·
hat abgesagt
call off, cancel, beg off, cancel (on), countermand, declare off, decline, nix, refuse, reject, renege, revoke, turn down, write off
/ˈapˌzaːɡn̩/ · /ˈzaːkt ap/ · /ˈzaːktə ap/ · /ˈapɡəˌzaːkt/
[…, Kultur] etwas Angekündigtes widerrufen, eine Veranstaltung oder sonstiges nicht stattfinden lassen; vermindernd, abblasen, abtragen, canceln, abziehen
(acc., dat.)
» Die angekündigte Party wurde abgesagt
. The announced party was canceled.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · passief · <ook: overgankelijk · reflexief>
bietet
an
·
bot
an
(böte
an
) ·
hat angeboten
offer, propose, present, provide, advertise, offer to, proffer, quote, run, suggest, supply, volunteer
/ˈanˌbiːtən/ · /ˈbiːtət an/ · /bɔt an/ · /ˈbøːtə an/ · /ˈanɡəˌboːtən/
etwas zum Essen, Trinken oder Genuss vorsetzen, bereitstellen; etwas zum Kauf, Tausch, Übernahme oder dergleichen ausstellen, bereitstellen; kredenzen, andienen, anregen, sich aufdrängen
acc., (sich+A, dat., zu+D, für+A, als)
» Ich biete
euch für die Zukunft eine bessere Zusammenarbeit an
. I offer you a better collaboration for the future.
A1 · werkwoord · haben · onregelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · intransitief>
fängt
an
·
fing
an
(finge
an
) ·
hat angefangen
start, begin, get going, take up, accomplish, achieve, begin doing, begin to do, bring about, embark on, embark upon, get down (to), get started, get under way, initiate, kick things off, make a start, set (about), start (with), start doing, start off with, start on (about), start to do, strike up, undertake
/ˈanˌfaŋən/ · /fɛŋt an/ · /fɪŋk an/ · /ˈfɪŋə an/ · /ˈan ɡəˌfan ɡən/
etwas beginnen; zuwege bringen; beginnen, öffnen, lancieren, mit sich bringen
(acc., von+D, bei+D, mit+D, als)
» Erst als die Influencer anfingen
, die Produkte in die Kamera zu halten, ging das Geschäft richtig los. Only when the influencers started holding the products in front of the camera did the business really take off.
A1 · werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · overgankelijk · <ook: passief>
klickt
an
·
klickte
an
·
hat angeklickt
click, click on, press, select
/aŋˈklɪkən/ · /ˈklɪkt an/ · /ˈklɪktə an/ · /anɡəˈklɪkt/
[Computer] durch einen Klick mit der Maus markieren oder auswählen
acc.
» Gerber klickt
die E-Mail auf seinem Smartphone an
. Gerber clicks on the email on his smartphone.
A1 · werkwoord · sein · onregelmatig · scheidbaar · <ook: intransitief · overgankelijk>
kommt
/kömmt
⁷ an
·
kam
an
(käme
an
) ·
ist angekommen
arrive, be important, matter, reach, appear, approach, be able to fight, be crucial, be decisive, be welcomed, come, come across, come down to, come out (with), come up (with), cope (with), depend, depend (on), depend on, find favor, get in, wander in, get to
/aŋˈkɔmən/ · /ˈkɔmt an/ · /kan/ · /ˈkɛːmə an/ · /aŋˈɡəˌkɔmən/
ein Ziel erreichen; wichtig sein; (ein Ziel) erreichen, antanzen, herkommen, geboren werden
(acc., dat., auf+D, gegen+A, bei+D, auf+A, in+D, für+A, mit+D)
» Ich kam
gestern in Bremen an
. I arrived in Bremen yesterday.
⁷ verouderd
Alle Duitse werkwoorden