Vervoeging van het Duitse werkwoord befragen
De vervoeging van het werkwoord befragen (informeren, informeren bij) is regelmatig. De basisvormen zijn befragt, befragte en hat befragt. Daarnaast is er ook de onregelmatige vervoeging. Het hulpwerkwoord van befragen is "haben". Het werkwoord befragen kan reflexief gebruikt worden. Het voorvoegsel be- van befragen is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord befragen beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor befragen. Je kunt niet alleen befragen vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B1. Opmerkingen ☆
B1 · regelmatig · haben · onlosmakelijk
befragt · befragte · hat befragt
question, ask, interrogate, consult, query, interview, ask about, canvass, quiz, quiz about, survey
um mehrere Auskünfte bitten; Fragen an jemanden stellen; ausfragen, aushorchen, auskundschaften, ausquetschen
(sich+A, acc., über+A, nach+D, zu+D)
» Der Richter befragte
mich. The judge questioned me.
De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van befragen
Onvoltooid verleden tijd
ich | befragte |
du | befragtest |
er | befragte |
wir | befragten |
ihr | befragtet |
sie | befragten |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
indicatief
Het werkwoord befragen vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd
Onvoltooid verleden tijd
ich | befragte |
du | befragtest |
er | befragte |
wir | befragten |
ihr | befragtet |
sie | befragten |
Perfectum
ich | habe | befragt |
du | hast | befragt |
er | hat | befragt |
wir | haben | befragt |
ihr | habt | befragt |
sie | haben | befragt |
Volt. verl. tijd
ich | hatte | befragt |
du | hattest | befragt |
er | hatte | befragt |
wir | hatten | befragt |
ihr | hattet | befragt |
sie | hatten | befragt |
Toekomende tijd I
ich | werde | befragen |
du | wirst | befragen |
er | wird | befragen |
wir | werden | befragen |
ihr | werdet | befragen |
sie | werden | befragen |
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
ich | werde | befragt | haben |
du | wirst | befragt | haben |
er | wird | befragt | haben |
wir | werden | befragt | haben |
ihr | werdet | befragt | haben |
sie | werden | befragt | haben |
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Conjunctief
De vervoeging van het werkwoord befragen in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.
Voltooid Konj.
ich | habe | befragt |
du | habest | befragt |
er | habe | befragt |
wir | haben | befragt |
ihr | habet | befragt |
sie | haben | befragt |
Konj. volt. verl. t.
ich | hätte | befragt |
du | hättest | befragt |
er | hätte | befragt |
wir | hätten | befragt |
ihr | hättet | befragt |
sie | hätten | befragt |
Voorwaardelijke wijs II (würde)
Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.
Imperatief
De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord befragen
⁵ Alleen in informeel taalgebruik
Infinitief/Deelwoord
De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor befragen
Voorbeelden
Voorbeeldzinnen voor befragen
-
Der Richter
befragte
mich.
The judge questioned me.
-
Der Richter
befragte
die Zeugen.
The judge questioned the witnesses.
-
Ich
befragte
so viele Wörterbücher wie möglich.
I asked as many dictionaries as possible.
-
Die Polizei
befragte
den Mann, der den Einbruch gesehen hatte.
The police questioned the man who had seen the burglary.
-
Der Journalist
befragte
nur vertrauenswürdige Zeugen.
The journalist only questioned trustworthy witnesses.
-
Der Kandidat
befragte
die Wähler.
The candidate questioned the voters.
-
Er
befragte
den Verdächtigen heute.
He interviewed the suspect today.
Voorbeelden
Vertalingen
Vertalingen van het Duitse befragen
-
befragen
question, ask, interrogate, consult, query, interview, ask about, canvass
спрашивать, опрашивать, расспрашивать, расспросить, спросить, опросить, допрашивать
preguntar, interrogar, consultar, encuestar, entrevistar, inquirir
interroger, questionner, consulter, demander, entendre, questionner sur, sonder
sormak, danışmak, mülakat yapmak, soruşturmak
interrogar, consultar, inquirir, entrevistar, fazer perguntas a, perguntar, questionar
consultare, interrogare, escutere, interpellare, rivolgere domande a, chiedere, intervistare
chestiona, consulta, întreba, interoga
megkérdez, kikérdez, tudakozódik
ankietyzować, przesłuchać, przesłuchiwać, wypytać, wypytywać, ankieta, pytać
ρωτώ, συμβουλεύομαι, ερωτώ
informeren, informeren bij, raadplegen, vragen, ondervragen
vyptávat se, poradit se, radit se, vyptávattat se, dotazovat se
fråga, fråga ut, befråga, intervjua
adspørge, forhøre sig, rådspørge, udspørge, interviewe, spørge
尋ねる, 問い質す, 質問する
preguntar, interrogar
tiedustella, haastatella, kysellä, neuvotella, kysyä
intervjue, spørre
galdegin
intervjuisati, pitati, upitati
интервјуирање, прашање, прашување
intervjuvati, vprašati
pýtať sa, vyžiadať informácie
ispitivati, pitati
pitati, upit, upitati
запитувати, опитувати, питати
запитвам, питам, разпитвам
запытаць, пытаць
לשאול، שאל
استطلع رأيه، اسجوب، سأل، سؤال، استجواب، استفسار، حقق. استجوب
از چیزی پرسیدن، نظر کسی خواستن، چیزی را پرسیدن، سؤال کردن، سوال کردن، پرسش کردن
پوچھنا، سوال کرنا
befragen in dict.cc
Vertalingen
Doe mee
Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.
|
Inloggen |
Definities
Betekenissen en synoniemen van befragen- um mehrere Auskünfte bitten, Fragen an jemanden stellen, ausfragen, aushorchen, auskundschaften, ausquetschen
- um mehrere Auskünfte bitten, Fragen an jemanden stellen, ausfragen, aushorchen, auskundschaften, ausquetschen
Betekenissen Synoniemen
Voorzetsels
Voorzetsels voor befragen
jemand/etwas befragt
jemanden nach/zuetwas jemand/etwas befragt
jemanden zuetwas jemand/etwas befragt
jemanden überetwas jemand/etwas befragt
jemanden überjemanden/etwas jemand/etwas
zubefragt
etwas
Toepassingen Voorzetsels
Verbuigingsregels
Gedetailleerde regels voor vervoeging
- Vorming van Tegenwoordige tijd van befragen
- Vorming van Onvoltooid verleden tijd van befragen
- Vorming van Imperatief van befragen
- Vorming van Konjunktiv I van befragen
- Vorming van Konjunktiv II van befragen
- Vorming van Infinitief van befragen
- Vorming van Deelwoord van befragen
- Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
Afleidingen
Afgeleide vormen van befragen
≡ fragen
≡ rundfragen
≡ beatmen
≡ anfragen
≡ beachten
≡ beampeln
≡ becircen
≡ beackern
≡ bebändern
≡ abfragen
≡ bearbeiten
≡ gegenfragen
≡ beäugeln
≡ bebrüten
≡ erfragen
≡ beäugen
Woordenboeken
Alle vertaalwoordenboeken
Duitse werkwoord befragen vervoegen
Overzicht van alle tijden van het werkwoord befragen
De vervoeging van het werkwoord befragen wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord befragen is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (befragt - befragte - hat befragt) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary befragen en op befragen in de Duden.
befragen vervoeging
Tegenwoordige tijd | Onvoltooid verleden tijd | Conjunctief I | Conjunctief II | Imperatief | |
---|---|---|---|---|---|
ich | befrag(e) | befragte | befrage | befragte | - |
du | befragst | befragtest | befragest | befragtest | befrag(e) |
er | befragt | befragte | befrage | befragte | - |
wir | befragen | befragten | befragen | befragten | befragen |
ihr | befragt | befragtet | befraget | befragtet | befragt |
sie | befragen | befragten | befragen | befragten | befragen |
indicatief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich befrag(e), du befragst, er befragt, wir befragen, ihr befragt, sie befragen
- Onvoltooid verleden tijd: ich befragte, du befragtest, er befragte, wir befragten, ihr befragtet, sie befragten
- Perfectum: ich habe befragt, du hast befragt, er hat befragt, wir haben befragt, ihr habt befragt, sie haben befragt
- Voltooid verleden tijd: ich hatte befragt, du hattest befragt, er hatte befragt, wir hatten befragt, ihr hattet befragt, sie hatten befragt
- Toekomende tijd I: ich werde befragen, du wirst befragen, er wird befragen, wir werden befragen, ihr werdet befragen, sie werden befragen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde befragt haben, du wirst befragt haben, er wird befragt haben, wir werden befragt haben, ihr werdet befragt haben, sie werden befragt haben
Conjunctief Actief
- Tegenwoordige tijd: ich befrage, du befragest, er befrage, wir befragen, ihr befraget, sie befragen
- Onvoltooid verleden tijd: ich befragte, du befragtest, er befragte, wir befragten, ihr befragtet, sie befragten
- Perfectum: ich habe befragt, du habest befragt, er habe befragt, wir haben befragt, ihr habet befragt, sie haben befragt
- Voltooid verleden tijd: ich hätte befragt, du hättest befragt, er hätte befragt, wir hätten befragt, ihr hättet befragt, sie hätten befragt
- Toekomende tijd I: ich werde befragen, du werdest befragen, er werde befragen, wir werden befragen, ihr werdet befragen, sie werden befragen
- voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde befragt haben, du werdest befragt haben, er werde befragt haben, wir werden befragt haben, ihr werdet befragt haben, sie werden befragt haben
Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief
- Onvoltooid verleden tijd: ich würde befragen, du würdest befragen, er würde befragen, wir würden befragen, ihr würdet befragen, sie würden befragen
- Voltooid verleden tijd: ich würde befragt haben, du würdest befragt haben, er würde befragt haben, wir würden befragt haben, ihr würdet befragt haben, sie würden befragt haben
Imperatief Actief
- Tegenwoordige tijd: befrag(e) (du), befragen wir, befragt (ihr), befragen Sie
Infinitief/Deelwoord Actief
- Infinitief I: befragen, zu befragen
- Infinitief II: befragt haben, befragt zu haben
- Tegenwoordig deelwoord: befragend
- Participle II: befragt