Vervoeging van het Duitse werkwoord erschrecken

De vervoeging van het werkwoord erschrecken (schrik, schrikken) is onregelmatig. De basisvormen zijn erschrickt, erschrak en ist erschrocken. De ablaut vindt plaats met de stamklinkers e - a - o. Daarnaast is er ook de regelmatige vervoeging. Het hulpwerkwoord van erschrecken is "sein". Er zijn echter ook tijden met het hulpwerkwoord "haben". Het voorvoegsel er- van erschrecken is onscheidbaar. De verbuiging vindt plaats in het Actief en wordt gebruikt als Hoofdzin. Voor een beter begrip zijn talloze voorbeelden van het werkwoord erschrecken beschikbaar. Voor oefenen en consolidatie zijn er ook gratis werkbladen voor erschrecken. Je kunt niet alleen erschrecken vervoegen, maar ook alle Duitse werkwoorden. Het werkwoord behoort tot de woordenschat van het Zertifikat Deutsch of niveau B1. Opmerkingen

sein, onregelmatig
erschrecken
haben, regelmatig
erschrecken
haben, onregelmatig
erschrecken
Video 

B1 · onregelmatig · sein · onlosmakelijk

erschrecken

erschrickt · erschrak · ist erschrocken

 Verandering van de stamklinker  e - a - o   Verandering van e/i in de tegenwoordige tijd en de gebiedende wijs   Weglaten van dubbele medeklinkers bij medeklinkerverandering  ck - k - ck 

Engels startle, get frightened, be alarmed, be frightened (by), be scared, be shocked, be startled, frightened, scared

/ɛɐ̯ˈʃʁɛkn̩/ · /ɛɐ̯ˈʃʁɪkt/ · /ɛɐ̯ˈʃʁaːk/ · /ɛɐ̯ˈʃʁɛːkə/ · /ɛɐ̯ˈʃʁɔkn̩/

[Gefühle] von einem Schrecken ergriffen werden; stutzig werden, innehalten, stutzen, stocken

(sich+A, acc., bei+D, über+A, über+D, vor+D)

» Ich war erschrocken . Engels I was scared.

De eenvoudig vervoegde werkwoordsvormen in de tegenwoordige, verleden, gebiedende en aanvoegende wijs van erschrecken

Tegenwoordige tijd

ich erschreck(e)⁵
du erschrickst
er erschrickt
wir erschrecken
ihr erschreckt
sie erschrecken

Onvoltooid verleden tijd

ich erschrak
du erschrakst
er erschrak
wir erschraken
ihr erschrakt
sie erschraken

Imperatief

-
erschrick (du)
-
erschrecken wir
erschreckt (ihr)
erschrecken Sie

Konjunktief I

ich erschrecke
du erschreckest
er erschrecke
wir erschrecken
ihr erschrecket
sie erschrecken

Konjunktief II

ich erschräke
du erschräkest
er erschräke
wir erschräken
ihr erschräket
sie erschräken

Infinitief

erschrecken
zu erschrecken

Deelwoord

erschreckend
erschrocken

⁵ Alleen in informeel taalgebruik


indicatief

Het werkwoord erschrecken vervoegd in de aantonende wijs Actief in de tijden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd


Tegenwoordige tijd

ich erschreck(e)⁵
du erschrickst
er erschrickt
wir erschrecken
ihr erschreckt
sie erschrecken

Onvoltooid verleden tijd

ich erschrak
du erschrakst
er erschrak
wir erschraken
ihr erschrakt
sie erschraken

Perfectum

ich bin erschrocken
du bist erschrocken
er ist erschrocken
wir sind erschrocken
ihr seid erschrocken
sie sind erschrocken

Volt. verl. tijd

ich war erschrocken
du warst erschrocken
er war erschrocken
wir waren erschrocken
ihr wart erschrocken
sie waren erschrocken

Toekomende tijd I

ich werde erschrecken
du wirst erschrecken
er wird erschrecken
wir werden erschrecken
ihr werdet erschrecken
sie werden erschrecken

voltooid tegenwoordige toekomende tijd

ich werde erschrocken sein
du wirst erschrocken sein
er wird erschrocken sein
wir werden erschrocken sein
ihr werdet erschrocken sein
sie werden erschrocken sein

⁵ Alleen in informeel taalgebruik

Conjunctief

De vervoeging van het werkwoord erschrecken in de conjunctief I en II en in de tijden tegenwoordige tijd, verleden tijd, perfectum, plusquamperfectum en toekomende tijd.


Konjunktief I

ich erschrecke
du erschreckest
er erschrecke
wir erschrecken
ihr erschrecket
sie erschrecken

Konjunktief II

ich erschräke
du erschräkest
er erschräke
wir erschräken
ihr erschräket
sie erschräken

Voltooid Konj.

ich sei erschrocken
du seiest erschrocken
er sei erschrocken
wir seien erschrocken
ihr seiet erschrocken
sie seien erschrocken

Konj. volt. verl. t.

ich wäre erschrocken
du wärest erschrocken
er wäre erschrocken
wir wären erschrocken
ihr wäret erschrocken
sie wären erschrocken

Toekomende aanvoegende wijs I

ich werde erschrecken
du werdest erschrecken
er werde erschrecken
wir werden erschrecken
ihr werdet erschrecken
sie werden erschrecken

Toek. volt. aanw.

ich werde erschrocken sein
du werdest erschrocken sein
er werde erschrocken sein
wir werden erschrocken sein
ihr werdet erschrocken sein
sie werden erschrocken sein

Voorwaardelijke wijs II (würde)

Vervangende vormen van de Konjunktiv II worden vervoegd met "würde" als persoonsvorm.


Conjunctief II

ich würde erschrecken
du würdest erschrecken
er würde erschrecken
wir würden erschrecken
ihr würdet erschrecken
sie würden erschrecken

Verleden cond.

ich würde erschrocken sein
du würdest erschrocken sein
er würde erschrocken sein
wir würden erschrocken sein
ihr würdet erschrocken sein
sie würden erschrocken sein

Imperatief

De vervoegingsvormen in de gebiedende wijs Actief tegenwoordige tijd voor het werkwoord erschrecken


Tegenwoordige tijd

erschrick (du)
erschrecken wir
erschreckt (ihr)
erschrecken Sie

Infinitief/Deelwoord

De infinitieve vormen deelwoord en infinitief (met 'zu') in Actief voor erschrecken


Infinitief I


erschrecken
zu erschrecken

Infinitief II


erschrocken sein
erschrocken zu sein

Tegenwoordig deelwoord


erschreckend

Participle II


erschrocken

  • Ich war erschrocken . 
  • Sie war zu Tode erschrocken . 
  • Ich tat, als wäre ich erschrocken . 

Voorbeelden

Voorbeeldzinnen voor erschrecken


  • Ich war erschrocken . 
    Engels I was scared.
  • Sie war zu Tode erschrocken . 
    Engels She was scared to death.
  • Ich tat, als wäre ich erschrocken . 
    Engels I pretended to be shocked.

Voorbeelden 

Vertalingen

Vertalingen van het Duitse erschrecken


Duits erschrecken
Engels startle, get frightened, be alarmed, be frightened (by), be scared, be shocked, be startled, frightened
Russisch пугаться, испугаться, испугать, напугать, напугаться, прийти в ужас, приходить в ужас, пугать
Spaans asustarse, amedrentarse, asustar, atemorizarse, espantarse, horrorizarse, sobresaltarse, susto
Frans effrayer, s'effaroucher de, épouvanter
Turks korkmak, ürkmek
Portugees apavorar, assustar, assustar-se, estarrecer
Italiaans impressionarsi per, spaventare, spaventarsi, spaventarsi di, spaventarsi per
Roemeens se speria, se înfricoșa
Hongaars megijed, megrémül
Pools przestraszyć, przestraszyć się, straszyć, wystraszyć, zatrwożyć się
Grieks τρομάζω, φοβάμαι
Nederlands schrik, schrikken
Tsjechisch vyděsit se, děsit se, poděsit se, polekat se, uleknout se, zděsit se
Zweeds bli förskräckt, bli skrämd, förskräckas, skräckas
Deens forskrækkes
Japans 怯える, 驚く
Catalaans esgarrifar-se, espantar-se
Fins hirvittää, pelästyä
Noors frykte, skremme
Baskisch izutu
Servisch prestrašiti se, uplašiti se
Macedonisch уплашен
Sloveens prestrašiti se
Slowaaks vydesiť, zdesiť
Bosnisch prestrašiti se
Kroatisch prestrašiti se, uplašiti se
Oekraïens перелякатися, лякатися
Bulgaars стряскам се, уплашвам се
Wit-Russisch палякаць
Indonesisch kaget
Vietnamees sợ
Oezbeeks qo'rqib qolmoq
Hindi घबरा जाना
Chinees 受惊
Thais ตกใจ
Koreaans 놀라다
Azerbeidzjaans qorxmaq
Georgisch ეშინება
Bengaals ভীত হওয়া
Albanees frikësohem
Marathi भीत होणे
Nepalees भयभीत हुनु
Telugu భయపడటం
Lets izbīties
Tamil அச்சப்படு
Ests kartma
Armeens վախենալ
Koerdisch tirs bûn
Hebreeuwsלהיבהל
Arabischأخاف، رعب، فزع
Perzischترسیدن، وحشت کردن
Urduخوفزدہ ہونا، ڈرنا

erschrecken in dict.cc


Vertalingen 

Doe mee


Help ons en word een held door nieuwe inzendingen toe te voegen en bestaande te beoordelen. Als dank kun je deze website zonder advertenties gebruiken zodra je een bepaald aantal punten hebt behaald.



Inloggen

Alle helden 

Definities

Betekenissen en synoniemen van erschrecken

  • [Gefühle] jmdm. einen Schrecken einflößen, verschrecken, schrecken, schockieren, ängstigen, erschüttern
  • [Gefühle] von einem Schrecken ergriffen werden, stutzig werden, innehalten, stutzen, stocken
  • von einem Schrecken ergriffen werden, (einen) Schreck bekommen

erschrecken in openthesaurus.de

Betekenissen  Synoniemen 

Voorzetsels

Voorzetsels voor erschrecken


  • jemand/etwas erschrickt bei/über/vor etwas
  • jemand/etwas erschrickt sich vor etwas/jemandem
  • jemand/etwas erschrickt sich über etwas
  • jemand/etwas erschrickt vor etwas
  • jemand/etwas erschrickt vor etwas/jemandem
  • jemand/etwas erschrickt vor jemandem/etwas
  • jemand/etwas erschrickt vor/über etwas
  • jemand/etwas erschrickt über etwas

Toepassingen  Voorzetsels 

Verbuigingsregels

Gedetailleerde regels voor vervoeging

Woordenboeken

Alle vertaalwoordenboeken

Duitse werkwoord erschrecken vervoegen

Overzicht van alle tijden van het werkwoord erschrecken


De vervoeging van het werkwoord erschrecken wordt online overzichtelijk weergegeven in een werkwoordschema met alle vormen in enkelvoud en meervoud, en in alle personen (1e, 2e, 3e persoon). De verbuiging van het werkwoord erschrecken is dus een hulpmiddel voor huiswerk, toetsen, examens, Duitse les op school, Duits leren, studie en volwasseneneducatie. Vooral voor mensen die Duits leren is het belangrijk om de juiste vervoeging en de correcte vormen (erschrickt - erschrak - ist erschrocken) te kennen. Meer informatie vind je op Wiktionary erschrecken en op erschrecken in de Duden.

erschrecken vervoeging

Tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd Conjunctief I Conjunctief II Imperatief
ich erschreck(e)erschrakerschreckeerschräke-
du erschricksterschraksterschreckesterschräkesterschrick
er erschrickterschrakerschreckeerschräke-
wir erschreckenerschrakenerschreckenerschräkenerschrecken
ihr erschreckterschrakterschrecketerschräketerschreckt
sie erschreckenerschrakenerschreckenerschräkenerschrecken

indicatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich erschreck(e), du erschrickst, er erschrickt, wir erschrecken, ihr erschreckt, sie erschrecken
  • Onvoltooid verleden tijd: ich erschrak, du erschrakst, er erschrak, wir erschraken, ihr erschrakt, sie erschraken
  • Perfectum: ich bin erschrocken, du bist erschrocken, er ist erschrocken, wir sind erschrocken, ihr seid erschrocken, sie sind erschrocken
  • Voltooid verleden tijd: ich war erschrocken, du warst erschrocken, er war erschrocken, wir waren erschrocken, ihr wart erschrocken, sie waren erschrocken
  • Toekomende tijd I: ich werde erschrecken, du wirst erschrecken, er wird erschrecken, wir werden erschrecken, ihr werdet erschrecken, sie werden erschrecken
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde erschrocken sein, du wirst erschrocken sein, er wird erschrocken sein, wir werden erschrocken sein, ihr werdet erschrocken sein, sie werden erschrocken sein

Conjunctief Actief

  • Tegenwoordige tijd: ich erschrecke, du erschreckest, er erschrecke, wir erschrecken, ihr erschrecket, sie erschrecken
  • Onvoltooid verleden tijd: ich erschräke, du erschräkest, er erschräke, wir erschräken, ihr erschräket, sie erschräken
  • Perfectum: ich sei erschrocken, du seiest erschrocken, er sei erschrocken, wir seien erschrocken, ihr seiet erschrocken, sie seien erschrocken
  • Voltooid verleden tijd: ich wäre erschrocken, du wärest erschrocken, er wäre erschrocken, wir wären erschrocken, ihr wäret erschrocken, sie wären erschrocken
  • Toekomende tijd I: ich werde erschrecken, du werdest erschrecken, er werde erschrecken, wir werden erschrecken, ihr werdet erschrecken, sie werden erschrecken
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd: ich werde erschrocken sein, du werdest erschrocken sein, er werde erschrocken sein, wir werden erschrocken sein, ihr werdet erschrocken sein, sie werden erschrocken sein

Voorwaardelijke wijs II (würde) Actief

  • Onvoltooid verleden tijd: ich würde erschrecken, du würdest erschrecken, er würde erschrecken, wir würden erschrecken, ihr würdet erschrecken, sie würden erschrecken
  • Voltooid verleden tijd: ich würde erschrocken sein, du würdest erschrocken sein, er würde erschrocken sein, wir würden erschrocken sein, ihr würdet erschrocken sein, sie würden erschrocken sein

Imperatief Actief

  • Tegenwoordige tijd: erschrick (du), erschrecken wir, erschreckt (ihr), erschrecken Sie

Infinitief/Deelwoord Actief

  • Infinitief I: erschrecken, zu erschrecken
  • Infinitief II: erschrocken sein, erschrocken zu sein
  • Tegenwoordig deelwoord: erschreckend
  • Participle II: erschrocken

Opmerkingen



Inloggen

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 103398, 103398, 103398

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: erschrecken

* De zinnen van Tatoeba (tatoeba.org) zijn gratis beschikbaar onder de CC BY 2.0 FR (creativecommons.org/licenses/by/2.0/fr/) licentie. Sommige zijn aangepast. De auteurs van de zinnen zijn te vinden via: 5102346, 8490845, 2738851